ECLI:NL:RBLIM:2014:2593

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
C-04-125176 - FA RK 13-1232
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een kind uit de Verenigde Staten door Nederlandse adoptanten met toetsing van buitenlandse adoptie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 maart 2014 uitspraak gedaan over de adoptie van een minderjarige uit de Verenigde Staten door twee Nederlandse adoptanten. De adoptanten, die met elkaar zijn gehuwd, hebben verzocht om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken, omdat de beginseltoestemming voor adoptie slechts voor één van hen was afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie van de minderjarige reeds in de VS was uitgesproken, maar dat deze niet als verdragsadoptie kon worden erkend in Nederland, omdat de vereiste verklaring volgens het Haags Adoptieverdrag ontbrak. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of er al een buitenlandse adoptie tot stand was gekomen, zoals vereist door artikel 2 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat de beginseltoestemming tot adoptie alleen was verleend aan de verzoekster, waardoor niet aan de voorwaarden voor erkenning van de buitenlandse adoptie was voldaan. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat er voldoende aanknopingspunten waren met de Nederlandse rechtssfeer om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank heeft uiteindelijk de adoptie uitgesproken, waarbij de minderjarige de geslachtsnaam van de verzoeker zal behouden en de voornaam zal worden gewijzigd. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer : C/04/125176 / FA RK 13-1232
Beschikking van 12 maart 2014 betreffende adoptie
in de zaak van:
[adoptant],
hierna ook te noemen adoptant,
en
[adoptante],
hierna ook te noemen adoptante,
beiden wonende te [woonplaats], [adres],
tezamen hierna ook te noemen de adoptanten,
advocaat: mr. M. Koomen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank verwijst naar haar beschikking d.d. 13 november 2013, waarbij zij haar beslissing heeft aangehouden in afwachting van een reactie van verzoekers.
1.2.
Op 21 januari 2014 is ter griffie ingekomen een brief van mr. Koomen, waarin de rechtbank wordt bericht dat verzoekers hun verzoek handhaven en een adoptie naar Nederlands recht wensen.

2.De vaststellingen en overwegingen

2.1.
De vaststaande feiten
Verzoekers zijn op [huwelijksdatum] te [Huwelijksplaats] met elkaar gehuwd.
Bij besluit van 16 januari 2012 van de Minister van Justitie is aan [adoptante] toestemming verleend tot opneming ter adoptie van één of twee buitenlandse kinderen.
Uit de stukken blijkt dat op [geboortedatum] te [geboorteplaats], California (Verenigde Staten van Amerika, nader te noemen: VS) is geboren de minderjarige [minderjarige], als dochter van [biologische moeder]. De moeder van de minderjarige is geboren op [geboortedatum biologische moeder]. De vader van de minderjarige is onbekend.
Verzoekers hebben aangegeven dat de gegevens in de geboorteakte niet kloppen aangezien als moeder staat aangegeven [biologische moeder], terwijl dit moet zijn [X], zoals ook blijkt uit de Independent adoption placement agreement.
De moeder heeft op 01 februari 2012 de ‘Independent Adoption Placement Agreement’ ondertekend, waarbij zij de minderjarige aan verzoekers heeft afgestaan ter adoptie.
De minderjarige bezit de Nederlandse nationaliteit en is Amerikaans burger, zoals blijkt uit het afschrift van de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [A].
Blijkens de ‘Finding of Fact; Conclusion of Law; Order’ d.d. 14 februari 2012, is bepaald dat de verzoekers worden belast met de voogdij over de minderjarige en dat aan hen toestemming is verleend om een paspoort aan te vragen met de bedoeling om met de minderjarige naar Nederland te gaan, in afwachting van het verloop van de adoptieprocedure en dat aan hen toestemming is verleend om de minderjarige mee te nemen naar Nederland hangende de adoptieprocedure.
De ‘‘Finding of Fact; Conclusion of Law; Order’ van 14 februari 2012 is blijkens de Apostille (Convention de la Haye du 5 octobre 1961) op 21 februari 2012 door Eric Tamanaha, Deputy Executive Officer, te Los Angeles, California, Verenigde Staten van Amerika gecertificeerd.
Blijkens de ‘Finding of Fact, Conclusion of Law, Hague Order of Adoption First’ van 17 oktober 2012 is de procedure van de Unknown Alleged Natural Father is beëindigd en waarbij de adoptie door verzoekers is toegestaan en goedgekeurd en waarbij de naam van de minderjarige is gewijzigd in [Y].
De ‘‘Finding of Fact; Conclusion of Law; Hague Order of Adoption First’ van 17 oktober 2012 is blijkens de Apostille (Convention de la Haye du 5 octobre 1961) op 02 augustus 2013 door Eric Tamawaha, Deputy, te Los Angeles, California, Verenigde Staten van Amerika gecertificeerd.
