ECLI:NL:RBLIM:2014:2343

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
03/700696-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van woonwagenbewoners met een motorvoertuig

Op 5 maart 2014 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van woonwagenbewoners. De zaak kwam voort uit een incident op 2 september 2012, waarbij de verdachte met zijn Chevrolet Blazer met hoge snelheid in de richting van verschillende personen reed, waaronder [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3]. De verdachte had zich eerder gestoord aan geluidsoverlast van bewoners van een woonwagenkamp en besloot om hen te confronteren door met zijn auto door de straat te rijden. Dit leidde tot een confrontatie met de woonwagenbewoners, die zich bedreigd voelden door de acties van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van poging tot doodslag of zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk op de aangevers was ingereden. Wel achtte de rechtbank het bewezen dat de verdachte de woonwagenbewoners had bedreigd met woorden, wat leidde tot de veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank legde een geldboete van € 500 op, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor mishandeling. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van het eerste feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700696-12
Datum uitspraak : 5 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is, na verwijzing door de politierechter naar de meervoudige kamer, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2014.
De rechtbank heeft op 19 februari 2014 gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 02 september 2012 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurd motorvoertuig, te weten een jeep (Chevrolet Blazer), met hoge snelheid is ingereden op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 02 september 2012 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurd motorvoertuig, te weten een jeep (Chevrolet Blazer), met hoge snelheid is ingereden op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 02 september 2012 in de gemeente Maastricht een persoon genaamd [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurd motorvoertuig, te weten een jeep (Chevrolet Blazer), met hoge snelheid ingereden op die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3];
2.
hij op of omstreeks 02 september 2012 in de gemeente Maastricht een persoon genaamd [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meer handen achter zijn rug gehouden daarbij suggererend dat hij een vuurwapen achter zijn rug althans broeksband verborg en/of (daarbij) dezen dreigend de woorden toegevoegd:
‘nog een stap en je blijft liggen, dat geldt voor jullie allemaal’ en/of
‘ik rijd dwars met mijn vrachtwagen door jullie woonwagens heen’ en/of
‘ik steek vanavond je woonwagen in de fik, ik brand het hele kamp af’ en/of
‘loop maar allemaal eens hierin dan ruim ik jullie op, dan knal ik jullie
allemaal neer’ en/of
‘doe maar een stap vooruit dan zul je wel zien wat er dan gebeurt’,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, gelet op de uiteenlopende verklaringen van de
aangevers/getuigen. Wel acht de officier van justitie het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is naar eigen zeggen op 2 september 2012 met een snelheid van 30 à 40 kilometer per uur met zijn Chevrolet Blazer vanaf de [straatnaam] via de [adres] naar de [adres] gereden en weer terug. Uit het dossier blijkt dat zowel [benadeelde partij 1], als [benadeelde partij 2] als [benadeelde partij 3] zich op de terugrit van verdachte op/aan de [adres] bevonden. Ook getuige [naam getuige 1] heeft gezien dat enkele personen op het grasveld aan de [adres] stonden. Gelet op de aanzienlijke snelheid waarmee verdachte in een smalle straat in de richting van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] reed, kon bij laatstgenoemden in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De officier van justitie merkt nog op dat waar onder dit feit in de tenlastelegging staat vermeld dat op deze personen is ingereden hieronder ook begrepen kan worden dat in de richting van deze personen is gereden. De officier acht tevens bewezen dat verdachte zich aan het onder feit 2 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle varianten van het onder feit 1 tenlastegelegde en van het onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte met zijn Chevrolet Blazer met hoge dan wel aanzienlijke snelheid door de [adres] is gereden. Ook is niet komen vast te staan dat verdachte op
[benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] is ingereden.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers inconsistent zijn voor wat betreft de door verdachte gebezigde dreigende woorden en dat getuige [naam getuige 1] niet heeft gehoord dat verdachte dreigende woorden heeft geuit.
3.3
Het oordeel van de rechtbankInleiding
Daar verdachte zich al enige tijd aan het geluid van rondscheurende motors en brommers van bewoners van het woonwagenkamp aan de [adres] te Maastricht stoorde, is hij op 2 september 2012 als bestuurder in zijn auto, een Chevrolet Blazer, gestapt. Deze auto produceert volgens verdachte - en zo volgt ook uit het proces-verbaal verkeersongeval analyse - reeds bij een relatief lage snelheid een hoog uitlaatgeluid.
Verdachte is vervolgens in gezelschap van [naam getuige 1] met zijn auto vanaf zijn woning aan de [straatnaam], via de [adres] naar de [adres] gereden en weer terug, terwijl hij de auto zo veel mogelijk geluid liet produceren. Door zijn actie wilde hij bewerkstelligen dat de bewoners van het woonwagenkamp zouden stoppen met het veroorzaken van geluidsoverlast. Het kabaal van de auto van verdachte trok de aandacht van enkele woonwagenbewoners, onder wie [benadeelde partij 2], de vader van [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5]. Zij schrokken van het geluid en de snelheid van de auto. Om verdachte ter verantwoording te roepen zijn meerdere woonwagenbewoners achter de auto van verdachte aangegaan in de richting van zijn woning. [benadeelde partij 2] had daarbij een baksteen in zijn handen en een andere bewoner had een stok in zijn handen.
Feit 1
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een (of meerdere) poging(en) tot doodslag dan wel een (of meerdere) poging(en) tot zware mishandeling dan wel een (of meerdere) bedreiging(en). Voor een bewezenverklaring in alle drie de varianten is bij de onderhavige tenlastelegging vereist dat verdachte opzettelijk op een of meerdere personen in is gereden. De rechtbank overweegt dat het wettige bewijs voor wat betreft het inrijden op [benadeelde partij 1] (één verklaring) en [benadeelde partij 2] (geen verklaring) ontbreekt.
Verder overweegt de rechtbank dat [benadeelde partij 2] heeft beschreven hoe hij zijn dochter A. Snijders van de straat heeft weggetrokken, toen hij zag dat verdachte, komend vanuit de [straatnaam] en rijdend in de richting van de [adres], met zijn auto met hoge snelheid in haar richting reed. Op het moment van wegtrekken bedroeg de afstand tussen [benadeelde partij 3] en de auto van verdachte volgens [benadeelde partij 2] ongeveer 1 meter.
Ook de getuigen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] hebben over het incident met [benadeelde partij 3] verklaard, maar in hun beleving heeft dit incident plaatsgevonden nadat verdachte zijn voertuig gekeerd had en terugreed in de richting van de [straatnaam].
Voorts verklaart [benadeelde partij 1] dat de afstand tussen [benadeelde partij 3] en de auto van verdachte, op het moment dat [benadeelde partij 2] haar wegtrok, nog ongeveer 10 meter bedroeg.
Gelet op voornoemde wezenlijke discrepanties in de verklaringen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wanneer het incident met [benadeelde partij 3] heeft plaatsgevonden. Evenmin kan worden vastgesteld wáár [benadeelde partij 3] zich op dat moment bevond en of zij al dan niet in beweging was. Op grond daarvan kan dan ook evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzettelijk op [benadeelde partij 3] is ingereden.
In de visie van de officier van justitie heeft verdachte zich desalniettemin schuldig gemaakt aan een bedreiging door op de terugweg met zijn auto met aanzienlijke snelheid in de richting van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] te rijden, toen zij zich (gezamenlijk) op/aan de [adres] bevonden. De rechtbank deelt deze visie van de officier van justitie niet en overweegt daartoe dat uit het dossier niet kan worden afgeleid wáár precies de betreffende personen zich bevonden en of verdachte opzettelijk dreigend op hen is ingereden dan wel opzettelijk dreigend in hun richting is gereden. Uit de verklaringen komt naar voren dat de betreffende personen zich waarschijnlijk op het grasveld bevonden in de bocht naar rechts richting de [straatnaam] en niet op het wegvak van de [adres]. Als dat het geval is geweest zou het bedreigend voor hen kunnen zijn geweest dat verdachte met zijn veel lawaai producerende auto inderdaad die bocht naar rechts heeft genomen. Niet blijkt echter dat hij daarbij over het grasveld heeft gereden. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat verdachte is ingereden op de aangevers, noch in de letterlijke zin van het woord noch in de zin waarin de officier van justitie dit woord leest.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich aan een van de onder feit 1 tenlastegelegde varianten schuldig heeft gemaakt, zodat verdachte van het gehele feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
Nadat verdachte op 2 september 2012 met veel kabaal door het woonwagenkamp aan de [adres] te Maastricht reed, zijn meerdere woonwagenbewoners, onder wie [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2], achter de auto van verdachte aangerend in de richting van zijn woning. [1] [2] [3] [benadeelde partij 2] nam een baksteen in zijn handen en iemand anders een stok. [4] [5] Toen de woonwagenbewoners bij de woning van verdachte, gelegen aan de [straatnaam] 71 te Maastricht, aankwamen, zagen zij verdachte niet staan. Verdachte kwam echter naar buiten. Er ontstond een woordenwisseling tussen verdachte en de woonwagenbewoners. [6] [7] [8] [benadeelde partij 4] hoorde dat verdachte daarna tegen hem zei: ‘Ik rijd dwars met mijn vrachtwagen door jullie woonwagens heen’ en ‘Ik steek vanavond je woonwagen in de fik, ik brand het hele kamp af’ en ‘Loop maar allemaal eens hierin dan ruim ik jullie op, dan knal ik jullie allemaal neer’. [9] Ook [benadeelde partij 2] hoorde dat verdachte dreigende woorden in de richting van [benadeelde partij 4] uitte. [benadeelde partij 2] hoorde voorts dat verdachte riep: ‘Doe maar een stap vooruit, dan zul je wel zien wat er dan gebeurt’. [10] [benadeelde partij 5] hoorde dat verdachte tegen hem zei: ‘Nog een stap en jij blijft liggen, dat geldt voor jullie allemaal’. [11]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij nadat hij zijn auto op zijn erf had gezet en zijn woning binnen was gegaan, enkele woonwagenbewoners voor zijn woning zag staan, waarna hij zijn woning uitliep in de richting van de woonwagenbewoners. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij geen bedreigingen heeft geuit. Dit acht de rechtbank echter ongeloofwaardig, gelet op de verklaringen van de aangevers/getuigen en gelet op de gemoedstoestand waarin verdachte naar eigen zeggen verkeerde. Hij was boos over het lawaai waar hij al geruime tijd last van had en wilde eens even laten merken hoe vervelend dat was. De ontkenning van verdachte vindt, anders dan de raadsman stelt, geen steun in de verklaring van getuige [naam getuige 1]. Deze heeft weliswaar verdachte geen bedreigingen horen uiten, maar heeft ook verklaard dat hij zich binnen bevond en vrijwel niets kon horen van wat er buiten werd gezegd.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van de door verdachte geuite woorden van dien aard is dat bij [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden laten, zeker gelet op de intimiderende wijze waarop verdachte kort tevoren door de [adres] was gereden.
