ECLI:NL:RBLIM:2014:2468

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
04/126968/ HA RK 13-214
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rolrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 16 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rolrechter. Het verzoek is ingediend door mr. J.M.H.J. Colen, advocaat van de verzoeker, die zich benadeeld voelde door een verleend uitstel aan de tegenpartij. De verzoeker stelde dat het uitstel, dat was verleend zonder zijn instemming, strijdig was met het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. De rolrechter had in een anonieme en ongedateerde schriftelijke reactie laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten en niet te zullen verschijnen bij de behandeling van het verzoek. De wrakingskamer heeft op 7 januari 2014 de zaak behandeld, waarbij zowel de verzoeker als zijn advocaat aanwezig waren.

De verzoeker betoogde dat de rolrechter partijdig was en dat de beslissing om uitstel te verlenen, zonder zijn instemming, een schending van zijn recht op een eerlijke rechtsgang inhield. De rolrechter had echter geen aanwijzingen voor subjectieve of objectieve partijdigheid kunnen vaststellen. De wrakingskamer oordeelde dat het verlenen van uitstel een procesbeslissing was die niet noodzakelijkerwijs duidde op partijdigheid. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 04/126968/ HA RK 13-214
Datum uitspraak: 16 januari 2014
De meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker],(hierna: verzoeker),
advocaat mr. J.M.H.J. Colen
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
de rolrechter van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in deze rechtbank, zittingsplaats Roermond.

1.Het verloop van de procedure

Bij brief van 11 december 2013 heeft mr. Colen tegen de rolrechter voornoemd, belast met de behandeling van de zaak met kenmerk [zaaknummer] tussen verzoeker en
3L Projectontwikkeling 1 B.V., bijgestaan door mr. A.J.T.M. Hendriks, een verzoek tot wraking ingediend.
De rolrechter heeft de wrakingskamer medegedeeld dat hij niet in het verzoek tot wraking berust en dat hij de behandeling van het verzoek niet zal bijwonen. Hij heeft schriftelijk gereageerd en die reactie is aan verzoeker ter kennis gebracht. Mr. Colen heeft bezwaar gemaakt tegen die schriftelijke reactie nu die niet is gedateerd en niet is ondertekend, terwijl hieruit ook overigens niet blijkt wie de rolrechter is.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op
7 januari 2014 waar mr. Colen en verzoeker zijn verschenen.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft zich genoodzaakt gezien de hem niet bij naam bekende rolrechter te wraken naar aanleiding van een gegeven uitstel tot 8 januari 2014 aan de opvolgende advocaat van de tegenpartij om een proceshandeling te verrichten, namelijk het nemen van een conclusie van antwoord. Verzoeker is niet gevraagd of hij daarmee instemde en hij zou daar ook niet mee hebben ingestemd. Verzoeker betoogt te zijn benadeeld door de extra kans die de tegenpartij door de rolrechter is geboden. Verzoeker wijst erop dat het verlenen van uitstel strijdig is met het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken (Rolreglement), dat voor het verlenen van uitstel oneigenlijke argumenten zijn gebruikt en dat er kennelijk -ten onrechte- buiten verzoeker om uitstelverzoeken worden ingediend en behandeld. Verzoeker heeft bij brief van 22 november 2013 verzocht de beslissing ongedaan te maken, welk verzoek is afgewezen zonder in te gaan op de door verzoeker aangevoerde argumenten en onder het inroepen van proceseconomische overwegingen. Bij brief van 6 december 2013 heeft verzoeker vervolgens verzocht de beslissing afzonderlijk te minuteren en te bepalen dat tussentijds appèl kan worden ingesteld. Bij brief van 10 december 2013 is aan verzoeker meegedeeld dat het verleende uitstel gehandhaafd blijft, hetgeen voor verzoeker aanleiding is geweest om de rolrechter te wraken. Verzoeker heeft uit die brief van 10 december 2013 afgeleid dat sprake is van partijdigheid aan de zijde van de rolrechter, althans dat deze vooringenomen is ten aanzien van verzoeker en dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling geen sprake kan zijn. Verzoeker acht het schofferend dat de rolrechter uitstel verleent op grond van oneigenlijke argumenten en vervolgens doet alsof er niets aan de hand is de halsstarrige, non-communicatieve en allesbehalve transparante houding van de rolrechter ontneemt verzoeker het inzicht in de gang van zaken. De houding van de rolrechter ten opzichte van verzoeker is, naar verzoekers mening, alleen verklaarbaar vanuit een vooropgezette veronderstelling dat het gelijk aan de zijde van de andere partij moet liggen.

3.Het standpunt van de rechter

De rolrechter heeft een anonieme en ongedateerde schriftelijke reactie ingediend.

4.De beoordeling

Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hen - onder meer ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - toekomende recht op rechterlijke onpartijdigheid af te dwingen.
Van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de rechter (de partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, totdat het tegendeel komt vast te staan.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (de partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van (on)partijdigheid en de overtuiging van de verzoeker relevant, maar is doorslaggevend of de twijfel over de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer heeft aanleiding gezien om het namens verzoeker door mr. Colen gedane verzoek om de anonieme en ongedateerde schriftelijke reactie van de rolrechter buiten beschouwing te laten, te honoreren. Uiterlijk ten tijde van het indienen van dat stuk had de identiteit van de rolrechter bekend gemaakt dienen te worden.
Voor zover verzoeker heeft betoogd dat door het verlenen van uitstel niet is vermeden dat de schijn van partijdigheid zou kunnen ontstaan, is de wrakingskamer van oordeel dat het verlenen van uitstel niet is gerelateerd aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak en dat het verlenen van uitstel afdoende vanuit proceseconomie kan worden verantwoord. Een dergelijke processuele beslissing levert in beginsel, ook als verzoeker die als voor hem negatief opvat, geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dit is alleen anders, indien een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid), althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (objectieve partijdigheid). Voor zover verzoeker het verlenen van uitstel strijdig acht met het Rolreglement wijst de wrakingskamer erop dat het reglement een bepaling bevat die het mogelijk maakt van bepalingen van het Rolreglement af te wijken. In het verlenen van uitstel aan de advocaat van de wederpartij om (alsnog) een conclusie van antwoord te nemen, ziet de wrakingskamer geen aanwijzing voor vooringenomenheid, laat staan een zwaarwegende aanwijzing.
De stelling van verzoeker dat in zijn zaak het verlenen van uitstel geduid moet worden als een ongerechtvaardigde extra kans voor de wederpartij, volgt de wrakingskamer niet. Een processuele beslissing is (uiteindelijk) vatbaar voor hoger beroep en ook beweerdelijk onwelgevallige gevolgen van een processuele beslissing delen in die kwalificatie. Bovendien zijn voordelige dan wel nadelige gevolgen van een processuele beslissing herstelbaar in hoger beroep.

5.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van de rolrechter af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P.F. van Dooren, voorzitter, mr. W.J.J. Beurskens en mr. P.J.M. Bruijnzeels, leden, in tegenwoordigheid van J.N. Buddeke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2014.
Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open.