De minderjarige staat blijkens het overgelegde uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente [A] sinds 15 maart 2012 ingeschreven op het adres van verzoekers.
Verzoekers hebben de minderjarige in ieder geval vanaf dat moment opgenomen in hun gezin en verzorgd en opgevoed.
2.2.
Het verzoek
Verzoekers verzoeken de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. Verzoekers hebben aangegeven dat hoewel er sprake is geweest van een adoptie naar het recht van de staat California, deze adoptie niet aangemerkt kan worden als zijnde een verdragsadoptie, aangezien bij het uitspreken van deze adoptie op naam van beide verzoekers geen acht is geslagen op het feit dat de man niet over de vereiste beginseltoestemming beschikt. Ten aanzien van de man kan geen sprake zijn van een adoptie conform het Haags Adoptieverdrag en naar de mening van verzoekers treft dit gebrek ook de vrouw. Bovendien zou vaststelling dat de Amerikaanse adoptie een verdragsadoptie zou zijn, strijdig zijn met de Nederlandse openbare orde en wel omdat relevante regelgeving deels terzijde wordt gezet. Verder wijzen verzoekers er op dat de verdragsadopties ingevolgde het bepaalde in artikel 10:107 van het Burgerlijk Wetboek niet voor erkenning in aanmerking komt. Nu er gesproken moet worden over een “gewone” Amerikaanse adoptie moet worden vastgesteld dat die adoptie op grond van artikel 10:109 lid 1 BW al evenmin voor erkenning in aanmerking komt. De minderjarige staat immers al sinds 15 maart 2012 ingeschreven in Nederland en bevond zich dus op 17 oktober 2012, toen haar adoptie werd uitgesproken, niet in haar geboorteland.
Verzoekers wensen voor nu en de toekomst geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan voor wat betreft de juridische status en verzoeken alleen een adoptie uitgesproken door de Nederlandse rechter en naar Nederlands recht.
2.3.
De beoordeling
Nu verzoekers beiden de Nederlandse nationaliteit hebben, acht de rechtbank voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het verzoek kennis te nemen.
Hoewel verzoekers hebben verzocht om alleen de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken, dient de rechter eerst – ambtshalve – te toetsen of niet reeds in het buitenland een (al dan niet verdrags-)adoptie tot stand is gekomen., zoals is bepaald in artikel 2 van boek 10 BW.
Uit de stukken is gebleken dat de beginseltoestemming tot adoptie van de minderjarige door het Ministerie van Justitie alleen is verleend aan verzoekster. Artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie verbiedt het opnemen van een buitenlands kind zonder voorafgaande beginseltoestemming. Hieruit volgt dat ten aanzien van verzoeker niet is voldaan aan de voorwaarde voor een eventuele erkenning van een buitenlandse adoptie. De rechtbank zal derhalve alleen ten aanzien van verzoekster overgaan tot de ambtshalve toetsing van de buitenlandse adoptie
2.4.
Toepasselijk recht
2.4.1.
Haags Adoptieverdrag 1993
Voor toepasselijkheid van het Haags Adoptieverdrag 1993 (hierna: het
Verdrag) is vereist dat op het tijdstip van de indiening van het verzoek door de aspirant-adoptiefouders het Verdrag in beide staten in werking is getreden (artikel 41 van het Verdrag). Wat betreft de adoptieprocedure in Nederland volgt uit artikel 14 van het Verdrag dat deze begint op het tijdstip van de indiening van het verzoek om een beginseltoestemming bij de minister van Justitie te verkrijgen (het zogenaamde BKA-nummer). Uit de stukken blijkt dat verzoekster in het tweede kwartaal van het jaar 2009 haar adoptiewens bij de minister van Justitie kenbaar heeft gemaakt. Nu in de Verenigde Staten het Verdrag op 01 april 2008 in werking is getreden en in Nederland het Verdrag op 1 oktober 1998 in werking is getreden, is het Verdrag van toepassing.
In artikel 2 van het Verdrag is geregeld dat het Verdrag van toepassing is wanneer
een kind dat zijn gewone verblijfplaats heeft in een verdragsluitende staat naar een andere verdragsluitende staat is overgebracht met het oog op een adoptie in de staat van opvang.
Op grond van artikel 17 van het Verdrag moeten zowel de Centrale Autoriteit van de staat van herkomst als de Centrale Autoriteit van de staat van opvang de voorgestelde adoptie goedkeuren. Het betreft hier de afstemming met betrekking tot de wenselijkheid van de adoptie. De afstemming houdt onder meer in dat voordat in de staat van herkomst wordt beslist of de adoptie doorgang zal vinden, wordt geverifieerd of de minderjarige in de staat van opvang zal worden toegelaten en er zal mogen verblijven.
Uit de stukken blijkt dat:
- de verzoekster met de plaatsing van de minderjarige akkoord is gegaan;
- de autoriteiten van de staat California met de plaatsing hebben ingestemd;
- alle betrokken autoriteiten hebben ingestemd dat de adoptie voortgang vindt;
- de verzoekster aan de vereisten voor adoptie voldoet en geschikt is; en
- de minderjarige een verblijfstitel voor verblijf in Nederland heeft.
Gelet op de overgelegde stukken is voldaan aan de vereisten die in het Verdrag zijn gesteld.
Nu de schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 23 van het Verdrag, waaruit blijkt dat de adoptie in overeenstemming met het verdrag tot stand is gekomen, ontbreekt, kan de adoptie naar het recht van de staat California niet van rechtswege in Nederland worden erkend.
2.4.2.
Nu de verzoekster en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, de verzoekster en de minderjarige de Nederlandse nationaliteit hebben en de minderjarige daarnaast Amerikaans burger is, is op grond van het bepaalde in artikel 10:105 lid 2 BW Nederlands recht van toepassing op de in Nederland uit te spreken adoptie.
De rechtbank zal vervolgens overgaan tot toetsing van het adoptieverzoek naar Nederlands recht.
2.4.3.
De raad voor de kinderbescherming te Roermond heeft geen bezwaren kenbaar gemaakt die toewijzing van het verzoek in de weg staan.
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoekers reeds meer dan drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd.
2.6.
Op grond van de bij het verzoekschrift overgelegde bescheiden en hetgeen bij de behandeling ter terechtzitting is gebleken, staat vast:
- dat de minderjarige op de dag van het verzoek minderjarig was,
- dat de minderjarige niet is een kleinkind van een adoptant,
- dat de adoptanten tenminste achttien jaren ouder zijn dan de minderjarige,
- dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt,
- dat adoptanten op de dag van het verzoek de minderjarige reeds meer dan een jaar hebben verzorgd en opgevoed,
- dat adoptanten de minderjarige op [datum]17 oktober 2012 naar [het recht van het land waar het kind geboren is]het recht van de staat California, Verenigde Staten van Amerika, hebben geadopteerd, zodat de ouders niet langer het gezag over de minderjarige hebben.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is en dat aan de door artikel 1:228 BW gestelde voorwaarden is voldaan.
De rechtbank zal derhalve het verzoek toewijzen zoals hierna is bepaald.
2.8.
Verzoekers hebben in deze procedure gezamenlijk verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam van de verzoeker zal behouden. De minderjarige zal, gelet op het bepaalde in artikel 1:5, derde lid, eerste volzin, van het Burgerlijk Wetboek, derhalve de geslachtsnaam van verzoeker, [geslachtsnaam verzoeker], zal blijven dragen.
Een beslissing hierover kan achterwege blijven.
2.9.
Verzoekers hebben tevens voornaamswijziging verzocht, in die zin dat de minderjarige de voornamen [voornaam minderjarige] zal dragen. De rechtbank acht zich bevoegd van het verzoek tot voornaamswijziging kennis te nemen. Dit verzoek is op de wet gegrond en zal gelet op het bepaalde in artikel 1:4, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, eveneens worden toegewezen, aangezien van bezwaar daartegen niet is gebleken.
2.10.
Verzoekers hebben verzocht de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen, aangezien in het overgelegde stuk ‘Certificate of Vital Record’, abusievelijk als naam van de moeder staat vermeld [biologische moeder], terwijl uit de stukken blijkt dat dit moet zijn [X].
2.11.
Mede gezien de overgelegde stukken en alle andere omstandigheden en aanwijzingen zal de rechtbank op de voet van artikel 7, derde lid, WCAd juncto artikel 1:25 c, eerste en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, bij afzonderlijke beschikking d.d. heden de geboortegegevens vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de adoptie uit van de minderjarige [nieuwe naam minderjarige], oorspronkelijk genaamd [minderjarige], geboren te [geboorteplaats], California, Verenigde Staten van Amerika op [geboortedatum],
door [adoptant], geboren te [geboorteplaats adoptant] op [geboortedatum adoptant] en [adoptante], geboren te [geboorteplaats adoptante] op [geboortedatum adoptante], beiden wonende te [woonplaats], [adres];
3.2.
bepaalt dat de eerste voornaam van het kind zal worden gewijzigd in [voornaam minderjarige];
3.3.
stelt vast dat verzoekers gezamenlijk hebben verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam [geslachtsnaam verzoeker] zal behouden, opdat de minderjarige voortaan zal heten: [nieuwe naam minderjarige].
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Oelmeijer, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.D. Bücker, griffier op 12 maart 2014.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.