ECLI:NL:RBLIM:2014:3205

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
03/703541-11 en 03/866256-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen in het kader van criminele organisatie en overtredingen van de Opiumwet

In deze zaak, die op 1 april 2014 door de Rechtbank Limburg is behandeld, zijn de verdachten veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Opiumwet, waaronder het telen van hennep en deelname aan een criminele organisatie. De zaak betreft het onderzoek 'Jaguar II', waarbij de verdachten betrokken waren bij de exploitatie van een wiettaxi. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte 103 hennepplanten in zijn woning had, wat in strijd is met de Opiumwet. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor enkele feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en het bezit van amfetamine, omdat het bewijs hiervoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft een taakstraf van 100 uren opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep, wat schadelijk is voor de maatschappij en de volksgezondheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de vertraging in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/703541-11 en 03/866256-13 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak : 1 april 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 mei 2012, 18, 19, 20 en 24 september 2013 en 18 maart 2014. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de strafzaak met parketnummer 03/703541-11
Feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen opzettelijk hennep en/of hasjiesj heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:al dan niet samen met een ander of anderen opzettelijk 103 hennepplanten aanwezig heeft gehad;
Feit 4:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de zin van de Opiumwet.
De dagvaarding is ten aanzien van feit 3, te weten het (gewoonte)witwassen, reeds ter terechtzitting van 11 mei 2012 nietig verklaard.
Gezien de inhoud van het zaaksdossier 9, deel uitmakende van het proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2011118898 d.d. 27 februari 2012, waaruit blijkt dat de tenlastegelegde deelname aan de criminele organisatie ziet op een criminele organisatie in de zin van de Opiumwet, moet het ontbreken van de vermelding “van de Opiumwet” na de zinsnede “welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vierde en/of vijfde lid” in de tenlastelegging onder 4 als een kennelijke verschrijving worden beschouwd. De rechtbank overweegt daarbij dat het blijkens het verhandelde ter terechtzitting ook voor verdachte duidelijk was dat hem met betrekking tot die deelname werd verweten dat dit een deelname betrof aan een zodanige organisatie in de zin van de Opiumwet. De verdachte wordt dan ook door deze verbetering niet in zijn verdediging geschaad.
In de strafzaak met parketnummer 03/866256-13
opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
In de strafzaak met parketnummer 03/703541-11 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat feit 4 niet bewezen kan worden verklaard en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Hij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte hennep heeft geteeld. De hennepplanten werden in de woning van verdachte aangetroffen. Er was geen sprake van de teelt van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
In de strafzaak met parketnummer 03/866256-13 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte amfetamine aanwezig had.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de strafzaak met parketnummer 03/703541-11 heeft de raadsman verzocht verdachte, bij gebrek aan bewijs, vrij te spreken van feit 4. Hij heeft verder betoogd dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft bekend dat de hennepplanten in de woning van hem waren.
Ten aanzien van het tenlastegelegde op de dagvaarding met parketnummer 03/866256-13 heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte amfetamine aanwezig had.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de strafzaak met parketnummer 03/703541-11
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat feit 2 in het verlengde van feit 1 moet worden gezien. De rechtbank is echter van oordeel dat de tenlastelegging onder feit 1, gelet op het daarin opgenomen zinsdeel "(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf" en gelet op het dossier waarvan de zaak tegen verdachte deel uitmaakt, in het licht van feit 4 moet worden gezien. Feit 4 heeft betrekking op het meermalen overtreden van de Opiumwet in het kader van een criminele organisatie die zich bezighield met de exploitatie van een wiettaxi. Feit 1 ziet dan op de verdenking van het telen van hennep ten behoeve van de wiettaxi.
Bij separaat vonnis in de strafzaken tegen medeverdachten is vastgesteld dat er een organisatie omtrent een wiettaxi bestond. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte op enige wijze bij die organisatie betrokken was, ook niet voor zover het de hennepteelt betreft. Verdachte zal dan ook - bij gebrek aan bewijs - worden vrijgesproken van de feiten 1 en 4.
