3.3Het oordeel van de rechtbankTen aanzien van parketnummer 03/721355-13:
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] deed op 31 augustus 2013 aangifte van poging tot moord dan wel poging tot doodslag. Zij verklaarde dat zij zich op 31 augustus 2013, in het appartement van haar moeder aan het [adres] bevond. Zij hoorde omstreeks 03.20 uur de deurbel en maakte de voordeur open. [slachtoffer 1] zag verdachte, de (ex-) vriend van haar dochter [slachtoffer 2], voor de voordeur staan en voelde dat hij meteen twee keer onder haar linkerborst stak, waarna zij pijn voelde. Toen [slachtoffer 1] de voordeur wilde sluiten en het appartement in wilde lopen, voelde zij dat verdachte haar twee of drie keer in haar rug stak. Daarna is verdachte weggerend en heeft [slachtoffer 1] 112 gebeld.
M.W.G. Govaerts, forensisch geneeskundige, bezocht [slachtoffer 1] op 31 augustus 2013 in het ziekenhuis en sprak daar met haar behandelaar. Door de chirurg werden vier steekwonden geconstateerd:
- een steekverwonding aan de voorzijde van de borstkas, links ter hoogte van de onderste rib in een verticale lijn met de tepel;
- een steekverwonding aan de buitenzijde van de borstkas in de overgang naar de buik, links, ter hoogte van de onderste rib, aan de buitenzijde;
- een steekverwonding aan de rugzijde, tussen de wervelkolom en de punt van het linkerschouderblad en
- een steekverwonding in de nierloge/-flank, links.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] met een zwart met blauw gekleurd klapmes heeft gestoken. Daarnaar gevraagd bij de politie heeft verdachte aangewezen dat het mes ongeveer 15 cm lang was.
[slachtoffer 2] beschrijft het mes, waarmee verdachte haar eerder die avond bedreigde, als een klapmes. Zij maakt een gebaar waaruit de verbalisanten afleiden dat het mes ongeveer 20 à 25 centimeter lang was.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 augustus 2013 in een café in Stein was. Hij had daar veel whisky gedronken. In dat café hoorde hij van een man, die hij nauwelijks kent, dat [slachtoffer 2] en haar moeder [slachtoffer 1] iets in zijn drinken hadden gedaan toen hij daar was blijven slapen. Verdachte kon zich herinneren dat hij de ochtenden nadat hij bij [slachtoffer 2] en haar moeder had geslapen, versuft wakker werd, pijn had aan zijn spieren en niet meer wist waar hij was. Nadat die man dit aan verdachte vertelde, wilde hij de waarheid weten. Hij stuurde vervolgens een sms-bericht naar [slachtoffer 2] om met haar af te spreken op het schoolplein in Stein. Toen verdachte haar daar confronteerde met het verhaal van de man in het café, zei [slachtoffer 2] volgens hem: “mijn moeder, mijn moeder”, waaruit verdachte afleidde dat het verhaal van de man in het café op waarheid berustte en dat [slachtoffer 1] inderdaad iets in zijn drinken had gedaan. Nadat [slachtoffer 2] van het schoolplein was weggerend, ging verdachte naar de woning van de oma van [slachtoffer 2], omdat hij dacht dat [slachtoffer 2] daar naar toe was gegaan. Hij wilde naar eigen zeggen de mobiele telefoon die hij op het schoolplein van [slachtoffer 2] had afgepakt aan haar terug geven. Toen hij bij de woning aankwam zag hij dat [slachtoffer 1] de deur opende. Verdachte had niet verwacht dat [slachtoffer 1] de deur zou openen; hij verwachtte dat hij [slachtoffer 2] of haar oma in de woning zou aantreffen. Op dat moment was verdachte boos en dacht hij aan het verhaal van de man in het café en aan [slachtoffer 2] die “mijn moeder, mijn moeder” zei en stak hij [slachtoffer 1] vier of vijf keer met een mes. Voorts heeft verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij [slachtoffer 1] met het mes in haar rug heeft gestoken. Verdachte kan zich wel nog herinneren dat hij [slachtoffer 1] met een mes in haar buik heeft gestoken. Nadat hij [slachtoffer 1] had gestoken is verdachte weggerend en heeft hij zich uitgekleed en zijn kleding en het mes waarmee hij had gestoken weggegooid, omdat hij bang was dat de politie was gewaarschuwd. Daarna heeft verdachte een vriend gebeld met het verzoek hem te komen ophalen.
Daarnaar gevraagd door de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij niet met het mes zou hebben gestoken als [slachtoffer 2] of haar oma de deur zou hebben geopend. Hij heeft [slachtoffer 1] gestoken, omdat het verhaal van de man in het café en de woorden van [slachtoffer 2] door zijn hoofd bleven spoken. Verdachte kon naar eigen zeggen niet helder nadenken op het moment dat hij [slachtoffer 1] neerstak. Het pakken van het mes en het neersteken van [slachtoffer 1], ging volgens hem in een fractie van een seconde.
Vrijspraak poging tot moord
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
De rechtbank komt tot dit oordeel nu verdachte heeft verklaard dat hij naar de woning van de oma van [slachtoffer 2] is gegaan om de telefoon die hij even tevoren van [slachtoffer 2] had afgepakt, terug te geven. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij schrok toen [slachtoffer 1] en niet [slachtoffer 2] de deur van de woning opende en dat hij toen in een fractie van een seconde met het mes in het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken. Tegen de achtergrond van deze verklaring van verdachte kan uit het enkele feit dat hij zich, voorzien van een mes, bij de deur van de woning van de oma van [slachtoffer 2] bevond, waar [slachtoffer 1] op dat moment toevallig ook aanwezig was, niet worden afgeleid dat verdachte het vooropgezette plan had [slachtoffer 1] te doden.
Bewijsverweer
De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer 1].
De rechtbank overweegt als volgt.
[slachtoffer 1] verklaarde dat - toen zij midden in de nacht de deur opende en verdachte voor de deur zag staan - meteen twee keer door verdachte ter hoogte van de borststreek werd gestoken. Toen zij zich omdraaide en terug de woning in liep, werd zij nog drie keer door verdachte in haar rug gestoken. Deze verklaring wordt ondersteund door het forensisch geneeskundig onderzoek, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] een steekverwonding aan de voorzijde van de borstkast ter hoogte van de onderste rib en een steekverwonding aan de buitenzijde van de borstkas ter hoogte van de onderste rib heeft opgelopen. Ook heeft zij een tweetal steekverwondingen aan de rugzijde opgelopen: één steekverwonding tussen de wervelkolom en de punt van het schouderblad en één steekverwonding in de nierloge/-flank.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij onder invloed van veel alcohol naar de woning van [slachtoffer 2] is gegaan. Op dat moment verkeerde hij in de veronderstelling dat [slachtoffer 1] iets in zijn drinken had gedaan toen hij bij [slachtoffer 2] en haar moeder was blijven slapen. Hij was daardoor boos op [slachtoffer 1]. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1], toen zij de deur van de woning opende, vier of vijf keer met een mes in het lichaam heeft gestoken. Hij heeft niet gericht gestoken, maar hij kan zich nog herinneren dat hij [slachtoffer 1] minimaal één keer met het mes in haar buik heeft gestoken. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte en de verklaring die [slachtoffer 2] over het mes geeft af dat het mes dat verdachte heeft gebruikt om [slachtoffer 1] mee in het lichaam te steken, een klapmes van tussen de 15 en de 25 centimeter betrof. De rechtbank overweegt dat het lemmet derhalve een lengte moet hebben gehad tussen de 7,5 en 12,5 cm.
Nadat verdachte [slachtoffer 1] met het mes in het lichaam had gestoken, realiseerde hij zich - zo verklaarde hij ter terechtzitting - wat hij had gedaan en is hij uit paniek weggerend. Vervolgens heeft hij zich uitgekleed en heeft hij de kleding die hij op dat moment aan had weggegooid, omdat hij bang was dat de politie inmiddels was gewaarschuwd. Ook het mes waarmee hij [slachtoffer 1] heeft gestoken, heeft hij weggegooid. Daarna heeft hij een vriend gebeld die hem is komen ophalen en die hem naar een andere vriend heeft gebracht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de borst en buik vitale organen bevinden en dat het steken met een mes met een lemmet van tussen de 7,5 en 12,5 centimeter lang een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel teweeg kan brengen
Uit dit samenstel van gebeurtenissen - het midden in de nacht onder invloed van alcohol, terwijl verdachte boos was op [slachtoffer 1] met een mes met een lemmet van tussen de 7,5 en 12,5 centimeter lang in haar buik en onderrug te steken - in combinatie met de omstandigheid dat het slachtoffer [slachtoffer 1] ten opzichte van het door verdachte gehanteerde mes moet hebben bewogen - leidt de rechtbank af dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] op zijn minst aanmerkelijk is te noemen. Verdachte heeft blijk gegeven die kans ook te hebben aanvaard door niet alleen welbewust [slachtoffer 1] in de woning achter te laten zonder medische hulp te verlenen of in te schakelen, maar ook door op het moment dat hij bij zinnen kwam en zich realiseerde wat hij had gedaan niet alsnog een ambulance te bellen. Dat verdachte zich realiseerde dat hij iets ergs had gedaan, leidt de rechtbank af uit het gegeven dat verdachte heeft verklaard dat hij zijn kleding en het mes na het steken van [slachtoffer 1] heeft weggegooid, omdat hij bang was dat de politie was gewaarschuwd.
