ECLI:NL:RBLIM:2014:3054

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
03/721355-13 en 03/209348-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met meerdere slachtoffers in Geleen en Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en belediging van [slachtoffer 4]. De verdachte heeft op 31 augustus 2013 in Geleen [slachtoffer 1] met een mes gestoken, wat resulteerde in vier steekwonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, waardoor hij werd vrijgesproken van poging tot moord, maar wel werd veroordeeld voor poging tot doodslag. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan bedreiging en mishandeling van [slachtoffer 2], waarbij hij haar met een mes bedreigde en haar bij de keel greep. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 3], een arrestantenverzorgster, mishandeld door hete koffie naar haar te gooien. Tot slot beledigde hij [slachtoffer 4] door in haar gezicht te spugen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 4 jaren en 6 weken, met aftrek van voorarrest, en kende schadevergoedingen toe aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/721355-13 en 03/209348-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak : 25 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring te Roermond, Keulsebaan 530 te 6045 GL Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 maart 2014.
De rechtbank heeft op die terechtzitting de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht, gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
1.
primair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 1] met voorbedachte rade te doden;
subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden;
meer subsidiair:
[slachtoffer 1] zodanig met een mes in het lichaam heeft gestoken dat zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
meest subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2.
[slachtoffer 2] met de dood dan wel met zware mishandeling heeft bedreigd;
3.
[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
4.
een gsm en een tas met inhoud van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
5.
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door hete koffie naar haar te gooien.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
[slachtoffer 4] heeft beledigd door haar in haar gezicht dan wel in haar richting te spugen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de primair ten laste gelegde poging tot moord op [slachtoffer 1], nu zij het bestanddeel “voorbedachte raad” niet bewezen acht. Wel acht zij de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte voorwaardelijk opzet op het overlijden van [slachtoffer 1] heeft gehad door haar meermalen met een mes in het bovenlichaam te steken. Hiertoe heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] heeft gestoken en de medische verklaring die over het letsel van [slachtoffer 1] is opgemaakt.
Ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie acht de ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij naar de aangifte van [slachtoffer 2] en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte verwezen.
Ten aanzien van feit 3:
Eveneens acht de officier van justitie de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2], gelet op haar aangifte en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
De onder 4 ten laste gelegde diefstal van de gsm van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie ook wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij naar de aangifte van [slachtoffer 2] en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte verwezen.
Ten aanzien van feit 5:
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 3] aangevoerd dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de mishandeling van arrestantenverzorger [slachtoffer 3] door een bekertje met hete koffie van het celluik weg te slaan, terwijl hij wist dat zich iemand aan de andere kant van de celdeur bevond. Hiertoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 3] en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte. Zij acht, gelet daarop, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
De officier van justitie acht de ten laste gelegde belediging van [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 4] en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat het bestanddeel “voorbedachte raad” niet bewezen kan worden verklaard. De raadsman heeft zijn standpunt onderbouwd door te verwijzen naar een arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX8087). Uit dat arrest blijkt dat de vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit een belangrijke objectieve aanwijzing vormt dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar dat dit de rechter niet ervan behoeft te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. In dit geval is volgens de raadsman sprake van dergelijke contra-indicaties. Tussen het besluit en de uitvoering daarvan ligt slechts een korte tijdspanne en de besluitvorming en de uitvoering heeft in plotselinge drift plaats gevonden. Verdachte had immers van een man in het café te horen gekregen dat [slachtoffer 2] en haar moeder [slachtoffer 1] iets in zijn drankje hadden gedaan en dat verhaal bleef door verdachtes hoofd spoken. Bovendien werd dat verhaal volgens verdachte later die avond door [slachtoffer 2] bevestigd. Een andere contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad is dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan. Verdachte had immers verwacht dat [slachtoffer 2] en niet haar moeder [slachtoffer 1] de deur van de woning zou openen. Toen [slachtoffer 1] de deur opende, heeft verdachte haar in een flits met zijn mes gestoken.
De subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag kan volgens de raadsman ook niet worden bewezen, nu verdachte volgens de raadsman geen (voorwaardelijk) opzet op het overlijden van [slachtoffer 1] had. Enerzijds kan het boos opzet niet uit de verklaring van verdachte worden afgeleid, omdat verdachte heeft verklaard dat hij niet wilde dat [slachtoffer 1] zou overlijden. Ook heeft verdachte verklaard dat hij niet kon nadenken op het moment dat hij [slachtoffer 1] met een mes in het lichaam stak. Anderzijds kan het (voorwaardelijk) opzet ook niet uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen worden afgeleid, omdat uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de kans dat [slachtoffer 1] door verdachtes handelen zou overlijden niet aanzienlijk is geweest of zou zijn geweest.
De zware mishandeling, zoals meer subsidiair ten laste is gelegd, kan volgens de raadsman ook niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat het letsel dat [slachtoffer 1] ten gevolge van verdachtes handelen heeft opgelopen, niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de meest subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 2] aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, met uitzondering van het woordje “daarbij”.
Ten aanzien van feit 3:
Eveneens heeft de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Wel kan volgens hem enkel bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden ten gevolge van de mishandeling.
Ten aanzien van feit 4:
Ten aanzien van de diefstal van de gsm van [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De diefstal van de tas met inhoud kan volgens hem niet bewezen worden verklaard, nu [slachtoffer 2] is weggerend en uit haar verklaring blijkt dat zij deze tas toen vergeten is mee te nemen.
Ten aanzien van feit 5:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 3] aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd zij het dat enkel bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden ten gevolge van de mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
Tot slot kan volgens de raadsman worden bewezen dat verdachte in de richting van [slachtoffer 4] heeft gespuugd.
3.3
Het oordeel van de rechtbankTen aanzien van parketnummer 03/721355-13: [1]
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] deed op 31 augustus 2013 aangifte van poging tot moord dan wel poging tot doodslag. Zij verklaarde dat zij zich op 31 augustus 2013, in het appartement van haar moeder aan het [adres] bevond. Zij hoorde omstreeks 03.20 uur de deurbel en maakte de voordeur open. [slachtoffer 1] zag verdachte, de (ex-) vriend van haar dochter [slachtoffer 2], voor de voordeur staan en voelde dat hij meteen twee keer onder haar linkerborst stak, waarna zij pijn voelde. Toen [slachtoffer 1] de voordeur wilde sluiten en het appartement in wilde lopen, voelde zij dat verdachte haar twee of drie keer in haar rug stak. Daarna is verdachte weggerend en heeft [slachtoffer 1] 112 gebeld. [2]
M.W.G. Govaerts, forensisch geneeskundige, bezocht [slachtoffer 1] op 31 augustus 2013 in het ziekenhuis en sprak daar met haar behandelaar. Door de chirurg werden vier steekwonden geconstateerd:
  • een steekverwonding aan de voorzijde van de borstkas, links ter hoogte van de onderste rib in een verticale lijn met de tepel;
  • een steekverwonding aan de buitenzijde van de borstkas in de overgang naar de buik, links, ter hoogte van de onderste rib, aan de buitenzijde;
  • een steekverwonding aan de rugzijde, tussen de wervelkolom en de punt van het linkerschouderblad en
  • een steekverwonding in de nierloge/-flank, links.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] met een zwart met blauw gekleurd klapmes heeft gestoken. Daarnaar gevraagd bij de politie heeft verdachte aangewezen dat het mes ongeveer 15 cm lang was. [4]
[slachtoffer 2] beschrijft het mes, waarmee verdachte haar eerder die avond bedreigde, als een klapmes. Zij maakt een gebaar waaruit de verbalisanten afleiden dat het mes ongeveer 20 à 25 centimeter lang was. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 augustus 2013 in een café in Stein was. Hij had daar veel whisky gedronken. In dat café hoorde hij van een man, die hij nauwelijks kent, dat [slachtoffer 2] en haar moeder [slachtoffer 1] iets in zijn drinken hadden gedaan toen hij daar was blijven slapen. Verdachte kon zich herinneren dat hij de ochtenden nadat hij bij [slachtoffer 2] en haar moeder had geslapen, versuft wakker werd, pijn had aan zijn spieren en niet meer wist waar hij was. Nadat die man dit aan verdachte vertelde, wilde hij de waarheid weten. Hij stuurde vervolgens een sms-bericht naar [slachtoffer 2] om met haar af te spreken op het schoolplein in Stein. Toen verdachte haar daar confronteerde met het verhaal van de man in het café, zei [slachtoffer 2] volgens hem: “mijn moeder, mijn moeder”, waaruit verdachte afleidde dat het verhaal van de man in het café op waarheid berustte en dat [slachtoffer 1] inderdaad iets in zijn drinken had gedaan. Nadat [slachtoffer 2] van het schoolplein was weggerend, ging verdachte naar de woning van de oma van [slachtoffer 2], omdat hij dacht dat [slachtoffer 2] daar naar toe was gegaan. Hij wilde naar eigen zeggen de mobiele telefoon die hij op het schoolplein van [slachtoffer 2] had afgepakt aan haar terug geven. Toen hij bij de woning aankwam zag hij dat [slachtoffer 1] de deur opende. Verdachte had niet verwacht dat [slachtoffer 1] de deur zou openen; hij verwachtte dat hij [slachtoffer 2] of haar oma in de woning zou aantreffen. Op dat moment was verdachte boos en dacht hij aan het verhaal van de man in het café en aan [slachtoffer 2] die “mijn moeder, mijn moeder” zei en stak hij [slachtoffer 1] vier of vijf keer met een mes. Voorts heeft verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij [slachtoffer 1] met het mes in haar rug heeft gestoken. Verdachte kan zich wel nog herinneren dat hij [slachtoffer 1] met een mes in haar buik heeft gestoken. Nadat hij [slachtoffer 1] had gestoken is verdachte weggerend en heeft hij zich uitgekleed en zijn kleding en het mes waarmee hij had gestoken weggegooid, omdat hij bang was dat de politie was gewaarschuwd. Daarna heeft verdachte een vriend gebeld met het verzoek hem te komen ophalen.