Ten aanzien van feit 2
Op 13 oktober 2011 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte aan de [adres 17] te Treebeek, gemeente Brunssum. Op een slaapkamer en in de kelder werden in totaal 103 hennepplanten aangetroffen. [2] De planten werden in beslag genomen. [3] Onderzoek met behulp van een MMC kleur- en reactietest wees uit dat het uit de planten genomen monster positief reageerde op de aanwezigheid van THC. [4]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de hennepplantage in de woning van hem is. [5]
Gelet op de bevindingen van de politie en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte 103 hennepplanten in zijn woning aanwezig had. Feit 2 kan dan ook bewezen worden. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze hennepplanten samen met een ander of anderen aanwezig had. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
In de strafzaak met parketnummer 03/866256-13
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij 20,2 gram amfetamine aanwezig had. Verdachte werd op 22 maart 2013 tijdens een verkeerscontrole staande gehouden. Hierbij werd een zakje met vermoedelijk amfetamine (speed) bij verdachte aangetroffen. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de stof die bij verdachte werd aangetroffen daadwerkelijk amfetamine betrof. De stof of een monster daarvan werd immers niet voor nader onderzoek naar het NFI gestuurd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de strafzaak met parketnummer 03/703541-11
Feit 2
op 13 oktober 2011 in de gemeente Brunssum opzettelijk aanwezig heeft gehad 103 hennepplanten (in pand [adres 17]), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het volgende strafbare misdrijf:
Ten aanzien van feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij gevorderd een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een geldboete op te leggen, waarvan het equivalent aan vervangende hechtenis gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest met een maximum van € 500,-.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door 103 hennepplanten in zijn woning aanwezig te hebben, kennelijk bestemd voor de teelt van hennep. Het spreekt voor zich dat het telen van een softdrug als hennep een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Dit is de reden dat de verstrekking van softdrugs aan banden is gelegd. Door de handelwijze van verdachte wordt dit restrictieve beleid doorkruist. Daarenboven worden in de hennepteelt en -handel vaak aanzienlijke criminele winsten behaald. Dergelijke criminele winsten werken ontwrichtend op de maatschappij. Voorts gaat de teelt van hennep vaak gepaard met het op illegale wijze onttrekken van elektriciteit aan het net en het op ondeskundige wijze aanleggen van de elektrische installatie, waardoor (brand)gevaar voor de omgeving kan ontstaan.
Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Dat wordt verdachte dan ook door de rechtbank aangerekend.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor een hennepplantage met een aantal planten tussen de 100 en 500 wordt doorgaans een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand opgelegd. Dat is ook in deze zaak een passende straf.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook gelet op de omstandigheid dat verdachte bij vonnis d.d. 14 januari 2014, gewezen in de zaak met het parketnummer 03/700668-13, is veroordeeld tot een straf en nu opnieuw is schuldig verklaard aan een strafbaar feit dat voor die datum is gepleegd. De rechtbank ziet in deze veroordeling reden om thans af te zien van de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. In de strafzaak met parketnummer 03/700668-13 werd namelijk al een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand opgelegd.
Daarnaast wordt door de rechtbank bij de strafoplegging ook rekening gehouden met de omstandigheid dat een grote vertraging in de berechting is ontstaan die niet aan verdachte is te wijten. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op het gegeven dat de ten laste gelegde feiten met verdachte besproken zijn in september 2013, terwijl verdachte het laatste woord eerst heeft gekregen in maart 2014. Deze vertraging heeft ertoe geleid dat sinds het plegen van het feit een behoorlijke periode is verstreken. Mede hierdoor is de redelijke termijn, waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg dient te worden afgesloten met een vonnis, overschreden. De rechtbank zal dit in de op te leggen straf verdisconteren.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren op zijn plaats. Zij zal deze dan ook aan verdachte opleggen.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn goederen in beslag genomen, te weten papieren.
De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt hierover ingenomen.
De inbeslaggenomen papieren kunnen worden teruggegeven aan verdachte, nu deze geen verband houden met strafbare feiten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 4 in de strafzaak met parketnummer 03/703541-11 en van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 03/866256-13;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 100 uren;
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uren per dag;
Beslag
- gelast de
teruggavevan de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
nr. 23: Papier (goednummer 1989497, WW125-2103);
nr. 24: Papier (goednummer 1989609, WW125-2103);
nr. 25: Papier (goednummer 1989617, WW125-2201),
aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 april 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
In de strafzaak met parketnummer 03/703541-11:
1.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 12 oktober 2011 in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Landgraaf, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 13 oktober 2011 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 103 hennepplanten (in pand [adres 17]), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 12 oktober 2011, in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Onderbanken, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s), meermalen toen aldaar (telkens) geld, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van een voorwerp, te
weten geld, gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en) dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 12 oktober 2011, in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Onderbanken, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, meermalen, althans eenmaal (telkens) van een voorwerp, te weten geld, (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte,in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 12 oktober 2011, in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Onderbanken, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, meermalen, althans eenmaal (telkens) een voorwerp, te weten geld, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans (telkens) van geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 13 oktober 2011, in de gemeente Heerlen en/of in de gemeente Kerkrade en/of in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Onderbanken, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, van welke organisatie onder meer deel uitmaakten [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 16] en/of [medeverdachte 9], welke organisatie tot oogmerk had
het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vierde en/of vijfde lid, namelijk het meermalen, althans eenmaal (telkens) buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid/hoeveelheden van (telkens) meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
In de strafzaak met parketnummer 03/866256-13:
hij op of omstreeks 22 maart 2013 in de gemeente Oss opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20,2, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2011118898, d.d. 27 februari 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 23 november 2011, pagina 3518 en 3519 en het proces-verbaal van doorzoeking [adres 17] Brunssum d.d. 13 oktober 2011, pagina 5367.
3.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 13 oktober 2011, pagina 3565.
4.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 13 oktober 2011, pagina 3524.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 oktober 2011, pagina 800.