ECLI:NL:RBLIM:2014:2775

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
C/03/181937 / FA RK 13-1329
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en kinderbijdrage in het kader van ouderschapsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die samen een minderjarig kind hebben. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vast te stellen. De man betwistte de hoogte van de door de vrouw gevraagde kinderbijdrage van € 25,00 per maand en stelde dat zijn bijdrage op € 11,69 per maand moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, door zijn bijdrage in natura, al voldoende bijdraagt aan de kosten van het kind, gezien het feit dat het kind regelmatig bij hem verblijft. De rechtbank concludeert dat het opleggen van een kinderbijdrage van € 6,50 per maand niet in het belang van het kind zou zijn, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook het ouderschapsplan dat door partijen is opgesteld, als onderdeel van de beschikking opgenomen. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschap tussen partijen bevolen, waarbij een notaris zal worden ingeschakeld. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/181937 / FA RK 13-1329
Beschikking van 5 maart 2014 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.M. Bäumler, gevestigd te Hoensbroek,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.G.L. Bremen, gevestigd te Landgraaf.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 24 juni 2013;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 2 oktober 2013;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ingekomen op 5 november 2013;
- de correspondentie waaronder:
 De brief van de vrouw van 7 oktober 2013 waarbij is overgelegd het ouderschapsplan;
 De brief van de man van 9 oktober 2013, waarbij is overgelegd het ouderschapsplan;
 De aanvullende producties van de vrouw, overgelegd bij brief van 21 januari 2014;
 De aanvullende producties van de man, overgelegd bij brief van 21 januari 2014.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich het ouderschapsplan.
1.3.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 februari 2014.
Bij die gelegenheid zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [2006] te [huwelijksplaats]. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [minderjarige] geboren op [2006] te [geboorteplaats].
2.3.
Scheiding
2.3.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De man heeft de gestelde duurzame ontwrichting niet betwist.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.2.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.
2.4.
Onderhoudsbijdrage
2.4.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 25,00 per maand.
2.4.2.
De man heeft verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen, althans de door hem te betalen kinderbijdrage vast te stellen op € 11,69 per maand.
2.4.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
Tijdens het huwelijk hebben partijen de beschikking gehad over een netto gezinsinkomen van € 1.022,-- netto per maand, inclusief het kindgebonden budget van € 84,-- per maand.
Rekening houdend met het toepasselijke aantal kinderbijslagpunten van 4, bedraagt de behoefte van het kind € 110,-- per maand. Op de behoefte komt in mindering het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget van € 84,-- per maand.
Het huidige inkomen van de man bedraagt € 927,-- netto per maand, inclusief vakantietoeslag. De draagkracht van de man is derhalve te stellen op een bedrag van € 25,-- per maand. De vrouw heeft eveneens een inkomen op bijstandsniveau. Haar draagkracht is eveneens te stellen op een bedrag van € 25,-- per maand. Nu de draagkracht van beide partijen gelijk is, is het aandeel van de man in de behoefte van het kind te stellen op € 13,-- per maand. Het kind verblijft gemiddeld 10 tot 12 dagen per maand bij de man. Partijen gaan uit van een zorgkorting van 25%. Het door de man te betalen aandeel in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind komt aldus uit op een bedrag van € 6,50 per maand.
De rechtbank stelt vast dat het kind zeer regelmatig bij de man verblijft. Daardoor draagt de man al in ruime mate in natura bij in de kosten van het kind. Het behoeft geen betoog dat de kosten van het verblijf van het kind bij de man in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet kunnen worden bestreden uit de zorgkorting. Gelet daarop en in aanmerking nemend dat de man, zoals de vrouw heeft verklaard, waar mogelijk, een bijdrage levert in de kosten van het kind, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een kinderbijdrage in deze zaak geen recht doet aan de belangen van het kind. De rechtbank zal dan ook beslissen als hierna wordt bepaald.
2.5.
Verdeling
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht de verdeling te bevelen van de tussen de partijen bestaande gemeenschap, ten overstaan van een notaris en met benoeming van onzijdige personen.
2.5.2.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] op [2006];
3.2.
bepaalt dat het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.3.
beveelt partijen over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris. Voor het geval partijen het binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding over de keuze van een notaris niet eens zijn, benoemt de rechtbank mr. J.J.M. Eijck, notaris te Landgraaf, of diens waarnemer of opvolger. Wanneer de man niet meewerkt aan de verdeling zal mr. J.C.M. Augustin, kandidaat-notaris te Landgraaf, als zijn vertegenwoordiger optreden. Wanneer de vrouw niet meewerkt aan de verdeling zal mr. G.J.F.M. van Thoor, kandidaat-notaris te Kerkrade, als haar vertegenwoordiger optreden;
3.4.
verklaart de beslissing met betrekking tot de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Geerits, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014, in tegenwoordigheid van mr. M.P.I. Kubben, griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden..