ECLI:NL:RBLIM:2014:2625

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
505503 CV EXPL 12-10898
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor te laag loon en WGA-uitkering

In deze zaak vordert de ex-werkneemster, die sinds 15 november 2001 in dienst was bij Seventh Oak B.V. als verkoopmedewerkster, schadevergoeding van haar voormalige werkgever. De ex-werkneemster ontving geruime tijd te weinig loon, wat leidde tot een te lage WGA-uitkering na beëindiging van haar arbeidsovereenkomst in april 2009. Het UWV weigerde haar verzoek om herziening van het dagloon, dat was vastgesteld op basis van het te lage loon. De kantonrechter oordeelt dat de ex-werkneemster recht heeft op schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkoming van de werkgever. De kantonrechter stelt vast dat de vordering niet verjaard is en dat er geen sprake is van rechtsverwerking. De ex-werkneemster vordert een bedrag van € 2.703,53 ter compensatie van de schade die zij heeft geleden door het te weinig ontvangen bedrag aan uitkering over de periode van mei 2008 tot en met november 2012, alsook kosten ter vaststelling van de vordering. De kantonrechter wijst de vordering toe, omdat de ex-werkneemster voldoende heeft aangetoond dat het te weinig ontvangen loon heeft geleid tot een lagere WGA-uitkering. De kantonrechter oordeelt dat het causaal verband tussen het niet tijdig betalen van het loon en de uitkeringsschade aanwezig is. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, evenals de kosten ter vaststelling van de schade. De reconventionele vorderingen van Seventh Oak worden afgewezen, en de werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer /rolnummer: 505503 CV EXPL 12-10898
Vonnis van de kantonrechter van 12 maart 2014
in de zaak van
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak],
wonende [adres],
[woonplaats],
eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
gemachtigde mr. J.F.E. Brandts,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEVENTH OAK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende Dautzenbergstraat 25,
6411 LA Heerlen,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
gemachtigde mr. P.M.J. Graus.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] en Seventh Oak genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juni 2013
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] is sinds 15 november 2001 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst geweest van Seventh Oak in de functie van verkoopmedewerkster.
2.2.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] is sinds 13 december 2006 blijvend arbeidsongeschikt. Het dienstverband is in april 2009 beëindigd.
2.3.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] ontvangt vanaf 28 april 2008 een WGA-uitkering. Tot 28 februari 2010 heeft zij een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen en vanaf laatstgenoemde datum ontvangt zij een loonaanvullende WGA-uitkering.
2.4.
Bij vonnis van de kantonrechter te Heerlen van 14 april 2010 is Seventh Oak veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.259,88 bruto aan achterstallig loon over de periode van januari 2004 tot en met april 2008, vermeerderd met de wettelijke verhoging van
€ 1.088,98 bruto en de wettelijke rente, alsmede betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 624,75 en de proceskosten.
2.5.
Op 27 april 2010 heeft [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] het UWV verzocht tot herziening van het dagloon met betrekking tot de WGA-uitkering. Het UWV heeft bij beslissing van 21 mei 2010 dit verzoek afgewezen.
2.6.
Op 25 juni 2010 heeft [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] bezwaar tegen deze beslissing gemaakt en aangevoerd dat het dagloon met betrekking tot haar WIA-uitkering te laag is vastgesteld, nu gebleken is dat zij over de periode van 1 januari 2004 tot 1 januari 2006 een te laag bedrag aan loon heeft ontvangen. Zij is van mening dat het dagloon herzien dient te worden, ook al is de nabetaling daadwerkelijk genoten buiten de referteperiode, omdat zij toegerekend kan worden aan de referteperiode.
2.7.
Het UWV heeft bij beslissing van 27 september 2010 het bezwaar ongegrond verklaard en daartoe - voor zover relevant - overwogen:
“In artikel 2 van genoemd Besluit (aanvulling ktr.: Besluit Dagloonregels Werknemersverzekeringen) is voorts bepaald, dat de berekening van het dagloon plaatsvindt aan de hand van het loon dat, volgens opgave van de werkgever, in het refertejaar genoten is. De werknemer wordt dan ook geacht zijn loon te hebben genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan. Voor de dagloonvaststelling gaan we dus uit van deze gegevens. Eén en ander betekent ook dat de werkgever nabetalingen dient op te geven in het aangiftetijdvak waarin deze nabetaling genoten is. Ook voor deze nabetalingen geldt dat zij worden toegerekend aan het tijdvak waarin zij volgens de opgave van de werkgever worden genoten.
Artikel 2, lid 4, bepaalt voorts dat onder loon mede wordt begrepen het loon waarvan de werknemer aantoont dat dit in het refertejaar vorderbaar maar niet tevens inbaar is geworden. Loon is vorderbaar op het moment dat vaststaat, dat betrokkene recht heeft op het loon en ook hoe hoog dat loon precies is. Als pas na de referteperiode is vast komen te staan, dat recht bestond op een hoger loon, dan was het loon in de referteperiode nog niet vorderbaar.
Het loon wordt inbaar op het moment dat de werkgever bereid en in staat is het loon te betalen. Er kan pas van niet-inbaar loon gesproken worden vanaf het moment dat het loon betaald zou moeten worden, maar dit niet gebeurt omdat de werkgever hiertoe niet in staat is of doordat de werkgever niet wil betalen.
Ten aanzien van uw WIA-uitkering loopt de referteperiode van 1 december 2004 tot en met 30 november 2005.
Volgens de door u verstrekte gegevens in uw bezwaarschrift alsmede de informatie, verstrekt tijdens de telefonische hoorzitting van 22 september 2010, heeft u eerst op 18 maart 2009 melding gedaan van het feit, dat u te weinig salaris heeft genoten over de periode van 1 januari 2004 tot en met 1 januari 2006. Dit is ruim na het verstrijken van de referteperiode.
Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat het loon noch vorderbaar was in het refertejaar, noch - aangezien u tijdens het refertejaar in het geheel niet geprobeerd heeft het loon te innen - “niet-inbaar” was.
Het dagloon wordt dan ook gebaseerd op uw daadwerkelijke verdiensten in de referteperiode.
Dit betekent dat het voor u geldende dagloon terecht niet is herzien en dat de door u bestreden beslissing van 21 mei 2010 correct is.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Seventh Oak:
  • tot betaling van een bedrag van € 2.703,53 ter zake de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] geleden schade vanwege het te weinig ontvangen bedrag aan uitkering over de periode mei 2008 tot en met november 2012, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid, althans de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 363,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid, althans de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van de kosten ter vaststelling van de vordering van € 752,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid, althans de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij door het niet tijdig betalen van het loon door Seventh Oak (artikel 7:623 BW) uitkeringsschade heeft geleden. Deze uitkeringsschade is volgens [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] aan te merken als gevolgschade en staat in een zodanig verband met het verzuim van Seventh Oak dat deze aan Seventh Oak kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW).
3.3.
Seventh Oak voert verweer tegen de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Seventh Oak vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat zij als werkgever tot heden alle (eventuele) verplichtingen jegens [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] als werknemer is nagekomen en/of dat zij in dat kader als werkgever niet langer kan worden aangesproken voor eventuele schade en/of vorderingen verbonden aan dan wel voortvloeiend uit het beëindigde dienstverband, zulks niet alleen vanwege verjaring, maar ook vanwege het ontbreken van causaal verband en/of vanwege de houding en/of het nalaten van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak], waaronder begrepen het niet benutten van beroepsprocedures;
  • [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] te veroordelen c.q. te verbieden om Seventh Oak nog langer in rechte te betrekken voor haar beweerdelijke vorderingen op basis van enige beweerdelijk te lage uitkering c.a., zoals thans in conventie gevorderd, alsmede voor alle overige van dergelijke aan het dienstverband gelieerde beweerdelijke vorderingen;
  • [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] te veroordelen in de volledige kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
3.6.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] voert verweer tegen de vorderingen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Nu er geen rechtsmiddelen zijn aangewend tegen het vonnis van 14 april 2010, waarin Seventh Oak is veroordeeld tot betaling aan [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] van een bedrag van
€ 7.259,88 bruto aan achterstallig loon, staat vast dat het vonnis onherroepelijk is geworden. Dit brengt met zich dat de door Seventh Oak tegen dit vonnis en de daaraan voorafgaande procedure gerichte verweren zullen worden verworpen. Ook anderszins zou het verweer van Seventh Oak dat deze rechtsgang niet met voldoende waarborgen was omkleed niet slagen, nu de kantonrechter ingevolge de wettelijke bepalingen niet gehouden is om een comparitie van partijen (een zitting) te gelasten. Indien er geen verschijning van partijen ter terechtzitting op de voet van artikel 131 Rv is bevolen, geeft de rechter aan eiser de gelegenheid voor repliek te concluderen, waarna gedaagde voor dupliek kan concluderen (artikel 132 Rv), hetgeen blijkens het vonnis is geschied. Voor zover het al juist zou zijn dat haar advocaat door de ziekte van de bestuurder van Seventh Oak - die kennelijk als enige van de zaak op de hoogte was - destijds onvoldoende inhoudelijk heeft kunnen reageren, had het op de weg van Seventh Oak gelegen hoger beroep in te stellen om aldaar haar standpunten nader toe te lichten en te onderbouwen. Seventh Oak heeft dit echter nagelaten.
4.2.
Het gaat in deze procedure niet om een loonvordering, zoals Seventh Oak stelt, maar om een vordering tot schadevergoeding. In de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] genomen conclusie van repliek in conventie is geen wijziging van de grondslag van haar vordering te lezen, zodat de daarop betrekking hebbende stellingen van Seventh Oak verder onbesproken blijven.
4.3.
Voor het in rechte aanspreken van Seventh Oak voor de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] geleden uitkeringsschade is niet vereist dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] tot aan de hoogste rechterlijke instantie heeft geprocedeerd, zodat het daarop betrekking hebbende verweer van Seventh Oak zal worden gepasseerd.
4.4.
Ook het verweer van Seventh Oak dat de vordering van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] zou zijn verjaard treft naar het oordeel van de kantonrechter geen doel. De kantonrechter is met [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] van oordeel dat de verjaring van de onderhavige vordering wordt beheerst door artikel 3:310 lid 1 BW. De hierin vermelde verjaringstermijn - vijf jaren - begint te lopen op de dag volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
4.5.
Met de beslissing op bezwaar van 27 september 2010 van het UWV is vast komen te staan dat de nabetaling van de loonvordering van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak], toegewezen bij vonnis van 14 april 2010, niet tot herziening van het dagloon kan leiden. Nu gesteld noch anderszins gebleken is dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] reeds eerder daarmee op de hoogte had moeten zijn, geldt naar het oordeel van de kantonrechter voormelde datum als de datum waarop [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] bekend was met de door haar in dit geding gepretendeerde schade en de aansprakelijke persoon. Dit betekent dat de krachtens artikel 3:310 BW geldende verjaringstermijn is aangevangen op de daarop volgende dag, 28 september 2010.
4.6.
Artikel 3:316 BW bepaalt dat de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt. Invulling aan dit laatste wordt gegeven in artikel 3:317 BW waarin staat dat verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.
Nu [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] (tijdig) op 21 november 2012 de inleidende dagvaarding heeft uitgebracht, kan Seventh Oak geen geslaagd beroep doen op verjaring. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.7.
Voorts beroept Seventh Oak zich op rechtsverwerking. Van rechtsverwerking is slechts sprake als de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van zijn aanspraken. Het enkele tijdsverloop of enkel stilzitten levert in de regel geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Daarvoor is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar, in casu Seventh Oak, het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser, in casu [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak], haar aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser haar aanspraak alsnog geldend zou maken. Nu zojuist is overwogen dat enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende is voor een succesvol beroep daarop en niet gebleken is dat van zodanige bijzondere omstandigheden sprake is, dient het beroep op rechtsverwerking te worden verworpen.
4.8.
In onderhavige zaak staat de vraag centraal of de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] geleden uitkeringsschade op grond van artikel 6:98 BW aan Seventh Oak kan worden toegerekend.
4.9.
Ingevolge artikel 6:98 BW komt slechts voor vergoeding in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
4.10.
[eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] heeft in dit kader aangevoerd dat indien het loon door Seventh Oak tijdig was betaald de WGA-uitkering zou zijn gebaseerd op een hoger vastgesteld dagloon, waardoor zij een hogere uitkering zou hebben genoten. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] aldus wil stellen dat er sprake is van een conditio sine qua non-verband tussen het betalen van een te laag loon en het verkrijgen van een te lage uitkering, maar ook dat Seventh Oak de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] te lijden uitkeringsschade heeft kunnen voorzien.
4.11.
Door Seventh Oak zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat moet worden aangenomen dat de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] geleden uitkeringsschade een andere oorzaak heeft en ook zonder de te late betaling van het loon zou zijn ontstaan. Evenmin heeft Seventh Oak betwist dat het ontstaan van de uitkeringsschade door haar kon worden voorzien. De kantonrechter acht het vereiste causaal verband dan ook aanwezig.
4.12.
Nu het causaal verband vaststaat ligt de hoogte van de schade ter beoordeling voor.
4.13.
Seventh Oak heeft de als productie 6 bij dagvaarding overgelegde en door Accens Accountants & Adviseurs B.V. in opdracht van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] opgestelde berekening ter zake van de te weinig ontvangen uitkering onvoldoende gemotiveerd betwist. De berekening moet dus voor juist gehouden worden. Dit brengt met zich dat het gevorderde bedrag van
€ 2.703,53 ter zake de door [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] geleden schade vanwege het te weinig ontvangen bedrag aan uitkering over de periode mei 2008 tot en met november 2008 zal worden toegewezen.
4.14.
Door de betwisting door Seventh Oak van de schadeoorzaak en zijn aansprakelijkheid was [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] in redelijkheid genoodzaakt kosten te maken ter vaststelling daarvan; de omvang van de gemaakte kosten (de declaratie van Accens Accountants & Adviseurs) is eveneens redelijk. De declaratie geeft een toereikende specificatie van de verrichte werkzaamheden, de bestede uren en het gehanteerde tarief. De gevorderde kosten ter zake het inschakelen van Accens Accountants & Adviseurs van
€ 752,68 zullen dan ook worden toegewezen. Het door Seventh Oak daartegen gevoerde verweer slaagt niet.
4.15.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, nu de gestelde werkzaamheden onvoldoende zijn gespecificeerd (conform Voorwerk II) om toewijzing te rechtvaardigen.
4.16.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
4.17.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
4.18.
Seventh Oak zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,17
- griffierecht € 73,00
- gemachtigde salaris €
350,00(2 punten x € 175,00)
Totaal € 526,17
4.19.
De wettelijke rente over de proceskosten komt op de hierna in het dictum weergegeven wijze voor toewijzing in aanmerking.
in reconventie
4.20.
Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, blijkt dat de reconventionele vorderingen moeten worden afgewezen met veroordeling van Seventh Oak in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] tot op heden begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde. De kantonrechter zal de kosten van het vrijwaringsincident compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Seventh Oak om aan [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.703,53 aan geleden schade vanwege het te weinig ontvangen bedrag aan uitkering over de periode mei 2008 tot en met november 2012, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Seventh Oak om aan [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 752,68 aan kosten ter vaststelling van de schadevordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
compenseert de kosten van het incident, in die zin dat ieder van de partij haar eigen kosten draagt,
5.4.
veroordeelt Seventh Oak tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] worden begroot op € 526,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee weken na betekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af;
5.8.
veroordeelt Seventh Oak tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak] worden begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde,
5.9.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ
Coll: