ECLI:NL:RBLIM:2014:3740

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
03/702670-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en drugshandel door verdachte en medeverdachte met minderjarige

Op 23 april 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en drugshandel. De verdachte werd beschuldigd van het aanzetten tot prostitutie van een minderjarige, genaamd [slachtoffer], en het in bezit hebben van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachte, de minderjarige had geworven en haar had aangemoedigd om als prostituee te werken. Dit gebeurde in de periode van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011, terwijl het slachtoffer nog geen achttien jaar oud was. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte de minderjarige hebben voorzien van harddrugs en haar hebben aangemoedigd om haar verdiensten uit de prostitutie aan hen af te staan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, dat weggelopen was uit een gesloten jeugdinstelling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte geen blijk had gegeven van inzicht in de onjuistheid van zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/702670-12
Datum uitspraak : 23 april 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 9 april 2014.
De rechtbank heeft op 9 april 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman. Tevens is gehoord de benadeelde partij [slachtoffer] bijgestaan door haar raadsman, mr. F.E.L. Teerling, advocaat te Heerlen.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en/of
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft/hebben ondernomen, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij (slachtoffer [slachtoffer]) de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt;
en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- aan die [slachtoffer] voorgesteld om te gaan werken als prostituee en/of
- die [slachtoffer] als prostituee laten werken en/of
- een (erotische) foto van die [slachtoffer] gemaakt en/of vervolgens voor die [slachtoffer] een advertentie op een (erotische) site (onder de naam [S.]) geplaatst en/of
- voor die [slachtoffer] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen waar zij zich kon prostitueren en/of
- de contacten onderhouden met één of meerdere man(nen)/klant(en) voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en/of
- die [slachtoffer] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of die [slachtoffer] gebracht en/of vervoerd naar één of meer man(nen)/klant(en) voor het verrichten van seksuele handelingen (tegen betaling) en/of
- die [slachtoffer] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs en
- die [slachtoffer] in een door de verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie en/of in een afgesloten woning heeft/hebben gehouden;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2012 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 52 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 150 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
ongeveer 3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of GHB en/of heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden acht de officier van justitie beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij betoogd dat kan worden bewezen dat verdachte en zijn mededader het slachtoffer [slachtoffer] hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer]. Ook acht zij bewezen dat verdachte en zijn mededader het slachtoffer [slachtoffer] ertoe hebben gebracht zich te prostitueren en dat verdachte en zijn mededader opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de prostitutieverdiensten van [slachtoffer], nu zij beiden een gezamenlijke huishouding voerden. Deze handelingen hebben plaats gehad terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en zij onder invloed van harddrugs was.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar het aantreffen van de drugs in de woning van verdachte en zijn mededader, het onderzoek door het NFI ter vaststelling van de soort drugs en de bekennende verklaring van verdachte dienaangaande.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 geconcludeerd tot vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. Hij heeft betoogd dat verdachte enkel de intentie had om [slachtoffer] te helpen door haar mee naar huis te nemen en onderdak te bieden. Nooit heeft hij met dit handelen het oogmerk gehad op seksuele uitbuiting van [slachtoffer]. Ook heeft verdachte stellig ontkend iets te maken te hebben met de advertenties op sekssites en de seksafspraak die uiteindelijk met een klant is gemaakt. Verdachte wist niet dat [slachtoffer] minderjarig was en heeft zich niet gerealiseerd dat zij was weggelopen uit een gesloten instelling voor personen onder de 18 jaren. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer] vrije toegang tot het huis had doordat ze de beschikking had over een huissleutel. Ook kon zij vrijelijk gebruik maken van de computer in de woning. Mogelijkerwijs was het emailaccount van verdachte toegankelijk voor [slachtoffer], hetgeen de emailcorrespondentie met potentiële klanten verklaart. De omstandigheid dat verdachte er op het gebied van seksualiteit een bepaalde levensstijl op na houdt met zijn partner, kan volgens de raadsman niet bijdragen aan het bewijs.
Alles overwegende is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting, aldus de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1] Feit 1
Inleiding
Op 6 december 2011 werd een politiepatrouille verzocht om te gaan naar de [adres verdachte]. Aldaar zou zich een meisje bevinden genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] te Heerlen.
[slachtoffer] was op 24 november 2011 weggelopen uit de gesloten inrichting voor jeugdigen “Icarus” in Cadier en Keer. Zij stond gesignaleerd ter opsporing, aanhouding en terugbrenging. [slachtoffer] werd op 6 december 2011 inderdaad teruggevonden op het adres [adres verdachte]. [slachtoffer] werd aldaar aangetroffen in een kledingkast, terwijl de bewoonster, medeverdachte [medeverdachte], tegen de verbalisanten had gezegd dat er geen [slachtoffer] in de woning aanwezig was. [2]
Verklaringen [slachtoffer]
Op 14 december 2011 wordt er een zogenaamd intakegesprek mensenhandel met [slachtoffer] gevoerd. In dit gesprek vertelt zij over de periode waarin zij was weggelopen van Icarus, namelijk van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011.
[slachtoffer] vertelt dat zij, alvorens te zijn weggelopen, meermalen telefonisch contact heeft gehad met ene [AJ]. Tijdens deze gesprekken had [AJ] tegen [slachtoffer] gezegd dat zij moest weglopen en dat hij dan alles voor haar zou regelen. Nadat [slachtoffer] op 24 november 2011 daadwerkelijk de benen had genomen, heeft zij telefonisch contact gezocht met [AJ]. Het kwam tot een ontmoeting, maar zij kon die nacht niet bij [AJ] verblijven. In plaats daarvan werd zij naar een vriend van [AJ] gestuurd. In de nacht daaropvolgend had [slachtoffer] op straat verdachte ontmoet. Hij nodigde haar uit om mee te gaan naar zijn huis aan de [adres verdachte]. Daar ontmoette zij ook [medeverdachte], de partner van [verdachte]. Die nacht sliep [slachtoffer] nog met [AJ] bij diens vriend. Vanaf de derde dag dat zij was weggelopen verbleef [slachtoffer] bij verdachte en [medeverdachte]. Gedurende dat verblijf gebruikte [slachtoffer] dagelijks verdovende middelen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte]: speed, cocaïne en ook vaker GHB. Verdachte haalde bier voor haar. [slachtoffer] wilde geld verdienen en vernam op enig moment van medeverdachte [medeverdachte] dat zij als escort werkte en wat de tarieven waren voor verschillende seksuele diensten. Dit vond [slachtoffer] naar eigen zeggen lekker verdienen. Daarop is zij ook als escort aan het werk gegaan. Verdachte plaatste daartoe een contactadvertentie onder de naam [S.] op de internetsite [een website]. [slachtoffer] vertelde dat zij maar één klant had gehad, namelijk een man uit Kerkrade. Dit was op zondag 4 december 2011. Zij geeft in het gesprek een omschrijving van de binnen- en buitenzijde van de woning van deze klant en een signalement van de klant zelf. De afspraak met deze klant was gemaakt door verdachte en [medeverdachte]. [medeverdachte] had [slachtoffer] met de auto naar deze klant gebracht en was mee naar binnen gegaan om af te rekenen. Zij had ook het geld van de klant aangenomen en had het bedrag meegenomen toen zij de woning verliet. Dit betrof een bedrag van € 125,00 voor de door [slachtoffer] te verrichten dienst genaamd ‘standaard neuken’. Gevraagd naar hoeveel geld zij van dit bedrag had gekregen, verklaarde [slachtoffer]: “twee pakjes shag, een pakje sigaretten en dus nog die € 35,- en het rijden van [C.] kost natuurlijk ook geld”. Zij had uit een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] begrepen dat dit bedrag bij haar identiteitskaart zou liggen. Dit geld was echter in de woning van verdachte en [medeverdachte] achtergebleven toen de politie haar aanhield. [slachtoffer] had tegen de klant verteld dat zij achttien jaar oud was, omdat verdachte en [medeverdachte] haar zo geïnstrueerd hadden.
Nadat [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte] bij de klant opgehaald was, zijn ze naar een volgend adres gegaan in Kerkrade. [slachtoffer] zou daar voor drie uur € 375,00 krijgen. Verdachte had ook deze afspraak via internet voor [slachtoffer] gemaakt. Op het adres aangekomen bleek het echter om een nepadres te gaan.
[slachtoffer] vertelde dat zij die dag zeker drugs had gebruikt. Ze had alle dagen waarop ze bij verdachte en [medeverdachte] verbleef, veel drugs gebruikt. [3]
Op 14 november 2013 heeft [slachtoffer] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op de eerste avond waarop zij bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verbleef, al heeft verteld dat ze zeventien jaar oud was, dat ze was weggelopen van Icarus en dat ze daar tot haar achttiende jaar moest blijven. Op de derde dag nadat ze was weggelopen, hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verteld over hun seksleven en dat zij aan ‘swingen’ deden. Onder invloed van drugs heeft zij ingestemd om seks met hen en anderen te hebben. Ongeveer op de helft van haar verblijf bij de verdachten, zijn zij gaan praten over seks tegen betaling. Medeverdachte [medeverdachte] is daar als eerste over begonnen. [verdachte] en [medeverdachte] zeiden dat het eten en slapen niet allemaal gratis kon. [medeverdachte] heeft zelf verteld over haar bijverdiensten als escort. [4]
In de navolgende bewijsmiddelen vindt de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer].
Getuigenverklaringen
Allereerst zijn twee medewerkers van de stichting Jeugdzorg Sint Jozef in Cadier en Keer gehoord. Zij verklaren over de toestand waarin [slachtoffer] verkeerde bij haar terugkomst bij Icarus.
Mevrouw [getuige 1], trajectbegeleider, verklaart dat [slachtoffer] bij terugkomst zelf had aangegeven dat zij drugs had gebruikt. Een direct uitgevoerde urinetest had een positief resultaat op ‘amfetamine H’ met een hoeveelheid groter dan 1000. [slachtoffer] had een lijstje gemaakt van de drugs die ze had gebruikt. Op grond van de fysieke toestand van [slachtoffer] bestond het vermoeden dat ze veel drugs had gebruikt. Twee dagen na terugkomst bij Icarus lag ze nog steeds uitgeput in bed en was moeilijk aanspreekbaar. [5] Op het briefje van [slachtoffer] met de gebruikte drugs stonden ghb, speed, xtc, coke, special K. [6]
De heer [getuige 2], forensisch pedagogisch medewerker bij voornoemde stichting, verklaart dat [slachtoffer] na haar terugkeer bij Icarus emotioneel gezien een wrak was. Hij omschrijft [slachtoffer] als een kind van de rekening. Zij is getraumatiseerd door alles wat zij heeft meegemaakt. [slachtoffer] verblijft op dat moment in een gesloten meidengroep bij Icarus. Deze groep bestond uit meisjes met een gemiddeld laag IQ, met gedragsproblemen en met
loverboyproblematiek. [7]
Voorts is [getuige 3], de zoon van de medeverdachte, gehoord. [getuige 3] verklaart dat hij een meisje van 17 jaar oud heeft leren kennen bij zijn moeder en verdachte thuis. Verdachte was die dag uit de nachtdienst thuis gekomen en had dat meisje bij zich. Dit was in de nacht, rond 3:00 uur. De dag erna is hij wederom bij zijn moeder langs gegaan en heeft hij met dat meisje gesproken. Haar naam was [slachtoffer] . [slachtoffer] had [getuige 3] verteld over haar verleden en dat ze was weggelopen uit een internaat. [slachtoffer] is twee dagen bij [getuige 3] geweest en zij heeft bijna een week in de woning van de moeder van de getuige [getuige 3] en de verdachte [verdachte] verbleven. [getuige 3] verklaart dat hij de politie heeft gebeld met de mededeling dat [slachtoffer] vermist was. Op 6 december 2011 is hij door zijn moeder gebeld met de mededeling dat de politie [slachtoffer] was komen ophalen.
De klant van [slachtoffer] in Kerkrade is getraceerd aan de hand van de door [slachtoffer] verstrekte gegevens en het aanwijzen door [slachtoffer] van de betreffende woning. [8] [getuige 4] heeft verklaard dat hij eind vorig jaar (eind 2011 gelet op de datum van het verhoor) contact heeft gehad met een jonger meisje. Ze adverteerde dat ze een ‘lolita-type’ was. Hij meent dat ze blond haar had en ongeveer 1.60 groot was. Dit meisje werd begeleid door een mevrouw [medeverdachte]. Het meisje vertelde dat mevrouw [medeverdachte] alles regelde met betrekking tot het zakelijke gedeelte. [medeverdachte] beantwoordde de mails en regelde het vervoer. Op de e-mails die [getuige 4] ontving voorafgaand aan de seksafspraak stond de naam [medeverdachte]. [getuige 4] begreep hieruit dat mevrouw [medeverdachte] eigenlijk een soort pooier was van de meid.
