4.3Het oordeel van de rechtbankDe beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren op 7 oktober 2012:
Op zaterdag 06 oktober 2012, omstreeks 15.40 uur, waren wij op de Stadsweide 2 te Roermond. De verdachte werd door ons, verbalisanten, aangehouden op grond van de legitimatieplicht, waaraan de verdachte niet kon voldoen. De verdachte had een formulier bij zich, waarop stond dat hij onder andere België en Nederland diende te verlaten voor 08 oktober 2012. Het formulier was uitgereikt door het Koninkrijk van België. In de beurs van de verdachte werd een briefje aangetroffen met daarop de tekst ‘vluchtgegevens’. Op dit briefje stond de naam [verdachte], geboren op [geboortedatum 1]. Ik, [verbalisant 1], heb telefonisch contact opgenomen met de medewerker van de vreemdelingenpolitie. De medewerker heeft binnen de beschikbare systemen gezocht en vond een foto van deze persoon. De foto die mij, [verbalisant 1], werd toegezonden betreft dezelfde persoon, welke even hiervoor door ons, verbalisanten, was aangehouden. Tevens vond de medewerker een beschikking, waarop stond dat de verdachte sinds september 2005 reeds te boek staat als ongewenst vreemdeling.
Een geschrift met het opschrift: “Koninkrijk België; Bevel om het grondgebied te verlaten” houdt onder meer in:
In uitvoering van de beslissing van de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, en voor Maatschappelijke Integratie V. Derue, attaché wordt aan de persoon die verklaart zich [naam 1] te noemen, geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2], en welke verklaart van Algerije nationaliteit te zijn, het bevel gegeven om 08.10.2012 ten laatste het grondgebied van België te verlaten, evenals het grondgebied van Nederland, tenzij hij beschikt over de documenten die vereist zijn om er zich te begeven.
Reden van de beslissing:
De betrokkene is niet in het bezit van een paspoort voorzien van een geldig visum.
De betrokkene heeft zich schuldig gemaakt aan een gewone diefstal.
De beslissing van de Minister voor vreemdelingenzaken en integratie d.d. 22 november 2005 houdt onder meer in:
Deze beschikking heeft betrekking op ongewenstverklaring ingevolge artikel 67,
eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet van de vreemdeling die
gesteld heeft te zijn: [naam 2], geboren op [geboortedatum 2], van Libanese nationaliteit.
Betrokkene is tevens bekend onder andere persoonsgegevens, te weten:
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 3] en van Italiaanse nationaliteit.
Betrokkene verblijft niet rechtmatig in Nederland. Hij dient Nederland uit eigen beweging onmiddellijk te verlaten.
Een geschrift met het opschrift “Uitreikingsblad” van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te Zwolle houdt onder meer in:
Uitreikingsblad, behorende bij de beschikking van 22 november 2005, dossiernummer 0102.02.8003, V-nummer 051.002.3296.
Betreft: [naam 2], geboren op [geboortedatum 2], van gesteld Libanese nationaliteit.
Deze beschikking is op 30 november 2005 door P. Heijmans te Tilburg in persoon uitgereikt, waarbij de strekking van het besluit met de hulp van een tolk in een voor betrokkene begrijpelijke taal is meegedeeld en de voorgeschreven folder is uitgereikt.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte onderdaan is van een derde land in de zin van artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 2008/115/EG (hierna: de Terugkeerrichtlijn), nu hij niet onder de in dat artikel genoemde uitzonderingen kan worden gebracht. Verder staat vast dat verdachte illegaal in Nederland verbleef op het moment dat hij werd aangehouden.
Gelet op de definitie van terugkeerbesluit in artikel 3, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn heeft de ongewenstverklaring te gelden als een terugkeerbesluit in de zin van de Terugkeerrichtlijn. Nu uit de beschikking tot ongewenstverklaring blijkt dat aan verdachte geen vrijwillig vertrek is toegekend – ingevolge de beschikking dient hij Nederland onmiddellijk te verlaten – heeft de ongewenstverklaring ook te gelden als een inreisverbod in de zin van artikel 3, zesde lid van de Terugkeerrichtlijn.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in de onderhavige zaak de Terugkeerrichtlijn van toepassing is.
Nederland heeft de Terugkeerrichtlijn geïmplementeerd met de Wet van 15 december 2011 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en het Besluit van 22 december 2011, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000. Genoemde Wet en Besluit zijn op 31 december 2011 in werking getreden.
Verdachte is ongewenst verklaard omdat hij onder meer veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Nadien, op 31 december 2011, is artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 in werking getreden. Volgens dit artikel, waarin het inreisverbod als nieuw rechtsfenomeen is geïntroduceerd, meer in het bijzonder lid 3, bedraagt de duur van het inreisverbod in dat geval ten hoogste
vijf jaren. Nu het besluit tot ongewenstverklaring daaromtrent niets zegt zal de rechtbank de termijn van vijf jaren als uitgangspunt nemen. Blijkens artikel 66a, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en het arrest van de Hoge Raad van 21 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3930, moet de duur van het inreisverbod worden berekend met ingang van de datum waarop de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten. De ongewenstverklaring, gedateerd 22 november 2005, is op 30 november 2005 aan verdachte uitgereikt. Uit de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet afleiden wanneer verdachte Nederland (voor het eerst) heeft verlaten. Wel blijkt uit het dossier dat verdachte op 7 augustus 2012 naar België is verwijderd. Niet is gesteld of gebleken dat verdachte daarvóór Nederland heeft verlaten. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat verdachte vóór 7 augustus 2012 Nederland niet heeft verlaten en dat de termijn van vijf jaar eerst op die datum is ingegaan. Het inreisverbod (en daarmee de ongewenstverklaring) was derhalve op 6 oktober 2012 nog van kracht.