Daarnaar gevraagd door de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij niet met het mes zou hebben gestoken als [slachtoffer 2] of haar oma de deur zou hebben geopend. Hij heeft [slachtoffer 1] gestoken, omdat het verhaal van de man in het café en de woorden van [slachtoffer 2] door zijn hoofd bleven spoken. Verdachte kon naar eigen zeggen niet helder nadenken op het moment dat hij [slachtoffer 1] neerstak. Het pakken van het mes en het neersteken van [slachtoffer 1], ging volgens hem in een fractie van een seconde.
Vrijspraak poging tot moord
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
De rechtbank komt tot dit oordeel nu verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning van de oma van [slachtoffer 2] is gegaan om de telefoon die hij even tevoren van [slachtoffer 2] had afgepakt, terug te geven. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij schrok toen [slachtoffer 1] en niet [slachtoffer 2] de deur van de woning opende en dat hij toen in een fractie van een seconde met het mes in het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken. Tegen de achtergrond van deze verklaring van verdachte kan uit het enkele feit dat hij zich, voorzien van een mes, bij de deur van de woning van de oma van [slachtoffer 2] bevond, waar [slachtoffer 1] op dat moment toevallig ook aanwezig was, niet worden afgeleid dat verdachte het vooropgezette plan had [slachtoffer 1] te doden.
Bewijsverweer
De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer 1].
De rechtbank overweegt als volgt.
[slachtoffer 1] verklaarde dat - toen zij midden in de nacht de deur opende en verdachte voor de deur zag staan - meteen twee keer door verdachte ter hoogte van de borststreek werd gestoken. Toen zij zich omdraaide en terug de woning in liep, werd zij nog drie keer door verdachte in haar rug gestoken. Deze verklaring wordt ondersteund door het forensisch geneeskundig onderzoek, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] een steekverwonding aan de voorzijde van de borstkast ter hoogte van de onderste rib en een steekverwonding aan de buitenzijde van de borstkas ter hoogte van de onderste rib heeft opgelopen. Ook heeft zij een tweetal steekverwondingen aan de rugzijde opgelopen: één steekverwonding tussen de wervelkolom en de punt van het schouderblad en één steekverwonding in de nierloge/-flank.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij onder invloed van veel alcohol naar de woning van [slachtoffer 2] is gegaan. Op dat moment verkeerde hij in de veronderstelling dat [slachtoffer 1] iets in zijn drinken had gedaan toen hij bij [slachtoffer 2] en haar moeder was blijven slapen. Hij was daardoor boos op [slachtoffer 1]. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1], toen zij de deur van de woning opende, vier of vijf keer met een mes in het lichaam heeft gestoken. Hij heeft niet gericht gestoken, maar hij kan zich nog herinneren dat hij [slachtoffer 1] minimaal één keer met het mes in haar buik heeft gestoken. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte en de verklaring die [slachtoffer 2] over het mes geeft af dat het mes dat verdachte heeft gebruikt om [slachtoffer 1] mee in het lichaam te steken, een klapmes van tussen de 15 en de 25 centimeter betrof. De rechtbank overweegt dat het lemmet derhalve een lengte moet hebben gehad tussen de 7,5 en 12,5 cm.
Nadat verdachte [slachtoffer 1] met het mes in het lichaam had gestoken, realiseerde hij zich - zo verklaarde hij ter terechtzitting - wat hij had gedaan en is hij uit paniek weggerend. Vervolgens heeft hij zich uitgekleed en heeft hij de kleding die hij op dat moment aan had weggegooid, omdat hij bang was dat de politie inmiddels was gewaarschuwd. Ook het mes waarmee hij [slachtoffer 1] heeft gestoken, heeft hij weggegooid. Daarna heeft hij een vriend gebeld die hem is komen ophalen en die hem naar een andere vriend heeft gebracht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de borst en buik vitale organen bevinden en dat het steken met een mes met een lemmet van tussen de 7,5 en 12,5 centimeter lang een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel teweeg kan brengen
Uit dit samenstel van gebeurtenissen - het midden in de nacht onder invloed van alcohol, terwijl verdachte boos was op [slachtoffer 1] met een mes met een lemmet van tussen de 7,5 en 12,5 centimeter lang in haar buik en onderrug te steken - in combinatie met de omstandigheid dat het slachtoffer [slachtoffer 1] ten opzichte van het door verdachte gehanteerde mes moet hebben bewogen - leidt de rechtbank af dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] op zijn minst aanmerkelijk is te noemen. Verdachte heeft blijk gegeven die kans ook te hebben aanvaard door niet alleen welbewust [slachtoffer 1] in de woning achter te laten zonder medische hulp te verlenen of in te schakelen, maar ook door op het moment dat hij bij zinnen kwam en zich realiseerde wat hij had gedaan niet alsnog een ambulance te bellen. Dat verdachte zich realiseerde dat hij iets ergs had gedaan, leidt de rechtbank af uit het gegeven dat verdachte heeft verklaard dat hij zijn kleding en het mes na het steken van [slachtoffer 1] heeft weggegooid, omdat hij bang was dat de politie was gewaarschuwd.
De omstandigheid dat de forensisch geneeskundige op 20 november 2013 concludeert dat niet gesteld kan worden dat de kans op overlijden aanzienlijk is geweest of zou zijn geweest, nu - kort gezegd - de steekverwondingen niet diep genoeg waren, doet daar niet aan af. Noch uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting noch uit het handelen van verdachte kan immers worden afgeleid dat verdachte welbewust met zijn mes slechts ondiepe steken heeft toegebracht. Dit is ook niet aannemelijk nu verdachte bij het steken te maken had met [slachtoffer 1] die heeft bewogen op het moment van steken en hij bovendien naar eigen zeggen erg dronken was en niet meer helder kon nadenken.
Het is - met andere woorden - niet aan verdachte te danken dat [slachtoffer 1] nog leeft. [slachtoffer 1] heeft, ook blijkens het forensisch geneeskundig onderzoek, veel geluk gehad dat de steekwonden niet dieper waren dan door de arts geconstateerd. Het verweer van de raadsman wordt, gelet daarop, verworpen.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4:
[slachtoffer 2] deed op 31 augustus 2013 aangifte van bedreiging en mishandeling. Zij verklaarde dat zij op 31 augustus 2013 omstreeks 00.30 uur een sms-bericht van verdachte, haar ex-vriend, kreeg met de vraag of zij hem wilde bellen. Toen [slachtoffer 2] hem terugbelde, vroeg verdachte of zij om 01.00 uur naar het plein bij de basisschool in Stein wilde komen. [slachtoffer 2] ging daar vervolgens naar toe en zag verdachte staan. Op het moment dat [slachtoffer 2] en verdachte het schoolplein op liepen, haalde verdachte haar mobiele telefoon zonder toestemming uit haar jaszak. Dit deed verdachte volgens [slachtoffer 2] zodat hij kon controleren door wie zij allemaal was gebeld en wie zij allemaal had gebeld. Daarna schreeuwde verdachte tegen haar, terwijl hij haar stevig vasthield bij haar bovenarmen, dat als zij niet de waarheid zou zeggen, hij haar vingers zou afsnijden. Hierna pakte verdachte [slachtoffer 2] met zijn rechterhand met kracht bij haar keel vast en kneep haar keel dicht. Dit deed pijn en [slachtoffer 2] kreeg bijna geen lucht. Nadat zij zich losrukte, pakte verdachte haar bij haar nek vast en plaatste haar in een soort verwurging, waardoor zij opnieuw geen lucht kreeg. Ook dit deed pijn. Daarop zei [slachtoffer 2] tegen verdachte dat hij haar los moest laten, waarna hij haar losliet en uit zijn rechterachterzak een mes haalde en haar met dit mes bedreigde. Verdachte hield het mes namelijk met de spitse punt tegen haar linkerwang. Nadat [slachtoffer 2] tegen verdachte zei dat hij rustig moest doen en het mes weg moest doen, deed verdachte dit. Toen [slachtoffer 2] probeerde weg te rennen, trok verdachte haar hard aan haar haren. Ook dit deed volgens [slachtoffer 2] pijn. Vervolgens is [slachtoffer 2] weggevlucht en heeft zij bij het eerste huis waar licht brandde, aangebeld. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat zij haar fiets en haar tas met inhoud op het schoolplein had achtergelaten, omdat zij voor verdachte moest vluchten. [6]
Later die dag verklaarde [slachtoffer 2] nogmaals dat verdachte haar met een uitklapbaar mes dat ongeveer 20 tot 25 centimeter lang was, heeft bedreigd. Verdachte heeft het mes volgens haar eerst tegen haar vingers aangehouden en daarna tegen haar gezicht. Hij hield de punt van het mes volgens [slachtoffer 2] tegen haar linkerwang. De verbalisanten zagen ten tijde van het opnemen van de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij twee hele kleine wondjes op haar linkerwang had. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van een onbekende man had gehoord dat het meisje met wie hij een relatie had gehad, [slachtoffer 2], en haar moeder, [slachtoffer 1], iets in zijn drinken hadden gedaan. Vervolgens stuurde hij [slachtoffer 2] een sms-bericht om met haar af te spreken in Stein, waarna [slachtoffer 2] naar het schoolpein in Stein kwam. In eerste instantie ontkende [slachtoffer 2] dat zij of haar moeder iets in het drinken van verdachte had gedaan . Daarop heeft verdachte [slachtoffer 2] aan haar haren getrokken, haar bij haar keel gepakt en tegen de muur geduwd. Vervolgens heeft hij een mes gepakt, omdat [slachtoffer 2] volgens hem de waarheid niet vertelde en met dat mes gezwaaid. Het zou kunnen dat hij ook tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij de waarheid moest vertellen, omdat hij anders haar vingers eraf zou snijden. Dat weet verdachte niet meer zeker. Toen [slachtoffer 2] tegen hem zei dat hij het mes moest weghalen, heeft verdachte dat gedaan en is [slachtoffer 2] weggerend. Haar slippers en haar tas met inhoud liet [slachtoffer 2] achter op het schoolplein. Verdachte heeft voorts bekend dat hij de telefoon van [slachtoffer 2] van haar heeft afgepakt en in zijn jaszak heeft gestopt; hij wilde naar eigen zeggen niet dat zij belde.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, haar heeft mishandeld en haar gsm heeft gestolen. Van de ten laste gelegde diefstal van de tas met inhoud van [slachtoffer 2] zal de rechtbank verdachte vrijspreken, nu zowel uit haar verklaring, als uit de verklaring van verdachte blijkt dat [slachtoffer 2] is weggevlucht en de tas toen op het schoolplein heeft achtergelaten.
Ten aanzien van feit 5:
[slachtoffer 3] deed op 4 september 2013 aangifte van mishandeling. Zij verklaarde dat zij die dag als arrestantenverzorgster werkzaam was in het cellencomplex van het politiebureau te Maastricht. [slachtoffer 3] was op dat moment bezig met het verzorgen van de arrestanten. Toen zij en haar collega [getuige] bij de cel van verdachte aankwamen, pakte verdachte zijn koffie, thee en brood niet, waardoor het luikje in de celdeur niet kon worden gesloten. Verdachte bleef vragen of hij mocht roken en pakte zijn brood en drinken niet. Na enkele minuten pakte verdachte zijn bekertje koffie en thee; het brood pakte hij echter niet. Nadat [slachtoffer 3] het brood wegpakte, voelde zij dat haar hemd nat was en zag zij dat er een grote bruinkleurige vlek op haar hem zat. Ook rook zij de geur van koffie, waaruit zij afleidde dat verdachte koffie naar haar had gegooid. Even daarna voelde [slachtoffer 3] een brandende pijn op haar borst. [8]
[getuige] verklaarde dat zij samen met [slachtoffer 3] de arrestanten aan het verzorgen was en dat verdachte - nadat [slachtoffer 3] diens maaltijd van het aangeefluik pakte - de inhoud van het bekertje koffie in de richting van [slachtoffer 3] gooide. Hierdoor kreeg [slachtoffer 3] koffie tegen haar borst aan. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich toen hij zich in de cel van het politiebureau in Maastricht bevond, ziek voelde. Hij heeft de koffie die hem werd gebracht weggeslagen van het aangeefluik van de cel, terwijl hij wist dat er iemand achter dat openstaande luikje stond.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] opzettelijk heeft mishandeld door koffie tegen haar aan te gooien. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij, op het moment dat hij de koffie van het luikje van zijn celdeur af sloeg, wist dat er iemand aan de andere kant van de celdeur stond. Door niettemin het kopje koffie weg te slaan, heeft verdacht bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] hierdoor pijn of letsel zou oplopen.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12: [10]
[slachtoffer 4] deed op 19 april 2012 klacht en aangifte van belediging. Zij verklaarde dat zij werkzaam is als jeugdreclasseerder in de Regio Westelijke Mijnstreek. In die hoedanigheid had zij op 1 april 2012 een rechtszitting bij de rechtbank in Maastricht bijgewoond, waarvoor verdachte was gedagvaard. Na afloop van de behandeling van die zaak, vroeg [slachtoffer 4] of verdachte in hoger beroep ging. Daarop voelde zij nattigheid aan de zijkant van de rechterkant van haar gezicht. Zij realiseerde zich dat verdachte in haar gezicht had gespuugd. Zij voelde zich hierdoor in haar eer en goede naam aangetast. [11]
[naam moeder verdachte], de moeder van verdachte, verklaarde dat zij zag dat verdachte na de uitspraak van de rechter een vrouw van de jeugdreclassering in het gezicht spuugde. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar [slachtoffer 4] gespuugd heeft.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigen bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft beledigd door haar in het gezicht te spugen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
Ten aanzien van feit 1 subsidair:
op 31 augustus 2013 te Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 2:
op 31 augustus 2013 in de gemeente Stein [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] met kracht vastgepakt en vastgehouden en een mes met de spitse punt tegen de wang van die [slachtoffer 2] gehouden en deze dreigend de woorden toegevoegd: “Als je niet de waarheid tegen me zegt dan snij ik je vingers af”.
Ten aanzien van feit 3:
op 31 augustus 2013 in de gemeente Stein opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met kracht bij de keel heeft vastgepakt en die [slachtoffer 2] bij haar nek heeft vastgepakt en in een verwurging heeft genomen en met kracht aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van feit 4:
op 31 augustus 2013 in de gemeente Stein met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een gsm toebehorende aan [slachtoffer 2].
Ten aanzien van feit 5:
op 4 september 2013 in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend hete koffie tegen [slachtoffer 3] heeft gegooid, zijnde die [slachtoffer 3] een ambtenaar gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
op 19 april 2012, in de gemeente Maastricht, opzettelijk [slachtoffer 4], werkzaam als jeugdreclasseerder in de Regio Westelijke Mijnstreek, in haar gezicht heeft gespuugd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling.
Ten aanzien van feit 4:
diefstal.
Ten aanzien van feit 5:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
eenvoudige belediging.

5.De strafbaarheid van verdachte

Door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum, is een rapportage over verdachte uitgebracht. De verdachte heeft op beperkte wijze willen meewerken aan het opmaken van deze rapportage. Desondanks hebben de psycholoog, S. Labrijn en de psychiater, S. Vermunt, op basis van eigen (onderzoeks)observaties en beschikbare aanvullende informatie, geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO) met antisociale en narcistische trekken. De persoonsontwikkeling en het zelfbeeld van verdachte imponeert onrijp en instabiel, hetgeen overdekt wordt middels weinig ontwikkelde afweer, zoals devaluatie, externalisatie, bagatelliseren en loochening. Gewetensfunctie, empathisch vermogen, frustratietolerantie en ziektebesef maken een weinig ontwikkelde indruk en verdachte toont zich volgens de psycholoog en psychiater regelmatig berekenend en manipulatief. Van deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens was ook ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 03/721355-13 bewezen verklaarde feiten, sprake.
Ten aanzien van de onder feit 1 bewezen verklaarde poging tot doodslag concluderen de psycholoog en de psychiater dat zij geen uitsluitsel kunnen geven over de mogelijke doorwerking van deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij dit feit. De psycholoog en de psychiater kunnen niet geheel uitsluiten dat de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft doorgewerkt bij het plegen van de onder feit 2 bewezen verklaarde bedreiging van [slachtoffer 2], de onder feit 3 bewezen verklaarde de mishandeling van [slachtoffer 2] en de onder feit 4 bewezen verklaarde diefstal van de gsm van [slachtoffer 2].
De psycholoog en psychiater concluderen ten aanzien van de bewezen verklaarde mishandeling van [slachtoffer 3] (feit 5) dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De onder parketnummer 03/209348-12 bewezenverklaarde belediging is niet in het onderzoek van de deskundigen meegenomen.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht ten aanzien van de bewezen verklaarde mishandeling van [slachtoffer 3], kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze over.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is
geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht bepleit. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de raadsman niet geïndiceerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op de moeder van zijn ex-vriendin, bedreiging met zware mishandeling en mishandeling van zijn ex-vriendin, mishandeling van een arrestantenverzorgster, diefstal en belediging van een medewerkster van de jeugdreclassering.
Verdachte heeft met zijn handelen diverse mensen, leed, letsel en pijn bezorgd. Zijn ex-vriendin heeft op angstaanjagende wijze moeten ervaren hoe haar ex-vriend kennelijk ook kan zijn. Als hij - naar eigen zeggen - van een man in een café hoort dat zijn ex-vriendin en haar moeder iets in zijn drinken hebben gedaan - een verklaring waarvoor overigens geen objectief bewijs voorhanden is - vindt hij het nodig zijn ex-vriendin direct ter verantwoording te roepen. Verdachte schuwt daarbij het gebruik van geweld niet en vindt het zelfs nodig zijn ex-vriendin met een mes te bedreigen en haar gsm af te pakken, zodat zij niemand kan bellen. Vervolgens gaat verdachte naar de woning van de oma van zijn ex-vriendin. Daar treft hij de moeder van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], op wie hij (ook) boos is. Wanneer zij de deur opent, steekt hij direct meermalen met een mes in haar buik en rug. Het slachtoffer heeft hierdoor vier steekverwondingen opgelopen. Tevens werd in haar buik een beschadiging van het leverkapsel geconstateerd.
Wanneer verdachte vervolgens voor dit feit wordt aangehouden en in verzekering is gesteld, gooit hij vanuit zijn cel hete koffie naar [slachtoffer 3] die daar als arrestantenverzorgster bezig is haar werk te doen en verdachte te voorzien van eten en drinken. De reden die verdachte hiervoor opgeeft is dat hij zich op dat moment ‘ziek’ voelde.
Ook [slachtoffer 4], een jeugdreclasseerder, die verdachte begeleidt en om die reden naar zijn strafzitting komt, heeft moeten ervaren hoe het is om in verdachtes vaarwater te komen. Verdachte spuugt haar in de hal van het gerechtsgebouw in haar gezicht, kennelijk enkel en alleen omdat hij op dat moment boos was over de zojuist uitgesproken veroordeling.
Verdachte heeft de rechtbank niet kunnen overtuigen van omstandigheden waardoor het plegen van deze delicten minder oninvoelbaar zouden kunnen zijn. De delicten roepen het beeld op van een verdachte die het niet kan hebben als dingen niet gaan zoals hij wenst en die geen enkel respect heeft voor andere mensen.
Poging tot doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten, nu dit een feit betreft dat tegen het menselijk leven is gericht. Zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt, heeft dit feit naast lichamelijke, ook psychische gevolgen voor [slachtoffer 1] gehad. Zij had ongeveer drie weken lang nachtmerries en als haar vriend haar wakker maakte, greep zij hem bij de keel en trapte hem. Tot op de dag van vandaag slaapt zij slecht. Wanneer er onverwachts wordt aangebeld, schrikt [slachtoffer 1] en is zij bang dat een bekende van verdachte voor de deur staat. [slachtoffer 1] komt alleen buiten als het echt niet anders kan; zij voelt zich niet op haar gemak en kijkt continu om zich heen.
Voor het bestraffen van dit feit is door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunt vastgesteld. Het is de rechtbank bekend dat veelal als uitgangspunt voor een voltooide doodslag wordt gehanteerd een gevangenisstraf voor de duur van 6 tot 8 jaren. Nu het hier gaat om een poging tot doodslag, is een lagere straf op zijn plaats.
Voor mishandeling is in het LOVS wel een oriëntatiepunt vastgesteld, te weten een geldboete ter hoogte van € 500,00. Voor zover het feit is begaan tegen een politieagent, kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd. Ook voor het bestraffen van bedreiging is in het LOVS een oriëntatiepunt vastgesteld, te weten een geldboete van € 250,00. In het LOVS is geen oriëntatiepunt vastgesteld voor diefstal van een gsm. In soortgelijke gevallen legt de rechtbank doorgaans een geldboete of een werkstraf op.
De rechtbank acht het, gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de veelheid aan feiten en het totale disrespect voor anderen dat daaruit naar voren komt, niet passend om aan verdachte een geldboete of een werkstraf op te leggen voor de bewezen verklaarde mishandeling, bedreiging en diefstal.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij in het verleden meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten. Ook is verdachte in het verleden al veroordeeld voor geweldsgerelateerde feiten en bedreiging. De rechtbank zal daar dan ook ten nadele van verdachte rekening mee houden.
De reclassering heeft geen advies gegeven over een eventueel op te leggen straf, omdat verdachte geen medewerking heeft verleend aan het opmaken van een reclasseringsrapport.
De rechtbank acht het, alles afwegende, passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering wordt opgelegd. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank niet geïndiceerd. Enerzijds omdat de ernst van de feiten dit niet rechtvaardigt; anderzijds omdat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet heeft geleerd van in het verleden opgelegde voorwaardelijke straffen.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 1.305,00 ter zake van het bewezen verklaarde feit 1, te weten € 205,00 ter zake van materiële schade en € 1.100,00 ter zake van immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 150,00 ter zake van het bewezen verklaarde feit 5, zijnde immateriële schade.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 125,00 ter zake van de bewezen verklaarde belediging, zijnde immateriële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffer [slachtoffer 1] materiële en immateriële schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde poging tot doodslag die door verdachte is begaan. Nu het bedrag dat aan schadevergoeding is gevorderd van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van de bewezenverklaarde poging tot doodslag zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank bovendien de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffer [slachtoffer 3] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde mishandeling die door verdachte is begaan. Nu het bedrag dat aan schadevergoeding is gevorderd van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2013 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van de bewezenverklaarde mishandeling zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffer [slachtoffer 4] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde belediging die door verdachte is begaan. Nu het bedrag dat aan schadevergoeding is gevorderd van de zijde van verdachte niet is betwist, zal de rechtbank het verzoek om die schade te vergoeden toewijzen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte ter zake van de bewezenverklaarde belediging zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte eveneens in de proceskosten van de benadeelde partij veroordelen, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 266, 285, 287, 300, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Ten aanzien van parketnummer 03/721355-13:
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 jarenen
6 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe ter zake van de onder parketnummer 03/721355-13 bewezen verklaarde poging tot doodslag tot het bedrag van € 205,00 ter zake van materiële schade en € 1.100,00 ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
  • bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van in totaal € 1.305,00 als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat voormelde betalingsverplichting wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] toe ter zake van de onder parketnummer 03/721355-13 bewezen verklaarde mishandeling tot het bedrag van € 150,00 ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
  • bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 150,00 als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat voormelde betalingsverplichting wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe ter zake van de onder parketnummer 03/209348-12 bewezen verklaarde belediging tot het bedrag van € 125,00 ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij;
  • bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4] voornoemd, aan de Staat te betalen een bedrag van € 125,00 als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat voormelde betalingsverplichting wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 maart 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Tenlastelegging met parketnummer 03/721355-13:
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (beschadiging van het leverkapsel en een tot in de buik reikende steekverwonding), heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken;
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 in de gemeente Stein [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] met kracht vastgepakt en/althans vastgehouden en/althans een mes met de spitse punt tegen de wang van die [slachtoffer 2] gehouden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: “Als je niet de waarheid tegen me zegt dan snij ik je vingers af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 in de gemeente Stein opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 2] met kracht bij de keel heeft vastgepakt en/althans (vervolgens) dier keel heeft dichtgeknepen en/althans (vervolgens) die [slachtoffer 2] bij haar nek heeft vastgepakt en/althans (vervolgens) in een verwurging heeft genomen en/althans (vervolgens) met kracht aan de haren van die [slachtoffer 2] heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 in de gemeente Stein met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een gsm en een tas, inhoudende onder meer een bankpas, een mp3-speler en een paspoort van een hond, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 4 september 2013 in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend hete koffie tegen [slachtoffer 3] heeft gegooid, zijnde die [slachtoffer 3] een ambtenaar gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Tenlastelegging met parketnummer 03/209348-12:
hij op of omstreeks 19 april 2012, in de gemeente Maastricht, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 4], werkzaam als jeugdreclasseerder in de Regio Westelijke Mijnstreek, in haar gezicht heeft gespuugd en/of in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gespuugd, althans gedragingen van gelijke beledigende aard en/of strekking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/721355-13 en 03/209348-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 25 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring te Roermond, Keulsebaan 530 te 6045 GL Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg, recherche Sittard-Maastricht opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2440 2013094495 d.d. 15 oktober 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 338 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 1 september 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], als weergegeven op de pagina’s 60 en 61 van de doornummering.
3.Forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 31 augustus 2013, opgemaakt door M.W.G. Govaerts, forensisch geneeskundige, als weergegeven op pagina 69 van de doornummering.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 2 oktober 2013, inhoudende de verklaring van verdachte, als weergegeven op pagina 211 van de doornummering.
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 31 augustus 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], als weergegeven op pagina 30 van de doornummering.
6.Proces-verbaal aangifte d.d. 31 augustus 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], als weergegeven op de pagina’s 21, 22 en 23 van de doornummering.
7.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 31 augustus 2013, inhoudende verklaring van [slachtoffer 2], als weergegeven op pagina 26 van de doornummering.
8.Proces-verbaal aangifte d.d. 4 september 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3], als weergegeven op de pagina’s 151 en 152 van de doornummering.
9.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 4 september 2013, inhoudende de verklaring van [getuige], als weergegeven op de pagina 154 en 155 van de doornummering.
10.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg, regio Limburg Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2410 2012044034 d.d. 26 september 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
11.Proces-verbaal klacht d.d. 19 april 2012, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4].
12.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 3 juli 2012, inhoudende de verklaring van [naam moeder verdachte].