Mevrouw [medeverdachte] was ook in de woning van [getuige 4] geweest en had zich ervan overtuigd dat alles wel netjes was, want anders ging de afspraak niet door. [getuige 4] verklaart dat hij beschermde seks had met het meisje. Op voorhand was [getuige 4] verteld dat het meisje 18 jaar was. Hij heeft dit nog gevraagd aan het meisje en zij antwoordde toen dat ze pas 18 was.
Hij heeft het afgesproken bedrag van € 125,00 aan mevrouw [medeverdachte] betaald. Het meisje stond op de site [een website] bij de amateurhoeren. [getuige 4] heeft op de advertentie gereageerd en kreeg toen email van een [medeverdachte]. Vervolgens werd er zakelijk contact gevoerd. Hij dacht eerst dat hij contact had met het meisje zelf. Later begreep hij van het meisje dat de hele correspondentie door die [medeverdachte] was gevoerd. [9] Mevrouw [medeverdachte] heeft het geld geïnd en is vervolgens direct weer vertrokken. Zij was een blanke vrouw met een normaal postuur. Ze sprak Nederlands met een Limburgse tongval. [10]
Onderzoek aan de computers uit de woning van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]
Bij onderzoek aan de onder verdachte en [medeverdachte] in beslaggenomen computers werden delen van e-mails aangetroffen, verstuurd van en naar het emailadres van verdachte: [emailadres]. In deze e-mails wordt steeds het nummer [gsmnummer] genoemd. Deze e-mails hebben betrekking op een advertentie op de internetsite [een website], waarin de seksuele diensten van een vrouw, genaamd [S.], van achttien jaar oud, worden aangeboden. [11]
Ciot-bevraging
Uit de zogenaamde ciot-bevraging is gebleken dat het nummer [gsmnummer] op naam van verdachte staat. [12]
Verklaringen verdachten
De medeverdachte, verdachtes partner [medeverdachte], heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] korte tijd onderdak heeft gekregen bij haar en verdachte. Verdachte had het meisje na een nachtdienst opgepikt op straat.
Op 6 december 2011 is [slachtoffer] opgehaald door de politie. Medeverdachte [medeverdachte] wist naar eigen zeggen dat [slachtoffer] niet kon blijven, omdat ze uit een inrichting in Cadier en Keer was weggelopen. [13]
[medeverdachte] verklaart in een verhoor dat [slachtoffer] in het begin toen er speed op tafel lag, vroeg of zij ook wat mocht hebben. [medeverdachte] heeft toen gezegd “ja pak maar’. [slachtoffer] was geïnteresseerd in de wereld van de betaalde seks en wist dat [medeverdachte] in het verleden een escortbureau had. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] naar een klant in Kerkrade heeft gereden. [medeverdachte] geeft daarbij aan dat dit haar enige betrokkenheid is geweest bij de werkzaamheden van [slachtoffer] als escort. Die klant woonde op de [adres klant] te Kerkrade. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] na afloop ook weer opgehaald. Zij had afgesproken met [slachtoffer] dat zij de brandstofkosten van de auto vergoed zou krijgen en het gebruik van de telefoon. Dit betrof de telefoon met het nummer [gsmnummer], zijnde verdachtes nummer.
[medeverdachte] verklaart voorts dat [slachtoffer] zeventien jaar oud was toen de advertentie op [een website] gemaakt werd. Zij kwam er toen achter dat [slachtoffer] nog 18 jaar moest worden, omdat [slachtoffer] haar identiteitskaart bij [medeverdachte] in bewaring had gegeven. [medeverdachte] verklaart dat verdachte ook wel eens reageerde op e-mails van de klanten, omdat hij daar lol aan had. Die mails kwamen binnen op [een website]. Verdachte en zij hadden er zelf ook een advertentie op gezet voor hun tweeën. [medeverdachte] verklaart dat zij de klant uit Kerkrade telefonisch heeft gesproken over diens adres. Ook heeft zij de betaling voor [slachtoffer] door die klant afgehandeld. [medeverdachte] verklaart van dit geld sigaretten, shag en een opwaardeerkaart voor de gsm te hebben gekocht voor [slachtoffer]. Ook heeft ze
€ 25,00 brandstofkosten ingehouden. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] vervoerd naar de klant in Kerkrade met de auto van verdachte. [14]
Verdachte heeft bij de politie ter zake enkel verklaard dat hij [slachtoffer] heeft meegenomen naar huis. Op weg naar huis na zijn nachtdienst zag hij haar alleen lopen op straat en heeft hij gevraagd of hij haar kon helpen. Hij heeft haar laten bellen en toen zij geen contact kreeg, heeft hij haar mee naar huis genomen. Hij heeft aangeboden dat ze een paar dagen kon blijven. In de tijd dat zij bij hem thuis verbleef nam hij wel eens bier voor haar mee en sigaretten. [15]
Tussenconclusies
Uit de vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, trekt de rechtbank een aantal tussenconclusies met betrekking tot de tenlastegelegde feitelijke handelingen. Op grond van de in het voorgaande weergegeven verklaringen van [slachtoffer] acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte en zijn partner aan [slachtoffer] hebben voorgesteld om te gaan werken als prostituee. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de medeverdachte toegeeft met [slachtoffer] over betaalde seks te hebben gesproken, dat de medeverdachte zelf een escortbureau heeft gehad en dat verdachte en medeverdachte zelf actief waren op de internetsite [een website].
Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn partner, [slachtoffer] daadwerkelijk als prostituee hebben laten werken. Dit volgt uit de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van de getuige [getuige 4]. Deze getuige verklaart immers alle contacten met een mevrouw [medeverdachte] te hebben gevoerd, zijnde de medeverdachte, partner van verdachte. De medeverdachte heeft tegenover de politie verklaard dat ook verdachte wel eens de e-mails beantwoordde waarin werd gereageerd op de seksadvertentie betreffende [slachtoffer].
Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte en zijn partner een erotische foto van [slachtoffer] hebben gemaakt. Hiervan blijkt namelijk niets uit het dossier.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte een advertentie op een erotische site onder de naam [S.] heeft geplaatst. Dit blijkt uit de verklaring van [slachtoffer]. Uit het onderzoek aan de computers uit de woning van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat alle e-mailcorrespondentie met betrekking tot de seksadvertentie is gevoerd met gebruikmaking van het emailadres van [verdachte]. Ook het telefoonnummer van [verdachte] wordt in deze correspondentie veelvuldig genoemd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat [slachtoffer] zelf bedoelde privégegevens van verdachte heeft weten te achterhalen via internet en geheel buiten verdachte om heeft gebruikt, dit mede gelet op de verklaring van de medeverdachte dat de computer was beveiligd met een wachtwoord.
Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] voor [slachtoffer] een locatie hebben geregeld alwaar zij zich kon prostitueren, omdat hiervan niet blijkt uit het dossier.
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] respectievelijk van getuige [getuige 4] en het resultaat van het onderzoek van de computers aangetroffen in de woning van verdachte en de medeverdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn partner voor [slachtoffer] de contacten hebben onderhouden met (potentiële) klanten voor het verrichten van seksuele handelingen door [slachtoffer]. [slachtoffer] verklaart niet alleen over haar afspraak met [getuige 4], maar ook dat zij na de afspraak met [getuige 4] voor een volgende afspraak naar een ander adres is gebracht, hetgeen een nepadres bleek te zijn. [getuige 4] verklaart het contact voorafgaand aan de afspraak te hebben gevoerd met een mevrouw [medeverdachte]. Uit het onderzoek aan de computers is gebleken dat de correspondentie naar aanleiding van een advertentie op [een website] waarin een 18-jarige [S.] haar diensten aanbiedt, is gevoerd met gebruikmaking van het emailadres en het telefoonnummer van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij telefonisch contact had met [getuige 4] en dat ook verdachte het leuk vond om te reageren op e-mails naar aanleiding van de advertentie met betrekking tot [slachtoffer].
Medeverdachte [medeverdachte] heeft aangegeven dat zij [slachtoffer] naar haar seksafspraak met een klant in Kerkrade heeft gebracht en ook weer heeft opgehaald. Dit volgt eveneens uit de verklaring van [slachtoffer]. Het brengen en vervoeren van [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen acht de rechtbank derhalve ook bewezen.
De rechtbank acht eveneens voldoende bewijs aanwezig dat [slachtoffer] is bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie af te staan aan verdachte en zijn partner. [slachtoffer] verklaart dat zij nooit het geld heeft ontvangen dat zij verdiende met het verrichten van seksuele handelingen met [getuige 4]. [getuige 4] verklaart het geld te hebben afgegeven aan mevrouw [medeverdachte], zijnde de partner van verdachte. De medeverdachte van verdachte verklaart dit overigens ook zelf. Zij heeft van het door [slachtoffer] verdiende geld brandstof betaald voor het gebruik van de auto van verdachte. Verdachte en [medeverdachte] voeren een gezamenlijke huishouding. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat het door [slachtoffer] verdiende geld ook strekte tot voordeel van verdachte.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte en haar mededader [slachtoffer] hebben voorzien van meerdere soorten harddrugs. [slachtoffer] verklaart hier gedetailleerd over bij de politie. Twee medewerkers van Icarus hebben bevestigd dat [slachtoffer] sterk onder invloed was toen zij terugkeerde bij de gesloten instelling. De urinetest bij [slachtoffer] was positief voor drugs. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte en haar mededader zijn de door [slachtoffer] aangegeven harddrugs aangetroffen. Niet aannemelijk acht de rechtbank dat [slachtoffer] zelf deze harddrugs heeft aangeschaft, immers zij was weggelopen uit een gesloten jeugdinstelling en had geen geld om deze drugs te bekostigen.
De rechtbank acht niet bewezen dat [slachtoffer] door de verdachte en zijn mededader in een gecontroleerde situatie is gehouden of dat zij haar in een afgesloten woning hebben gehouden. Hiervoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de bewezen verklaarde feitelijke handelingen van verdachte en zijn medeverdachte zijn begaan met het oog op seksuele uitbuiting van [slachtoffer] en of deze feitelijke handelingen zich laten kwalificeren als mensenhandel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Het werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer]
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en de medeverdachte aan [slachtoffer] onderdak hebben geboden met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer]. Hiervoor heeft de rechtbank geen bewijs aangetroffen in het dossier. De rechtbank acht niet onaannemelijk dat verdachte in eerste instantie [slachtoffer] heeft willen helpen door haar midden in de nacht van straat te halen en haar onderdak aan te bieden. In dit verband hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van [slachtoffer]. Ook zij verklaart dat verdachte haar zijn hulp aanbood toen zij in de nacht alleen over straat liep en dat pas na een aantal dagen het escortwerk ter sprake is gebracht.
[slachtoffer] ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling
Hiervoor is reeds aangegeven dat de rechtbank geen bewijs aanwezig acht dat verdachte en zijn partner van meet af aan het oogmerk van seksuele uitbuiting van [slachtoffer] hebben gehad. De rechtbank heeft wel voldoende bewijs aangetroffen dat verdachte en zijn partner tijdens het verblijf van [slachtoffer] in hun woning, die [slachtoffer] ertoe hebben bewogen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling.
Uit de inhoud van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken leidt de rechtbank af dat tijdens het verblijf van [slachtoffer] in de woning van verdachte en de medeverdachte, het plan rijpte om [slachtoffer] als escort te laten werken. [slachtoffer] verklaarde dat zij het door de medeverdachte geschetste beeld van de escortwerkzaamheden aantrekkelijk vond. De tarieven van de seksuele diensten spraken haar kennelijk aan. Verdachte en zijn medeverdachte hebben de daadwerkelijke instap van [slachtoffer] in de escortbranche vergemakkelijkt, door te benadrukken dat haar verblijf niet gratis was, haar drugs en alcohol te laten gebruiken en deze instap volledig te faciliteren. Dit deden zij door een advertentie voor [slachtoffer] te plaatsen op een site waar zij zelf reeds adverteerden, de contacten met potentiële klanten te onderhouden en door het vervoer van [slachtoffer] naar en van klanten te regelen. De drempel werd hierdoor wel erg laag voor [slachtoffer], nu zij voor het overige geen inkomsten genoot. In dat verband weegt de rechtbank zwaar mee dat [slachtoffer] toen onttrokken was aan het wettelijk gezag en nergens anders terecht kon. [slachtoffer] was in die periode zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar. Dat moet voor verdachte duidelijk zijn geweest. Hij wist immers dat [slachtoffer] weggelopen was uit een gesloten jeugdinstelling. Ook was hij ervan op de hoogte dat zij problemen had met de jongen die voor haar onderdak zou zorgen. Treffend acht de rechtbank in dit opzicht de verklaring van [slachtoffer] dat zij verdachte als een vaderfiguur zag en verdachtes mededader als een vriendin beschouwde. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van deze omstandigheden.
Het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte en zijn partner opzettelijk voordeel hebben genoten uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met een derde. Immers volgt uit de verklaringen van [slachtoffer], van [getuige 4] en van de medeverdachte, dat de medeverdachte het geld van [getuige 4], zijnde een klant van [slachtoffer], heeft aangenomen. Zij verklaart dat zij hier sigaretten, brandstof voor de auto van verdachte en een opwaardeerkaart voor de gsm van heeft gekocht. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij – afgezien van sigaretten en tabak – nooit iets heeft gekregen van het door [getuige 4] betaalde geld.
Minderjarigheid
De rechtbank volstaat met de vaststelling dat [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt ten tijde van de tenlastegelegde handelingen en dat zij hoorde te verblijven in de jeugdinstelling Icarus te Cadier en Keer, op basis van een ondertoezichtstelling met machtiging gesloten jeugdzorg. Daarmee bestaat voldoende bewijs dat de handelingen van verdachte en zijn mededader hebben plaatsgevonden ten aanzien van een minderjarige.
De partner van verdachte verklaart overigens bij de politie wel dat ze, op het moment dat de advertentie op de sekssite werd geplaatst, op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat verdachte en zijn partner niet op de hoogte waren van het feit dat [slachtoffer] minderjarig was, verwerpt de rechtbank dit verweer.
Vorenstaande overwegingen leiden de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in vereniging, namelijk de seksuele uitbuiting van de minderjarige [slachtoffer], door haar te bewegen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en door hieruit opzettelijk voordeel te trekken. Verdachte heeft samen met de medeverdachte de escortwerkzaamheden van [slachtoffer] gefaciliteerd en uit deze werkzaamheden van [slachtoffer] voordeel getrokken.
Feit 2:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting op 9 april 2014 [16] ;
- het proces-verbaal van doorzoeking woning [adres verdachte] [17] ;
- de kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 14 februari 2012 [18] ;
- de rapporten van het NFI ter identificatie van drugs en precursoren [19] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij (slachtoffer [slachtoffer]) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
immers hebben verdachte en zijn mededader
- aan die [slachtoffer] voorgesteld om te gaan werken als prostituee en
- die [slachtoffer] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer] een advertentie op een erotische site onder de naam [S.] geplaatst en
- de contacten onderhouden met (potentiële) klanten voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en
- die [slachtoffer] gebracht en vervoerd naar klanten voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en
- die [slachtoffer] bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en zijn mededader af te staan en
- die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs
2.
op 14 februari 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91,58 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 52 pillen van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 150 milliliter van een materiaal bevattende GHB en ongeveer 3 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en MDMA en GHB en heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Mensenhandel in vereniging
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van
de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaren.
Ter onderbouwing van haar eis heeft de officier van justitie onder andere verwezen naar de uitgangspunten van het openbaar ministerie voor strafvordering ten aanzien van mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting en naar een arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 21 februari 2014, parketnummer 20-001905-13.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het door de officier van justitie aangehaalde arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak, aangezien de feitelijke handelingen aanzienlijk verschillen. De raadsman heeft ervoor gepleit bij het bepalen van de strafmaat gewicht toe te kennen aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft hij gewezen op het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten, hetgeen verdisconteerd dient te worden in de strafmaat. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal volgens de raadsman ernstige consequenties hebben voor het werk en het gezin van verdachte. De raadsman pleit daarom voor een forse voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte en zijn partner hebben onderdak geboden aan een minderjarig meisje, dat was weggelopen uit een gesloten jeugdinstelling. Dit meisje, [slachtoffer], verbleef op basis van een ondertoezichtstelling met machtiging tot gesloten jeugdzorg in een gesloten leefgroep van Icarus. Deze leefgroep bestond uit meisjes met een gemiddeld laag IQ, met gedragsproblemen en met
loverboyproblematiek. Nadat [slachtoffer] was weggelopen en bij verdachte en zijn partner verbleef, kon zij niet gemakkelijk ergens anders terecht. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze situatie.
Verdachte en zijn partner hebben onvoldoende oog gehad voor de positie waarin [slachtoffer] verkeerde. Zij was minderjarig en kwetsbaar. Verdachte en zijn partner hebben hun eigen financiële gewin voor ogen gehad toen zij [slachtoffer] bewogen als escort te gaan werken. [slachtoffer] werd door verdachte en zijn mededader in staat gesteld harddrugs te gebruiken en alcohol te nuttigen. Verdachte en zijn mededader hebben de praktische gang van zaken van [slachtoffer] naar de escortprostitutie geregeld. Uit de twee gemaakte afspraken op 5 december 2011 en uit de intensieve correspondentie met potentiële klanten zoals aangetroffen op de computers van verdachte en zijn partner, blijkt van het voornemen tot intensieve exploitatie van [slachtoffer]. Enkel doordat de politie op 6 december 2011 [slachtoffer] in de woning van verdachte en zijn mededader heeft aangetroffen is het bij één klant is gebleven.
[slachtoffer] vertrouwde verdachte en zijn partner. Verdachte heeft dit vertrouwen beschaamd. [slachtoffer] besefte later pas dat verdachte en zijn partner gaandeweg haar verblijf in het gezin hadden besloten haar seksueel te exploiteren. Prostitutie op minderjarige leeftijd vormt een aanslag op de lichamelijke en geestelijke integriteit. Verdachte heeft tijdens het onderzoek geen blijk ervan gegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien.
Voorts is ten laste van verdachte bewezenverklaard dat hij, in vereniging met zijn partner, relatief grote hoeveelheden harddrugs in huis had.
Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming.
De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat het handelen van de verdachte in meerdere opzichten verwerpelijk is. Desondanks zal de rechtbank de officier van justitie, voor zover het de hoogte van de straf betreft, toch niet volgen in haar eis.
Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat de rechtbank minder onderdelen bewezen acht dan waarvan de officier van justitie in haar eis vanuit gaat. Anderzijds heeft de rechtbank gekeken naar de strafmaat in vergelijkbare strafzaken, waarin sprake was van seksuele uitbuiting van minderjarigen. De onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met de omstandigheden in het door de officier van justitie aangehaalde arrest. Qua periode en feitelijke uitbuitingshandelingen is sprake van grote verschillen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank laat het tijdsverloop sinds verdachte in april 2012 is aangehouden voor de tenlastegelegde feiten ook meetellen.
Alles overwegende acht de rechtbank voor de beide bewezenverklaarde feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.500,00 ter zake van feit 1. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer] de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om ter hoogte van het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, nu hij heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de Nederlandse wet een restrictief stelsel kent ten aanzien van het toekennen van een schadevergoeding. Artikel 6:106 BW geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding van immateriële schade bestaat slechts voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Uit het eerste lid onder b van voornoemd artikel volgt dat voor nadeel, dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer] in haar persoon is aangetast, doordat zij door de verdachte en zijn mededader is bewogen om haar lichaam te verkopen ter financieel gewin van verdachte en zijn mededader. Aldus staat genoegzaam vast dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De verdachte zal voorts ter zake van (onder andere) dit feit een straf worden opgelegd.
Nu de raadsman de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet inhoudelijk heeft betwist, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 6 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna in het dictum te noemen wijze.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 1.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2011;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
23 april 2014.
Buiten staat:
Mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702670-12
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van
23 april 2014in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum],
wonende te [adres verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 1 tot en met 680 d.d. 21 juni 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2011, pagina 48.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2011, pagina 62 tot en met 67.
4.Proces-verbaal van het getuigenverhoor van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 14 november 2013, rc-nummer 12/165.
5.Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 17 januari 2012, pagina 37 tot en met 40.
6.Het schriftelijk bescheid in de zin van artikel 344 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafvordering, pagina 77.
7.Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 26 januari 2012, pagina 41 tot en met 47.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012, pagina 80 en 81 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012, pagina 85.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 4] d.d. 31 januari 2012, pagina 513 tot en met 519.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 4] d.d. 31 januari 2012, pagina 520 tot en met 521.
11.Proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, Regio Politie Limburg-Zuid te Heerlen d.d. 13 juni 2012, pagina 318 tot en met 345; Proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, Regio Politie Limburg-Zuid te Heerlen d.d. 13 juni 2012, pagina 348 tot en met 371.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2012, pagina 526.
13.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte] d.d. 24 april 2012, pagina 444 tot en met 453.
14.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte] d.d. 25 april 2012, pagina 454 tot en met 464.
15.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] d.d. 24 april 2012, pagina 222 tot en met 226
16.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 april 2014.
17.Proces-verbaal van doorzoeking woning [adres verdachte] d.d. 14 februari 2012, pagina 273 en 274.
18.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 14 februari 2012, pagina 178 tot en met 188.
19.Rapporten van het NFI ter identificatie van drugs en precursoren d.d. 5 maart 2012, pagina 294 resp. d.d. 6 maart 2012, pagina 297 resp. d.d. 15 maart 2012, pagina 299.