Ten aanzien van eisers betoog dat de berekening van de geurhinder ten aanzien van maatregel 1 en 2 niet correct is, overweegt de rechtbank dat onbetwist is dat de geurberekeningen die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit, zijn uitgevoerd op basis van het voorgeschreven verspreidingsmodel ‘V-stacks’. Daarbij is wat betreft de geurreducerende voorzieningen en de maatgegevens terecht uitgegaan van de omgevingsvergunningaanvraag. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat bij de berekeningen onjuiste gegevens zijn gehanteerd of dat deze berekeningen anderszins onjuist zijn. Verweerder heeft bij de bepaling of maatregel 1 en maatregel 2 geurreducerende maatregelen zijn, terecht de geurbelasting in de vergunde/oude situatie, waarbij sprake was van 6,9 odeur units per kubieke meter lucht (Ou/m³) in stal 5/6 en 16,1 Ou/m³ in stal 7, vergeleken met de geurbelasting in de aangevraagde situatie, na toepassing van maatregel 1 en 2. In de aangevraagde situatie verhuizen 466 varkens van stal 5/6 naar stal 7, en daalt de Ou/m³ per dier in stal 5/6 ten gevolge van een nieuwe biologisch gecombineerde luchtwasser met 3,5 Ou/m³. De geurbelasting per dier in stal 7 blijft 16,1 Ou/m³. Uit de Geurberekeningen V-Stacks V2010, opgenomen in de “Nadere toelichting & bijlage Aanvraag omgevingsvergunning”, gemaakt op 19-11-2012, 13:26:23, blijkt dat in de oude/vergunde situatie sprake is van 29.545,8 geureenheden in stal 5/6 en 45.981,6 geureenheden voor stal 7, in totaal 75527,4 Ou/m³, hetgeen niet onderbouwd is weerlegd. In de aangevraagde situatie wordt dit voor stal 5/6 13.356,0 Ou/m³. De geurbelasting in stal 7 neemt ten gevolge van maatregel 1 toe met 3.215,4 Ou/m³. Dit betekent dat de maatregelen 1 en 2 een geurreductie opleveren van 16.185-3.216= 12.969 Ou/m³. Ook voor wat betreft deze uitkomst is niet aannemelijk gemaakt dat deze, uitgaande van de parameters zoals verweerder die heeft gehanteerd, onjuist is.
Voor elk van de vijftien geurgevoelige locaties is het effect van maatregel 1 berekend en vergeleken met de geurnorm. Blijkens de geurberekeningen veroorzaakt het bij het bestreden besluit vergunde veebestand in de vergunde huisvestingssituatie een geurbelasting van 70.943,4 Ou/m³. Daarmee wordt voldaan aan de geldende geurnorm. Tevens wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 3, vierde lid, van de Wgv, nu weliswaar sprake is van een toename van het aantal dieren met 2724, echter deze toename leidt vanwege de geurbelastingreducerende maatregelen, waarbij met name de nieuwe biologisch gecombineerde luchtwasser voor een grote reductie zorgt, niet tot een toename van de geurbelasting. De geurbelasting was onder de vergunde situatie immers 75527,4 Ou/m³ en wordt onder de aangevraagde situatie 70.943,4 Ou/m³, zodat de omgevingsvergunning in zoverre niet kon worden geweigerd. De beroepsgrond faalt.
Eisers betoog dat verweerder voor de te verplaatsen varkens ten onrechte heeft gerekend met een geureenheid van 6,9 Ou/m³, nu deze varkens immers in stal 7 zullen worden gehuisvest, waarbij per dier met 16,1 Ou/m³ dient te worden gerekend, slaagt evenmin. De toename van de geurbelasting tengevolge van deze verplaatsing komt uiteindelijk tot uitdrukking bij de berekening van de geurbelasting in de vergunde situatie van stal 7. Bij de berekening van het effect van de geurbeperkende maatregel is verweerder terecht uitgegaan van een vermindering van het aantal varkens in stal 5/6 met de daarbij behorende Ou/m³
van 6,9.