3.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 6
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat feit 1 betrekking heeft op het samen met medeverdachte [medeverdachte 5] telen van hennep. De opbrengst van deze hennepteelt werd op 13 oktober 2011 aangetroffen (ten laste gelegd onder feit 2). De rechtbank is echter van oordeel dat de tenlastelegging onder feit 1, gelet op het daarin opgenomen zinsdeel "(telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf" en gelet op het dossier waarvan de zaak tegen verdachte deel uitmaakt, in het licht van feit 6 moet worden gezien. Feit 6 heeft betrekking op het meermalen overtreden van de Opiumwet in het kader van een criminele organisatie die zich bezighield met de exploitatie van een wiettaxi. Feit 1 ziet dan op de verdenking van het telen van hennep ten behoeve van de wiettaxi.
Bij separaat vonnis in de strafzaken tegen medeverdachten is vastgesteld dat er een organisatie omtrent een wiettaxi bestond. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte op enige wijze bij die organisatie betrokken was, ook niet voor zover het de hennepteelt betreft. Verdachte zal dan ook - bij gebrek aan bewijs - worden vrijgesproken van de feiten 1 en 6.
Ten aanzien van feit 2
Onder feit 2 is het, al dan niet samen met een ander of anderen, aanwezig hebben van 20 hennepplanten in de woning aan de [adres 16] te Heerlen, het aanwezig hebben van 3.000 gram hennep in een auto en het aanwezig hebben van 790 hennepplanten in een pand aan de [adresgegevens verdachte] te Heerlen ten laste gelegd.
De woning aan de [adres 16] te Heerlen betreft de woning van de partner van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 5]. De auto waarin de hennep werd gevonden, was ook van [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat de hennepplanten en de gedroogde hennep van hem waren. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze hennepplanten en hennep in de woning respectievelijk de auto van haar partner. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van 790 hennepplanten in het pand aan de [adresgegevens verdachte] te Heerlen, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 13 oktober 2011 vond een doorzoeking plaats in de woning aan de [adresgegevens verdachte] te Heerlen, zijnde de woning van verdachte. Verdachte en haar vriend [medeverdachte 5] waren ten tijde van de doorzoeking in de woning aanwezig.In de kelder werden 751 hennepstekken in een in werking zijnde kweekkast aangetroffen. In de keuken stond een doos met daarin 20 hennepstekjes. In de tuin stonden 5 grote hennepplanten en in het tuinhuis werden 14 hennepstekken aangetroffen.De planten werden in beslag genomen.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat de hennepplantage in de woning aan de [adresgegevens verdachte] van hem was. Van de hennepplanten die hij kweekte op een ander adres, te weten [adres 16] te Heerlen, knipte hij stekjes, die hij vervolgens in de kelder van de woning aan de [adresgegevens verdachte] zette. De aangetroffen hennepstekjes in het tuinhuisje en de 5 grote hennepplanten behoorden ook aan hem toe.
Onderzoek aan uit de planten genomen monsters uit het pand aan de [adres 16] te Heerlen, waarvan de planten in en om de woning aan de [adresgegevens verdachte] afkomstig waren, wees uit dat de uit de planten genomen monsters positief reageerden op de aanwezigheid van hennep.
Gelet op de bevindingen bij de doorzoekingen en de verklaring van [medeverdachte 5] stelt de rechtbank vast dat in de woning van verdachte in totaal 790 hennepplanten aanwezig waren.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat deze aan hem toebehoorden. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de hennepplanten. Nu de hennepplanten zich verspreid in en om de woning van verdachte bevonden én ook voor haar zichtbaar waren, is de rechtbank van oordeel dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze planten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 5] 790 hennepplanten aanwezig heeft gehad. Gelet op het voorgaande kan feit 2 voor wat betreft de aanwezigheid van 790 hennepplanten in de woning aan de [adresgegevens verdachte] te Heerlen wettig en overtuigend bewezen worden geacht.
Ten aanzien van feit 3
Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat zij, al dan niet samen met een ander of anderen, 748 hennepplanten aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 15] te Landgraaf.
Bij separaat vonnis in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 5] is vastgesteld dat [medeverdachte 5] betrokken was bij het aanwezig hebben van hennepplanten in voornoemde woning. In het dossier bevindt zich een afgeluisterd telefoongesprek van 11 september 2011 tussen verdachte en [medeverdachte 5]. In dit gesprek wordt gesproken over de wijze van binnentreden in de woning aan de [adres 15]. Op basis hiervan kan echter geen betrokkenheid van verdachte bij het aanwezig hebben van hennepplanten in die woning worden vastgesteld. Verdachte zal dan ook, bij gebrek aan bewijs, worden vrijgesproken van feit 3.
Ten aanzien van feit 5
Op 13 oktober 2011 vond een doorzoeking plaats in de woning aan de [adresgegevens verdachte] te Heerlen, zijnde de woning van verdachte. Zij en haar partner [medeverdachte 5] waren ten tijde van de doorzoeking in de woning aanwezig.In een keukenkastje werd, op aanwijzen van verdachte, in een witte plastic zak een bedrag van in totaal € 23.000,- aangetroffen. Het geldbedrag bestond uit meerdere coupures van € 50,-, € 100,-, € 200,- en € 500,-.Verdachte verklaarde spontaan tegenover de politie dat het aangetroffen geld van haar vriend [medeverdachte 5] was, en dat dit geld bestemd was voor de aankoop van een auto.
In een tapgesprek (d.d. 23 september 2011) tussen [medeverdachte 5] en verdachte, zei [medeverdachte 5] onder andere het volgende: “Ik heb een tas op de trap gezet daar zit veel veel geld in snap je. Ik voel me, beetje rot gevoel.”
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat de aangetroffen € 23.000,- van hem was. Hij moest dit geld ergens afgeven.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij het geld heeft witgewassen. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 5] in de woning van verdachte, in een keukenkastje in een plastic zak, € 23.000,- aanwezig had. De rechtbank is van oordeel dat het houden van een dergelijk groot geldbedrag in een keukenkastje niet gebruikelijk is.
Uit de verklaring van [medeverdachte 5] volgt dat hij het geld voor een ander in bewaring heeft genomen. Uit een afgeluisterd telefoongesprek blijkt dat [medeverdachte 5] niet gelukkig was met de aanwezigheid van veel geld in de woning. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 5] argwaan had over de herkomst van het geld. Ook het gegeven dat het geldbedrag bestond uit grote coupures had tot argwaan moeten leiden. Het is bovendien niet gebruikelijk een dergelijk groot geldbedrag van een ander in ontvangst te nemen en op diens verzoek te bewaren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 5] wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. [medeverdachte 5] heeft niet verklaard aan wie het geld toebehoorde. Verdachte heeft evenmin een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van het geld in haar woning, blijkt uit het telefoongesprek tussen haar en [medeverdachte 5], uit het door haar aan de politie aanwijzen van het geldbedrag in het keukenkastje en uit haar mededeling waarvoor dit geld bestemd was. Naar aanleiding van het telefoongesprek is het geldbedrag kennelijk verplaatst van de trap naar de keuken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, samen met [medeverdachte 5] en/of anderen, geld, te weten € 23.000,-, witgewassen heeft door te verbergen en/of te verhullen wie de rechthebbende op dit geld was, terwijl zij wist dat dit geld afkomstig was uit enig misdrijf. Het tenlastegelegde onder 5 primair kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.