Op grond van de aangiftes van [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], en [benadeelde partij 2] en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2] heeft bedreigd.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte opzettelijk dreigend een of meer handen achter zijn rug heeft gehouden daarbij suggererend dat hij een vuurwapen achter zijn rug althans broeksband verborgen hield. Het dreigende element, het (mogelijke) vuurwapen achter de rug van verdachte, berust naar het oordeel van de rechtbank niet op een door de aangevers gedane waarneming maar op een interpretatie van die aangevers. Deze interpretatie vindt geen objectieve steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Verdachte dient derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 02 september 2012 in de gemeente Maastricht [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dezen dreigend de woorden toegevoegd:
‘nog een stap en je blijft liggen, dat geldt voor jullie allemaal’ en/of
‘ik rijd dwars met mijn vrachtwagen door jullie woonwagens heen’ en/of
‘ik steek vanavond je woonwagen in de fik, ik brand het hele kamp af’ en/of
‘loop maar allemaal eens hierin dan ruim ik jullie op, dan knal ik jullie
allemaal neer’ en/of
‘doe maar een stap vooruit dan zul je wel zien wat er dan gebeurt’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat verdachte een beroep toekomt op noodweer, daar er sprake was van een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De woonwagenbewoners stonden immers dreigend en gewapend met stokken en stenen zonder toestemming van verdachte op zijn erf.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer en overweegt daartoe dat verdachte zelf de confrontatie met de woonwagenbewoners heeft opgezocht door zijn woning te verlaten en in hun richting te lopen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij niet bang was toen de woonwagenbewoners met wapens op zijn erf stonden. Er bestond derhalve bij verdachte geen angst voor een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Verdachte is derhalve, nu er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft, voor dit feit strafbaar.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) terzake van bedreiging, welke oriëntatiepunt een geldboete ter hoogte van € 250,-- inhoudt.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank de context waarbinnen het bewezenverklaarde is begaan in aanmerking genomen. Naar aanleiding van volgens verdachte hinderlijke geluidsoverlast van brommers en scooters van bewoners van het woonwagenkamp aan de [adres] te Maastricht, is verdachte op 2 september 2012 met zijn auto, een Chevrolet Blazer van twee meter breed en aan de voorzijde 1,3 meter hoog, met veel kabaal door de straat van voornoemd woonwagenkamp gereden, welke straat smal is door de vele aan weerszijden geparkeerde auto’s. Verdachte was boos en wilde door het rijden door de straat de bewoners van het woonwagenkamp een koekje van eigen deeg geven. Vele woonwagenbewoners, onder wie [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2], schrokken van de actie van verdachte.
Een groep woonwagenbewoners is onmiddellijk naar de woning van verdachte gegaan, waarbij sommigen van hen een steen en/of stok in hun handen hadden. Zij waren geschrokken en boos. Zij wilden verdachte aanspreken op zijn laakbare gedrag. Verdachte is, toen hij zag dat de woonwagenbewoners op zijn erf stonden, naar buiten gekomen en in de richting van de woonwagenbewoners gelopen. Hij heeft toen in verschillende bewoordingen [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 2] met de dood bedreigd.
Verdachte heeft, in plaats van een klacht over de geluidsoverlast bij de politie of een andere instantie neer te leggen, het heft in eigen hand genomen door op provocerende wijze met zijn auto door het woonwagenkamp te rijden.
Voorts heeft de rechtbank in strafverzwarende zin acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij op 29 maart 2010 door de politierechter in Maastricht is veroordeeld terzake van mishandeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door het plegen van het bewezenverklaarde wederom zijn (verbale) agressie tentoongespreid.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 500,-- een passende straf.
Zij zal die straf dan ook aan verdachte opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De aftrek dient te geschieden naar de maatstaf van € 50,-- per dag in voorarrest doorgebracht.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een schadevergoeding van € 753,26 terzake van feit 1, waarvan € 750,-- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd om de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 terzake van feit 1, bestaande uit immateriële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De beide vorderingen zijn gerelateerd aan feit 1 op de tenlastelegging. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte van feit 1 wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] veroordelen in de kosten van verdachte ten behoeve van zijn verdediging gemaakt , tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde onder 2 bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte
tot een geldboete van € 500,--bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete, naar rato van € 50,-- per dag;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij Snijders in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij Weiss in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. A.M. Schutte en
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2014.
Buiten staat
Mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. R. Bouts zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede de ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700696-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 5 maart 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] d.d. 2 september 2012, p. 37/38
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] d.d. 2 september 2012, p. 40
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 5 september 2012, p. 48/49
4.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 5 september 2012, p. 49
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige[naam getuige 1] d.d. 5 september 2012, p. 55
6.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] d.d. 2 september 2012, p. 38
7.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] d.d. 2 september 2012, p. 40
8.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 5 september 2012, p. 49/50
9.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] d.d. 2 september 2012, p. 38
10.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 5 september 2012, p. 50
11.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] d.d. 2 september 2012, p. 41