In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van twee onroerende zaken gelegen aan de Hoogbrugstraat in Maastricht. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde van Finventa B.V., had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht opgelegde aanslagen gemeentelijke heffingen, die waren gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De waardes van de panden waren vastgesteld op respectievelijk € 1.761.000 voor Hoogbrugstraat 72a en € 115.000 voor Hoogbrugstraat 74, per waardepeildatum 1 januari 2011.
Eiseres stelde dat de gehanteerde kapitalisatiefactoren te hoog waren en dat de werkelijke waarden van de panden aanzienlijk lager waren, namelijk € 1.349.870 voor Hoogbrugstraat 72a en € 83.635 voor Hoogbrugstraat 74. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde waardes en dat de door eiseres voorgestane waarden aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan en heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en de WOZ-waarden van de panden vastgesteld op respectievelijk € 1.349.000 en € 83.635. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de gemeente Maastricht de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep dient te vergoeden, alsook het door haar betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.