De omstandigheid dat de forensisch geneeskundige op 20 november 2013 concludeert dat niet gesteld kan worden dat de kans op overlijden aanzienlijk is geweest of zou zijn geweest, nu - kort gezegd - de steekverwondingen niet diep genoeg waren, doet daar niet aan af. Noch uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting noch uit het handelen van verdachte kan immers worden afgeleid dat verdachte welbewust met zijn mes slechts ondiepe steken heeft toegebracht. Dit is ook niet aannemelijk nu verdachte bij het steken te maken had met [slachtoffer 1] die heeft bewogen op het moment van steken en hij bovendien naar eigen zeggen erg dronken was en niet meer helder kon nadenken.
Het is - met andere woorden - niet aan verdachte te danken dat [slachtoffer 1] nog leeft. [slachtoffer 1] heeft, ook blijkens het forensisch geneeskundig onderzoek, veel geluk gehad dat de steekwonden niet dieper waren dan door de arts geconstateerd. Het verweer van de raadsman wordt, gelet daarop, verworpen.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4:
[slachtoffer 2] deed op 31 augustus 2013 aangifte van bedreiging en mishandeling. Zij verklaarde dat zij op 31 augustus 2013 omstreeks 00.30 uur een sms-bericht van verdachte, haar ex-vriend, kreeg met de vraag of zij hem wilde bellen. Toen [slachtoffer 2] hem terugbelde, vroeg verdachte of zij om 01.00 uur naar het plein bij de basisschool in Stein wilde komen. [slachtoffer 2] ging daar vervolgens naar toe en zag verdachte staan. Op het moment dat [slachtoffer 2] en verdachte het schoolplein op liepen, haalde verdachte haar mobiele telefoon zonder toestemming uit haar jaszak. Dit deed verdachte volgens [slachtoffer 2] zodat hij kon controleren door wie zij allemaal was gebeld en wie zij allemaal had gebeld. Daarna schreeuwde verdachte tegen haar, terwijl hij haar stevig vasthield bij haar bovenarmen, dat als zij niet de waarheid zou zeggen, hij haar vingers zou afsnijden. Hierna pakte verdachte [slachtoffer 2] met zijn rechterhand met kracht bij haar keel vast en kneep haar keel dicht. Dit deed pijn en [slachtoffer 2] kreeg bijna geen lucht. Nadat zij zich losrukte, pakte verdachte haar bij haar nek vast en plaatste haar in een soort verwurging, waardoor zij opnieuw geen lucht kreeg. Ook dit deed pijn. Daarop zei [slachtoffer 2] tegen verdachte dat hij haar los moest laten, waarna hij haar losliet en uit zijn rechterachterzak een mes haalde en haar met dit mes bedreigde. Verdachte hield het mes namelijk met de spitse punt tegen haar linkerwang. Nadat [slachtoffer 2] tegen verdachte zei dat hij rustig moest doen en het mes weg moest doen, deed verdachte dit. Toen [slachtoffer 2] probeerde weg te rennen, trok verdachte haar hard aan haar haren. Ook dit deed volgens [slachtoffer 2] pijn. Vervolgens is [slachtoffer 2] weggevlucht en heeft zij bij het eerste huis waar licht brandde, aangebeld. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat zij haar fiets en haar tas met inhoud op het schoolplein had achtergelaten, omdat zij voor verdachte moest vluchten.
Later die dag verklaarde [slachtoffer 2] nogmaals dat verdachte haar met een uitklapbaar mes dat ongeveer 20 tot 25 centimeter lang was, heeft bedreigd. Verdachte heeft het mes volgens haar eerst tegen haar vingers aangehouden en daarna tegen haar gezicht. Hij hield de punt van het mes volgens [slachtoffer 2] tegen haar linkerwang. De verbalisanten zagen ten tijde van het opnemen van de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij twee hele kleine wondjes op haar linkerwang had.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van een onbekende man had gehoord dat het meisje met wie hij een relatie had gehad, [slachtoffer 2], en haar moeder, [slachtoffer 1], iets in zijn drinken hadden gedaan. Vervolgens stuurde hij [slachtoffer 2] een sms-bericht om met haar af te spreken in Stein, waarna [slachtoffer 2] naar het schoolpein in Stein kwam. In eerste instantie ontkende [slachtoffer 2] dat zij of haar moeder iets in het drinken van verdachte had gedaan . Daarop heeft verdachte [slachtoffer 2] aan haar haren getrokken, haar bij haar keel gepakt en tegen de muur geduwd. Vervolgens heeft hij een mes gepakt, omdat [slachtoffer 2] volgens hem de waarheid niet vertelde en met dat mes gezwaaid. Het zou kunnen dat hij ook tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij de waarheid moest vertellen, omdat hij anders haar vingers eraf zou snijden. Dat weet verdachte niet meer zeker. Toen [slachtoffer 2] tegen hem zei dat hij het mes moest weghalen, heeft verdachte dat gedaan en is [slachtoffer 2] weggerend. Haar slippers en haar tas met inhoud liet [slachtoffer 2] achter op het schoolplein. Verdachte heeft voorts bekend dat hij de telefoon van [slachtoffer 2] van haar heeft afgepakt en in zijn jaszak heeft gestopt; hij wilde naar eigen zeggen niet dat zij belde.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, haar heeft mishandeld en haar gsm heeft gestolen. Van de ten laste gelegde diefstal van de tas met inhoud van [slachtoffer 2] zal de rechtbank verdachte vrijspreken, nu zowel uit haar verklaring, als uit de verklaring van verdachte blijkt dat [slachtoffer 2] is weggevlucht en de tas toen op het schoolplein heeft achtergelaten.
Ten aanzien van feit 5:
[slachtoffer 3] deed op 4 september 2013 aangifte van mishandeling. Zij verklaarde dat zij die dag als arrestantenverzorgster werkzaam was in het cellencomplex van het politiebureau te Maastricht. [slachtoffer 3] was op dat moment bezig met het verzorgen van de arrestanten. Toen zij en haar collega [getuige] bij de cel van verdachte aankwamen, pakte verdachte zijn koffie, thee en brood niet, waardoor het luikje in de celdeur niet kon worden gesloten. Verdachte bleef vragen of hij mocht roken en pakte zijn brood en drinken niet. Na enkele minuten pakte verdachte zijn bekertje koffie en thee; het brood pakte hij echter niet. Nadat [slachtoffer 3] het brood wegpakte, voelde zij dat haar hemd nat was en zag zij dat er een grote bruinkleurige vlek op haar hem zat. Ook rook zij de geur van koffie, waaruit zij afleidde dat verdachte koffie naar haar had gegooid. Even daarna voelde [slachtoffer 3] een brandende pijn op haar borst.
[getuige] verklaarde dat zij samen met [slachtoffer 3] de arrestanten aan het verzorgen was en dat verdachte - nadat [slachtoffer 3] diens maaltijd van het aangeefluik pakte - de inhoud van het bekertje koffie in de richting van [slachtoffer 3] gooide. Hierdoor kreeg [slachtoffer 3] koffie tegen haar borst aan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich toen hij zich in de cel van het politiebureau in Maastricht bevond, ziek voelde. Hij heeft de koffie die hem werd gebracht weggeslagen van het aangeefluik van de cel, terwijl hij wist dat er iemand achter dat openstaande luikje stond.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] opzettelijk heeft mishandeld door koffie tegen haar aan te gooien. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij, op het moment dat hij de koffie van het luikje van zijn celdeur af sloeg, wist dat er iemand aan de andere kant van de celdeur stond. Door niettemin het kopje koffie weg te slaan, heeft verdacht bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 3] hierdoor pijn of letsel zou oplopen.
Ten aanzien van parketnummer 03/209348-12:
[slachtoffer 4] deed op 19 april 2012 klacht en aangifte van belediging. Zij verklaarde dat zij werkzaam is als jeugdreclasseerder in de Regio Westelijke Mijnstreek. In die hoedanigheid had zij op 1 april 2012 een rechtszitting bij de rechtbank in Maastricht bijgewoond, waarvoor verdachte was gedagvaard. Na afloop van de behandeling van die zaak, vroeg [slachtoffer 4] of verdachte in hoger beroep ging. Daarop voelde zij nattigheid aan de zijkant van de rechterkant van haar gezicht. Zij realiseerde zich dat verdachte in haar gezicht had gespuugd. Zij voelde zich hierdoor in haar eer en goede naam aangetast.
[naam moeder verdachte], de moeder van verdachte, verklaarde dat zij zag dat verdachte na de uitspraak van de rechter een vrouw van de jeugdreclassering in het gezicht spuugde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar [slachtoffer 4] gespuugd heeft.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigen bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft beledigd door haar in het gezicht te spugen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen