In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de centrale vraag was of de afspraken in het ouderschapsplan in het belang van het kind zijn, vooral gezien de geplande verhuizing van de moeder met het kind naar Servië. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De man en vrouw hebben een ouderschapsplan opgesteld waarin is afgesproken dat het kind bij de moeder zal wonen en dat de vader twee keer per jaar naar Servië zal reizen om contact te hebben met zijn zoon.
Tijdens de zittingen zijn er twijfels gerezen over de situatie waarin het kind in Servië terechtkomt, met vragen over de huisvesting, het inkomen van de moeder en de mogelijkheid voor het kind om onderwijs te ontvangen. De rechtbank heeft grote terughoudendheid betracht bij de toetsing van het ouderschapsplan, maar heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de gemaakte afspraken niet in strijd zijn met de belangen van het kind. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het ouderschapsplan in de beschikking opgenomen. Tevens is een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vastgesteld op € 312,00 per maand, te betalen door de man aan de vrouw.
De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aan de notaris opgedragen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ouders bij het maken van afspraken over de zorg voor hun kinderen, vooral in het licht van internationale verhuizingen.