ECLI:NL:RBLIM:2014:3052

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
03/126448-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak te Heerlen door lacunes in opsporingsonderzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 31 maart 2014, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij te bevestigen. De verdachte had aangevoerd dat hij nooit in de woning was geweest waar de hennepkwekerij was aangetroffen en dat hij de woning aan een vriendin van een bekende had verhuurd. De rechtbank constateerde lacunes in het opsporingsonderzoek, waardoor de verdachte niet geconfronteerd kon worden met discrepanties in zijn verklaring. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het telen van hennep, maar meende dat de medeplichtigheid aan het telen van 166 hennepplanten bewezen kon worden. De verdediging pleitte voor algehele vrijspraak, stellende dat de verdachte geen betrokkenheid had bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de opzet van de verdachte op de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit vast te stellen. De rechtbank wees op de gebrekkige opsporing en het tijdsverloop, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/126448-12
Datum uitspraak : 31 maart 2014
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 1].

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 maart 2014.
De rechtbank heeft de officier van justitie en de gemachtigde raadsman van verdachte,
mr. H.G.M. Hilkens, advocaat te Echt, op die terechtzitting gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
samen met (een) ander(en) opzettelijk 398 hennepplanten heeft geteeld/bereid/bewerkt/ verwerkt dan wel aanwezig heeft gehad, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
Ten aanzien van feit 2:
samen met (een) ander(en) elektriciteit heeft gestolen, door middel van braak of verbreking.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde (medeplegen van) telen van hennep en voor de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit gevorderd. Wel acht zij de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het telen van 166 hennepplanten wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat in de woning die verdachte blijkens de zich in het dossier bevindende huurovereenkomst huurde een hennepkwekerij werd aangetroffen. In die hennepkwekerij bevonden zich 166 hennepplanten. De bij de politie afgelegde verklaring van verdachte dat hij dit pand aan een vriendin van een bekende van hem, genaamd [naam], verhuurde acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Zij heeft gevorderd dat aan verdachte voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde een taakstraf voor de duur 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren moet worden opgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat uit de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte blijkt dat hij geen betrokkenheid had bij de in de woning aan het [adres 2] aangetroffen hennepkwekerij. Evenmin kan volgens de raadsman worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het verhuren van voornoemde woning ten behoeve van de hennepteelt en de daaraan gerelateerde diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft immers verklaard dat hij de woning aan een vriendin van [naam] onderverhuurde. Hij kwam nooit in de woning. Hij wist niets van de hennepteelt en evenmin dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraakoverweging
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Hierbij wordt het volgende overwogen.
Vaststaat dat verdachte de woning aan het [adres 2] vanaf 1 juli 2011 huurde en dat in die woning op 13 maart 2012 een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met in totaal 166 hennepplanten. In een tweede ruimte van de hennepkwekerij werden 232 plantenpotten met hennepresten aangetroffen. Voorts staat vast dat er elektriciteit buiten de meter om is weggenomen, dat een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringshouders was aangebracht en dat de hoofdbeveiliging van de elektrische installatie was verzwaard.
Verdachte heeft - kort samengevat - verklaard dat hij begin 2011 een bekende van hem, [naam], tegenkwam. Deze bood hem aan om 300,00 euro per maand te verdienen door de woning aan het [adres 2] te huren en deze woning vervolgens aan een vriendin van [naam] te verhuren. Verdachte is de woning nooit binnen geweest. In ruil voor het verhuren van die woning aan een vriendin van [naam], ontving verdachte van die [naam] de huur van de woning en een vergoeding van 300,00 euro per maand. Dit bedrag ontving verdachte van [naam] op de parkeerplaats bij Gamma in Echt of bij een restaurant in Heel.
Met betrekking tot de ten laste gelegde diefstal van de elektriciteit heeft verdachte verklaard dat hij een contract met het elektriciteitsbedrijf had afgesloten en dat hij iedere maand de elektriciteitsrekening betaalde. Ook dit bedrag ontving hij van [naam]. Hij weet niet wie de stroomvoorziening van de hennepkwekerij heeft aangelegd, noch wist hij dat er met de elektriciteitsaansluiting was geknoeid.
Om te komen tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten dient op zijn minst te kunnen worden bewezen dat verdachte bewust was van de (aanmerkelijke kans op) aanwezigheid van de hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft echter iedere vorm van bewustheid van het telen en aanwezig hebben van de hennepplanten en de daaraan gerelateerde diefstal van elektriciteit ontkend. Hij heeft verklaard dat hij nooit in de woning waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen, binnen is geweest en dat hij die woning aan een vriendin van [naam] verhuurde. Nu het dossier geen bewijs omvat waaruit het tegendeel zou kunnen blijken, kan geen van de tenlastegelegde feiten bewezen worden verklaard.
De rechtbank tekent daarbij aan dat het in hoofdzaak aan het summiere opsporingsonderzoek is te wijten dat geen uitspraak kan worden gedaan over de mate van bewustheid bij verdachte. Dit terwijl er voldoende aanknopingspunten waren voor het doen van nader onderzoek. Door de verstreken tijd moet worden vastgesteld dat het weinig zinvol is die mogelijkheden alsnog aan te grijpen. Zo zijn er discrepanties tussen de verklaring van verdachte die hij ten aanzien van de woning aan het [adres 2] heeft afgelegd en de gegevens die verdachte bij het huren van deze woning bij de woningstichting heeft opgegeven. Immers heeft verdachte in zijn verhoor verklaard dat hij sinds 1998 getrouwd is, op de [adres 1] woont en dat hij is afgekeurd. Uit de zich in het dossier bevindende huurovereenkomst blijkt dat verdachte heeft opgegeven op de [adres 3] te wonen. Ook heeft hij opgegeven dat hij bouwuitvoerder van beroep is, dat hij drie jaar geleden is gescheiden en bij zijn tante in de kost heeft gewoond. Daarnaast heeft verdachte in zijn verhoor verklaard dat hij een rekening bij de ASN bank heeft, terwijl een kopie van een bankpas van de ABN AMRO bank bij de huurovereenkomst is gevoegd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij geen kennis heeft van hennepteelt, terwijl uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in 2012 door het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch is veroordeeld ter zake van hennepteelt. Verdachte is door de politie niet met deze discrepanties geconfronteerd. Evenmin is verdachte geconfronteerd met het feit dat [naam] zich in zijn verhoor steevast op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl ook dit in de rede had gelegen. Ten slotte rijst bij lezing van de verklaring van verdachte onder meer de vraag of hij een sleutel van de woning aan het [adres 2] had en blijft onduidelijk hoe het kan dat er rekeningafschriften van de waterleidingmaatschappij en het elektriciteitsbedrijf op naam van verdachte in deze woning werden aangetroffen.
Omdat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen, was de rechtbank niet in staat de hiervoor genoemde vragen aan verdachte te stellen. De rechtbank ziet geen reden om de zaak aan te houden om de verdachte alsnog te bevelen ter zitting te verschijnen, Het tijdsverloop, meer dan 2 jaar na het ontdekken van de plantage, en de onmogelijkheid ter zitting lacunes in het politieonderzoek afdoende te herstellen, liggen ten grondslag aan deze beslissing van de rechtbank.
Zonder in de capaciteitsoverwegingen te willen treden die mogelijk deels aan het uitblijven van het verrichten van nader politieonderzoek ten grondslag hebben gelegen, is het gevolg daarvan dat de beschuldiging aan het adres van verdachte niet ondubbelzinnig kan worden ontzenuwd of bevestigd. Dit terwijl dit wel een verwachting is die het openbaar ministerie met het uitbrengen van een dagvaarding, zowel bij de verdachte als bij de samenleving, opwekt. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte de woning aan het [adres 2] opzettelijk ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennepplanten. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. R. Robroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 maart 2014.
Buiten staat:
mr. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2012, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 398, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 13 maart 2012, in de gemeente Heerlen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan [adres 2] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 398, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 13 maart 2012, in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot 13 maart 2012, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/126448-12
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 31 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. H.G.M. Hilkens, advocaat te Echt.