4.3Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Verdachteverklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik kwam op 19 oktober 2012 om half acht thuis van mijn werk. [slachtoffer ] en ik zijn daarna nog op bezoek gegaan bij kennissen in Blerick. We kwamen om half twee thuis en zijn in de serre gaan zitten. Daar kregen [slachtoffer ] en ik weer ruzie. [slachtoffer ] stond op en sloeg de keuken-deur hard dicht. Ik werd daar boos over. [slachtoffer ] trapte vervolgens tegen de achterkant van mijn been. Ik heb [slachtoffer ] toen een duw of een tik gegeven en heb nog wat gescholden. Ik ben vervolgens naar boven gegaan en in bed gaan liggen. [slachtoffer ] kwam ook naar boven en gaf mij een klap op de linkerkant van mijn gezicht ter hoogte van mijn slaap. [slachtoffer ] is toen weer naar beneden gegaan en kwam met tassen terug naar boven waar ze haar kleding in wilde doen. Ik zag dat [slachtoffer ] de telefoon pakte en iemand wilde bellen. Ik hoorde dat [slachtoffer ] zei: “Ik ga iemand bellen die heeft al een keer gezeten die maakt dat niet uit”. Ik denk dat zij iemand naar ons huis wilde laten komen en daarom heb ik haar de telefoon afgenomen. Ik zag dat [slachtoffer ] de telefoon weer pakte en opnieuw probeerde om te bellen. [slachtoffer ] ging toen met de rug naar mij staan. Ik heb toen weer geprobeerd de telefoon af te pakken en heb mijn rechterarm om haar hals gedaan en heb met mijn linkerhand geprobeerd de telefoon af te pakken. Ik heb [slachtoffer ] met kracht vast gepakt met mijn rechterarm. De achterzijde van haar hoofd zat tegen mijn rechterschouder aan. Haar gelaat was naar voren gericht. Ik voelde dat ik haar met kracht vast had en probeerde de telefoon af te pakken. Ik hoorde [slachtoffer ] niets zeggen toen ik haar vast had. Ze probeerde de telefoon vast te blijven houden. Mijn dochter was tijdens deze ruzie of worsteling boven. We zijn vervolgens samen voorover op het bed gevallen. Ik ben boven op [slachtoffer ] gevallen en [slachtoffer ] lag met haar gelaat naar beneden op het bed. Op een gegeven moment heb ik [slachtoffer ] losgelaten en merkte ik dat ze niet meer bewoog.”
Getuige [getuige ]verklaart – zakelijke weergegeven – als volgt:
“Op 20 oktober 2012 om 02.10 uur werd ik wakker en hoorde ik hard geschreeuw en deuren slaan. Ik ben naar beneden gegaan en heb mijn vader en stiefmoeder aangesproken. Ik hoorde vooraf al dat ze elkaar geslagen hadden en heb er iets van gezegd. Daarna is mijn vader naar hun slaapkamer gegaan, mijn stiefmoeder is er achteraan gegaan. Ik hoorde mijn vader en stiefmoeder tegen elkaar schreeuwen en zag dat mijn vader erg agressief was. Mijn vader is haar aangevlogen. Eerst hebben ze elkaar nog geduwd en toen pakte mijn vader mijn stiefmoeder in een wurggreep. Mijn vader had zijn arm in een “v-vorm”. De nek van mijn stiefmoeder zat tussen zijn boven- en onderarm. Mijn stiefmoeder werd slap en ik zag haar ogen wegrollen. Ik ben naar de slaapkamer gelopen om mijn telefoon te pakken. Toen ik vervolgens naar beneden liep zag ik dat mijn vader op mijn stiefmoeder lag in dezelfde houding als toen ze stonden. Ik heb mijn stiefmoeder niets meer horen zeggen. Toen ik beneden was, wilde ik naar boven om te kijken. Mijn vader riep dat ik onder moest blijven. Ik hoorde dat mijn vader riep: “Bel de wouten maar. Ze is dood. Ik heb haar nek dichtgeknepen.” Ik heb toen meteen 112 gebeld. Een of twee minuten later kwam mijn vader bij mij staan en hoorde ik dat hij zei ‘ze is echt dood’.”
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]relateren – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Op 20 oktober 2012 omstreeks 02.55 uur kregen wij, verbalisanten, de melding om naar de [adres] te Blerick te gaan. Dochter des huizes had aangegeven dat haar vader zijn vrouw gedood zou hebben. Wij zagen dat de voordeur van voornoemd adres reeds was geopend en zijn naar binnen en naar de slaapkamer gegaan. Wij zagen boven aan de trap al in de slaapkamer een vrouw op het bed liggen. Wij zagen en hoorden dat de vrouw een snurkende/snakkende ademhaling en een zwakke pols had. De vrouw was niet aanspreekbaar.”
Forensisch arts J. [V.G.]beschrijft met betrekking tot de medische informatie betreffende [slachtoffer ] – zakelijk weergegeven – het volgende:
“De toestand van betrokkene op 20 oktober 2012: zij ligt in coma, ademt zelfstandig. Er is hersenletsel aanwezig, maar de uitgebreidheid ervan zal de komende dagen duidelijker moeten worden. Het klinische beeld past bij een toestand die ontstaat na langdurig (>5 min) zuurstoftekort in de hersenen. Het zuurstoftekort kan goed veroorzaakt zijn door de armverwurging die zou zijn toegepast. Hierbij worden de bloedvaten in de hals dichtgedrukt en zal bijna direct bewusteloosheid intreden. Er zijn in de hals van betrokkene geen sporen van een verwurging/strangulatie (wurgen met handen om de keel) aangetroffen. Dit pleit voor een toegepaste armverwurging.”
Uit het verslag betreffende een niet-natuurlijke doodbetreffende [slachtoffer ] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Overleden op 19 november 2012 om 05.50 uur. Overleden in het VieCuerie Ziekenhuis te Venlo, na enkele weken aldaar in coma te hebben gelegen. Oorzaak coma: cerebrale anoxie veroorzaakt door verwurging.”
Het rapport naar aanleiding van het pathologisch onderzoekopgemaakt door dr. [M.], arts en patholoog, wijst uit dat tijdens de op 20 november 2012 verrichte uit- en inwendige schouwing op het lijk van [slachtoffer ] het volgende is gebleken:
“Volgens ontvangen inlichtingen raakte deze 43 jaar oud geworden vrouw een maand voor haar uiteindelijke overlijden in coma, mogelijk als gevolg van verstikkingsverschijnselen door samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals. Ze werd in het VieCuri Zieken-huis in Venlo opgenomen waar ze kwam te overlijden. Bij opname in het ziekenhuis zouden geen uiterlijke kenmerken van geweld zijn waargenomen. Er waren bij sectie tekenen van medische handelingen. Andere letsels of resten van letsels werden bij sectie niet waargenomen. Er waren ernstige ziekelijke afwijkingen. Als verwikkeling van het coma waren er in de rechterlong longembolie met beginnende bloederige infarcering. De longembolie verklaren het overlijden zondermeer door de opgetreden circulatiestoornissen en door functieverlies van de rechterlong. Er was in de grote hersenen macroscopisch en microscopisch zeer ernstige schade zichtbaar, passend bij ernstig en gegeneraliseerd opgetreden zuurstofgebrek in het recente verleden. Bij microscopisch onderzoek werden afwijkingen in de hersenen waargenomen passend bij infarcering van enkele weken oud. Deze bevindingen ondersteunen de klinische verschijnselen van het opgetreden coma 4 weken voor de dood. De oorzaak van dit ernstige zuurstofgebrek en het coma kon door sectie niet worden vastgesteld. Er werden bij sectie geen ziekelijke orgaanafwijkingen gevonden die deze massale herseninfarcering ook zouden kunnen hebben veroorzaakt. Conclusie: [slachtoffer ], is overleden als gevolg van verwikkelingen van coma. Er bleek sprake van ernstige hersen-schade, passend bij eerder opgetreden ernstig gegeneraliseerd zuurstofgebrek.”
Deskundigen H.N.J.M. [V.V.] en C.M. [W.] in het forensisch geneeskundig onderzoek– zakelijk weergegeven – het volgende:
“Bij betrokkene was er sprake van een zeer ernstig primair neurologisch ziektebeeld, ontstaan door ernstige beschadiging van hersenweefsel door tijdelijk zuurstofgebrek en leidend tot ernstige beperking van de hersenfunctie en het bewustzijnsverlies.”
Deskundigen H.N.J.M. [V.V.] en C.M. [W.]rapporteren voorts naar aanleiding van aanvullende vragen van de verdediging – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Geconcludeerd kan worden dat er noch bij onderzoek van de klinische informatie, noch bij gerechtelijke sectie aanwijzingen gevonden zijn in de vorm van bijvoorbeeld beschadigingen van het strottenhoofd, striemen of ander waarneembaar letsel, die zouden kunnen wijzen op samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals. Samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals als oorzaak voor de doorgemaakte periode van zuurstoftekort en de daaraan gerelateerde schade aan de hersenen is daarmee echter niet uitgesloten. Bij onderzoek in het VieCuri Ziekenhuis werd een aantal klinisch relevante oorzaken van het coma van [slachtoffer ] uitgesloten, waaronder afwijkingen in of aan de hersenen, een aantal toxicologische oorzaken, ontregelingen van stofwisselingsfuncties, ontregeling van de hartfunctie en ontregeling van de bloedtoevoer naar de hersenen. Hiermee zijn andere mogelijke oorzaken voor het coma, waaronder samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals, niet uitgesloten. Een combinatie van factoren als oorzaak van het coma kan niet worden uitgesloten. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het coma zoals gediagnosticeerd bij [slachtoffer ] zeer diep en langdurig was, en dat bij sectie gegeneraliseerd hersenweefselverval werd aangetroffen passend bij eerder doorgemaakt ernstig en gegeneraliseerd zuurstofgebrek. De oorzaak van het zuurstofgebrek van de hersenen is daarmee de hoofdoorzaak voor het overlijden. Een intoxicatie met (een) benzodiazepine(n) en alcohol speelt in deze casus zeer waarschijnlijk geen of slechts een geringe rol.”
Verdachte heeft tijdens een ruzie met het slachtoffer – naar eigen zeggen – zijn rechterarm om de hals van het slachtoffer gedaan en haar daarmee met kracht vastgepakt. Getuige [getuige ] heeft gezien dat verdachte zijn arm in een ‘v-vorm’ om de hals van het slachtoffer had. De nek van het slachtoffer zat daarbij tussen zijn boven- en onderarm. De rechtbank stelt vast dat deze door verdachte aangelegde greep een vorm van verwurging is alsmede dat het slachtoffer voorafgaand aan deze verwurging nog bij bewustzijn en levendig was. Uit de verklaring van getuige [getuige ] leidt de rechtbank voorts af dat deze door verdachte aangelegde verwurging – anders dan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard – langer dan slechts enkele seconden heeft geduurd. Immers, nadat getuige [getuige ] de slaapkamer verliet om haar telefoon te pakken en vervolgens weer terugkwam, zag zij dat verdachte het slachtoffer – beide intussen liggend op bed – nog steeds vasthad in dezelfde wurgreep. Tevens volgt uit de verklaring van [getuige ] dat het slachtoffer al slap werd en haar ogen wegrolde voordat zij de slaapkamer verliet en verdachte met het slachtoffer op bed viel. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij het slachtoffer pas los heeft gelaten nadat zij voorover op bed waren gevallen en vervolgens heeft geconstateerd dat het slachtoffer buiten bewustzijn was. Het vorenstaande neemt niet weg dat de precieze duur van de verwurging niet kan worden vastgesteld. De rechtbank distantieert zich dan ook van de conclusie van de officier van justitie dat de verwurging minutenlang heeft geduurd.
Uit het sectierapport van dr. [M.] is gebleken dat het slachtoffer is overleden als gevolg van verwikkelingen van coma en dat er is sprake was van ernstige hersenschade passend bij eerder opgetreden ernstig generaliserend zuurstofgebrek. Dit wordt bevestigd door de deskundigen [V.V.] en [W.], die het bij het slachtoffer geconstateerde zeer ernstig primair neurologisch ziektebeeld relateren aan de ernstige beschadiging van het hersenweefsel ontstaan door tijdelijk zuurstofgebrek en leidend tot ernstige beperking van de hersenfunctie en het bewustzijnsverlies. Blijkens de informatie van forensisch arts [V.G.] was dit hersenletsel en bewustzijnsverlies reeds op 20 oktober 2012 aanwezig en kan dit goed veroorzaakt zijn door een toegepaste armverwurging, waarbij de bloedvaten in de hals dichtgedrukt worden en bijna direct bewusteloosheid zal intreden.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de door verdachte aangelegde armverwurging in de keten van gebeurtenissen een noodzakelijk factor is geweest voor het bij het slachtoffer geconstateerde hersenletsel als gevolg waarvan zij is overleden. Daarbij neemt de rechtbank bovendien in aanmerking dat blijkens de rapportage van de deskundigen [V.V.] en [W.] hebben gerapporteerd dat een aantal klinisch relevante oorzaken van het coma van het slachtoffer zijn uitgesloten, waaronder afwijkingen in of aan de hersenen, een aantal toxicologische oorzaken, ontregelingen van stofwisselingsfuncties, ontregeling van de hartfunctie en ontregeling van de bloedtoevoer naar de hersenen alsmede dat een intoxicatie met de door het slachtoffer gebruikte medicatie en alcohol – anders dan door de raadsman is bepleit – in onderhavige zaak zeer waarschijnlijk geen of slechts een geringe rol heeft gespeeld.
Nu boven redelijke twijfel is verheven dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door de armverwurging, is de rechtbank van oordeel dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs aan het handelen van verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht – anders dan de raadsman – wel bewezen dat verdachte opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat indien een verwurging, in casu de door verdachte aangelegde armverwurging, gedurende enige tijd wordt aangehouden als verdachte heeft gedaan en hierdoor de bloedtoevoer van het slachtoffer wordt belemmerd, het slachtoffer hierdoor bewusteloos raakt en uiteindelijk kan komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat dit gebeurt aanmerkelijk is te achten. De rechtbank betrekt daarbij de verklaring van getuige [getuige ], waaruit blijkt dat het slachtoffer al buiten bewustzijn was voordat zij de slaapkamer verliet om haar telefoon te pakken en verdachte het slachtoffer nog steeds in de armverwurging had op het moment dat zij weer terug langs de slaapkamer liep. Naar oordeel van de rechtbank is de gedraging van verdachte zo zeer gericht geweest op de dood van het slachtoffer dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard en aldus heeft gehandeld met het voor doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.