ECLI:NL:RBLIM:2014:2226

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
C/04/101866 / HA ZA 10-488 en C/04/103054 / HA ZA 10-626
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsrelatie tussen Muermans Vastgoed BV, Eagle Corporate S.A. en de coureur in het kader van sponsorschap en leningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in een complexe rechtszaak tussen Muermans Vastgoed BV, Eagle Corporate S.A. en een coureur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de relatie tussen Muermans Vastgoed en de coureur, die als sponsorschap was gepresenteerd, in werkelijkheid als een leenrelatie was ingekleed. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot terugbetaling van leningen door Muermans Vastgoed niet toewijsbaar was, omdat de leningen feitelijk bedoeld waren om fiscale voordelen te behalen en niet om daadwerkelijk terugbetaald te worden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de coureur en Eagle Corporate S.A. in reconventie afgewezen, waarbij werd gesteld dat de sponsorvoordelen niet aan Muermans Vastgoed waren terugbetaald. De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaringen van de betrokken partijen, waaronder de coureur en de aandeelhouders van Eagle, consistent waren in hun stelling dat de leningen slechts een dekmantel waren voor sponsoring. De rechtbank heeft de vorderingen van Muermans Vastgoed afgewezen en de proceskosten aan de zijde van Eagle en de coureur toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Vonnis in gevoegde zaken van 12 maart 2014
in de zaken met zaaknummers / rolnummers: C/04/101866 / HA ZA 10-488
en C/04/101866 / HA ZA 10-488
van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] VAST GOED ROERMOND B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.P.B. Kroep,
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/04/101866 / HA ZA 10-488
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], [land],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.C.J. Berkhout,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/04/103054 / HA ZA 10-626
tegen
de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
EAGLE CORPORATE S.A.,
gevestigd te MC 98000 Monaco,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.C.J. Berkhout.
Partijen zullen hierna [eiser], [gedaagde] en Eagle genoemd worden.

1.Het verloop van de procedures

1.1.
Bij dagvaarding van 17 juni 2010 heeft [eiser] [gedaagde] in rechte betrokken. In een afzonderlijke procedure heeft [eiser] op 6 augustus 2010 de dagvaarding uitgebracht tegen Eagle. De eerste procedure zal steeds worden aangeduid met I en de tweede met II. Ter gelegenheid van het op 29 januari 2014 gehouden pleidooi hebben Eagle en [gedaagde] afschriften van het procesdossier verstrekt, waarbij inventarislijsten van de procedures waren gevoegd. Die inventarislijsten worden achter dit vonnis gehecht als zijnde de opsomming van de processtukken waarover de rechtbank beschikt bij het maken van dit vonnis. Als de rechtbank in dit vonnis wil verwijzen naar bepaalde bijlagen, zal zij dit doen door het noemen van het nummer van de zaak (I of II), gevolgd door het nummer van het processtuk zoals genummerd in aan dit vonnis gehechte bijlagen, gevolgd door het nummer van de bijlage in dat processtuk.
1.2.
De rechtbank heeft bevonden dat aan de inventarislijsten nog de volgende stukken moeten worden toegevoegd. Om deze in te passen, wordt gebruik gemaakt van
a-nummers:
- Ter gelegenheid van de getuigenverhoren (het 1e proces-verbaal is
processtuk I,16/II,12) zijn voorafgaand daaraan de volgende producties ingebracht:
I,16a/II,12a de brief van [eiser] van 12 maart 2013 met bijlagen
I,16b/II,12b de brief van [eiser] van 12 april 2013 met een bijlagen
I,16c/II,12c het brief van Eagle/[gedaagde] van 22 april 2013 met een bijlage
- Op 29 januari 2014 is op verzoek van Eagle/[gedaagde] pleidooi gehouden. Beide partijen hebben daarbij een pleitnotitie aan de rechtbank overgelegd (processtuk I,24/II,18)
1.3.
Tijdens het pleidooi hebben partijen ermee ingestemd dat beide procedures volledig gevoegd worden. De geschillen zullen afzonderlijk, maar voortbouwend op elkaar beschreven worden en afzonderlijk beoordeeld. Verwijzing naar bijlagen zal niet uitputtend zijn. Dat wil zeggen dat als een productie in beide procedures is overgelegd, de rechtbank zal volstaan met één verwijzing.

2.Het geschil in procedure II

2.1.
[eiser] is een onderneming die zich bezighoudt met onroerend goed. Aandeelhouder en bestuurder is de heer [eiser] ([eiser] Vast Goed Roermond BV en dhr. [eiser] worden hierna (in mannelijk enkelvoud) vereenzelvigd, tenzij anders aangegeven). [eiser] had liefhebberij in de autosport. In 2003 sponsorde hij de heer [B] en in 2004 en 2005 het raceteam Minardi.
2.2.
[gedaagde] is sedert 1998 autocoureur. Na een overwinning in de formule 3000 serie maakte hij in 2004 kennis met [eiser]. [gedaagde] is dan 23 jaar oud. Eind 2004 kreeg [gedaagde] een plaats als testrijder van het team van Jordan voor de laatste drie Grand Prix wedstrijden van 2004 aangeboden, mits hij een sponsor meebracht. Zowel [eiser] als (projectontwikkelaar) Burgfonds hebben ieder 150.000 euro gesponsord.
2.3.
Eind 2004 worden de aandelen in een lege vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden verworven, welke vennootschap wordt vernoemd tot Eagle Corporate S.A. (verder: Eagle). Per 24 februari 2005 hield [eiser] 15/50e deel van de aandelen (30%) en [gedaagde] 35/50e (70%) (bijlage I,2,36). Het beheer over Eagle wordt gevoerd door MD Management Corporation S.A. (verder: MD Management), zijnde een vennootschap naar het recht van Monaco die beheersactiviteiten uitvoert voor andere vennootschappen. De directeuren en groot aandeelhouders van MD Management zijn de heren [C] en [D]. MD Management voert de administratie van Eagle. [C] en [D] zijn tevens de bestuurders van Eagle. De zakelijke verhouding tussen [gedaagde] en Eagle is vastgelegd in een Service agreement (bijlage II,1,10). Kort gezegd is erin vastgelegd dat [gedaagde] zijn coureursactiviteiten alleen via Eagle zal uitvoeren en zijn inkomsten zal afdragen aan Eagle.
2.4.
In 2005 was Jordan bereid om [gedaagde] opnieuw zes keer als testrijder in te zetten, mits er 1.000.000 euro als sponsorgeld werd betaald. Op 21 februari 2005 werd daartoe een overeenkomst gesloten tussen Jordan, Eagle en [gedaagde], waarbij Eagle als sponsor (betaler) optreedt (bijlage I,2,13). Ter financiering van dit sponsorgeld is er een ondertekende overeenkomst van 24 februari 2005 (bijlage I,1,3) met [eiser], [gedaagde], [E] en Eagle als partijen, waarin [eiser] 1.000.000 euro aan Eagle leent, welk bedrag rechtstreeks aan Jordan zal worden voldaan (betalingsbewijs achter bijlage I,1,3). Over dit bedrag zal volgens de overeenkomst 5% per jaar aan rente worden voldaan en de lening zal vanaf 31 december 2006 in drie gelijke jaartermijnen worden afgelost. Bij akte van gelijke datum (24 februari 2005) verpandt Eagle al haar activa aan [eiser] tot zekerheid voor terugbetaling van deze in de akte met name genoemde lening alsmede tot zekerheid voor alle andere claims van [eiser] op Eagle (Deed of pledge, bijlage II,1,8). Op 24 juni 2005 sloten [eiser] en [gedaagde] (Eagle is wel als partij opgenomen, maar heeft niet ondertekend) een
stemovereenkomst (bijlage II,1,9), waarin met name is opgenomen dat een aantal belangrijke besluiten alleen met unanimiteit van stemmen kan worden genomen.
2.5.
Op 24 juni 2005 is door [eiser], [gedaagde] en[E] (Eagle is wel als partij genoemd, maar heeft niet getekend) (ook) een
aandeelhoudersovereenkomst getekend (bijlage 1,1,1). Daarin is (samengevat en voor zover hier van belang) als doelstelling opgenomen dat Eagle op basis van de autosportactiviteiten van [gedaagde] een maximale rentabiliteit genereert. Daartoe zullen partijen binnen de grenzen van het redelijke alles doen om de inkomsten van [gedaagde] te maximaliseren en te zorgen dat die inkomsten in het vermogen van Eagle vloeien. De te behalen resultaten van Eagle zullen in eerste instantie worden aangewend om uitstaande leningen van Eagle in te lossen. Pas als aan de uit leningen voortvloeiende verplichtingen is voldaan, mag dividend worden uitgekeerd. Bij overtreding van enige bepaling uit het contract wordt een boete van 250.000 euro verbeurd. Bij nadere overeenkomst (onderaan staat: “versie 20-11-05-05”) is het aandelenbelang van [eiser] ten opzichte van [gedaagde] verhoogd van 30 naar 40% (en dat van [gedaagde] dus verlaagd van 70 naar 60%) en is de boete verhoogd van 250.000 euro naar 2.500.000 euro (bijlage I,1,2).
2.6.
In juni 2005 wordt overeengekomen dat [gedaagde] voor nog drie extra testritten kan worden ingezet bij Jordan tegen betaling van 450.000 euro. Ter financiering daarvan is door dezelfde partijen die eerder de loan agreement hebben opgesteld en ondertekend, op 16 juni 2005 een additional loan agreement opgesteld en ondertekend, waarbij 450.000 euro aan het eerder geleende bedrag van 1.000.000 euro wordt toegevoegd (bijlage I,1,4) Dit bedrag wordt op 16 juni 2005 rechtstreeks door [eiser] aan Jordan voldaan (betalingsbewijs achter bijlage I,1,4).
2.7.
Op 18 juli 2005 sluit [gedaagde] met Minardi een contract (bijlage I,2,15), waarbij hij in 2005 als coureur voor Minardi kan rijden tegen een vergoeding van 2.000.000 euro. Daarvan zal 1.000.000 euro bij ondertekening van de overeenkomst worden voldaan en 1.000.000 euro uiterlijk op 31 augustus 2005. Alle prijzen die [gedaagde] zal winnen, komen aan Minardi toe. Ter financiering daarvan zijn door dezelfde partijen die eerder de loan agreement hebben opgesteld en ondertekend, op 19 juli 2005 en op 18 augustus 2005 additional loan agreements 2 en 3 opgesteld en ondertekend, waarbij twee keer 1.000.000 euro aan het dan openstaande leenbedrag van 1.450.000 euro wordt toegevoegd (bijlage I,1,4) Deze bedragen worden op 19 juli en 18 augustus 2005 rechtstreeks door [eiser] aan Minardi voldaan (betalingsbewijs achter additional loan agreements in bijlage I,1,4).
2.8.
Omstreeks september 2005 werd Minardi overgenomen door Red Bull (maker van een energiedrankje). In oktober 2005 zijn [eiser], [gedaagde] en [E] (samen met familie van [eiser]) met het door [eiser] betaalde vliegtuig naar Salzburg gevlogen voor een gesprek met Red Bull over de mogelijkheid voor [gedaagde] om in 2006 voor Red Bull te rijden. Dit leidde tot een contract van 30 november 2005 tussen Red Bull en [gedaagde] (bijlage I,2,4) waarbij tegen een vergoeding van 7.000.000 euro Red Bull zich zou inspannen (art. 4.1) om gebruik te maken van de diensten van [gedaagde] als test- en racecoureur alsmede tot verstrekking van een aantal sponsor pasjes (art. 4.6) alsmede advertentieruimte op de helm, pet (foto: bijlage 2,22 en 24) en overall (schedule A). Betaling van de 7.000.000 euro zou plaatsvinden door 1.000.000 euro bij ondertekening van het contract en drie keer 2.000.000 euro op 31 maart, 30 juni en 29 september 2006 (art. 5.1).
2.9.
Ter financiering van de overeenkomst tussen [gedaagde] en Red Bull zijn door dezelfde partijen die eerder de loan agreement hebben opgesteld en ondertekend, op 2 juni 2006 additional loan agreements 4 en 6 opgesteld en ondertekend, waarbij respectievelijk 1.000.000 euro en 2.000.000 euro aan het dan openstaande leenbedrag (van 3.450.000 euro) wordt toegevoegd (bijlage I,1,4). Deze bedragen zijn op 29 november 2005 en 10 april 2005 rechtstreeks door [eiser] aan Red Bull voldaan (betalingsbewijzen achter de additional loan agreements). Voorts is een additional loan agreement 9 ondertekend op 6 september 2006 voor een bedrag van 500.000 euro, dat op 5 september 2009 rechtstreeks is betaald aan Red Bull. De additional loan agreement 10 is ondertekend op 12 oktober 2006 voor een bedrag van 1.000.000 euro, dat op 27 september 2006 rechtstreeks aan Red Bull is betaald. De additional loan agreement 11 is ondertekend op 2 november 2006 voor een bedrag van 1.500.000 euro, dat op 19 en 20 oktober 2006 rechtstreeks aan Red Bull is betaald. Met betrekking tot door [eiser] aan Red Bull voldane betalingen is uit de additionele leenovereenkomsten af te leiden dat 6.000.000 euro aan Eagle is geleend (plus 500.000 euro: zie volgende alinea).
2.10.
Dan zijn er nog additional loan agreements 5, 7, 8 en 12 van 2 juni 2006 (nr. 5), 24 augustus 2006 (nr. 7), 28 augustus 2008 (nr. 8) en 2 februari 2007 / 19 september 2007 (nr.12). Het betreft door [eiser] aan Eagle verstrekte bedragen van 150.000 euro op 21 februari 2006 (nr. 5), 100.000 euro op 20 juni 2006 (nr. 7), 500.000 euro op 24 augustus 2006 (nr. 8) en 100.000 euro op 21 december 2006 (nr. 12) (de betalingen worden in de overeenkomsten genoemd, betalingsbewijzen zitten hier niet erbij). Partijen zijn het erover eens dat de in overeenkomst 8 genoemde 500.000 euro betrekking heeft op een rechtstreekse betaling van [eiser] aan Red Bull.
2.11.
De samenwerking tussen Red Bull en [gedaagde] wordt in 2007 voortgezet met een contract van 26 januari 2007 (bijlage I,2,26). In dat contract verbindt [gedaagde] zich om als reserve test- en racecoureur beschikbaar te zijn gedurende het raceseizoen in 2007. Daarvoor wordt door Red Bull geen tegenprestatie verlangd, maar een tegenprestatie betaald van 100.000 euro, welke voldaan zal worden in vijf termijnen van 20.000 euro op 1 maart, 1 mei, 2 juli, 3 september en 1 oktober 2007 (art. 5.1).
2.12.
In datzelfde jaar koopt [eiser] samen met de voormalige eigenaar van Minardi (de heer [voormalig eigenaar Minardi]) een bestaand raceteam dat Minardi Team USA gaat heten. Het gaat rijden in de Champ Car World Series (uittreksel Wikipedia bijlage I,2,27). In het contract van maart 2007 tussen Minardi Team USA en Eagle (bijlage I,2,28 bevat een niet ondertekende versie) verplicht Minardi USA zich om van de coureursdiensten van [gedaagde] gebruik te maken alsmede advertentieruimte en sponsorpasjes beschikbaar te stellen tegen een vergoeding van 1.750.000 dollar. Daarvan zouden drie keer 500.000 dollar betaald worden bij ondertekening van het contract, op 1 juni 2007 en op 15 augustus 2007 en zou de laatste termijn van 250.000 dollar op 1 november 2007 voldaan worden (art. 2.3). Daarnaast zou Eagle een fonds houden van maximaal 500.000 dollar ter uitkering aan [gedaagde] (30%), Minardi USA (30%), de ‘engineers’ (15%) en de ‘mechanics’ (25%) (schedule A). De sponsorgelden werden rechtstreeks door [eiser] aan Minardi USA voldaan. [gedaagde] behaalde in 2007 goede resultaten voor Minardi USA. Desondanks werd de samenwerking in 2008 niet voortgezet. [eiser] heeft na 2007 geen geld meer aan Eagle of aan [gedaagde] verstrekt.
2.13.
Op 12 februari 2008 stuurt [eiser] drie additional loan agreements 13, 14 en 15 aan [gedaagde] met verzoek deze te ondertekenen. Het betreft volgens die overeenkomsten een op 6 maart 2007 aan Eagle geleend bedrag van 100.000 euro (nr. 13), een op 28 maart 2007 aan Eagle betaald bedrag van 150.000 euro (nr. 14) en een in 2007 rechtstreeks aan Minardi USA betaald bedrag van 1.750.000 dollar en rechtstreeks aan derden voldane bedragen van in totaal 130.000 euro (nr. 15). Eagle en [gedaagde] hebben deze additionele leenovereenkomsten niet getekend.
2.14.
[eiser] stelt dat Eagle achterstallig is met de betaling van rente en aflossing, zodat het gehele bedrag opeisbaar is. Op basis van een door hem opgesteld overzicht (bijlage I,1,5) stelt hij tot en met 28 februari 2010 het bedrag van 13.446.613 euro aan leningen en rente te vorderen te hebben van Eagle, welk bedrag hij in procedure II van Eagle vordert met primair de contractuele rente van 5%, subsidiair de wettelijke rente vanaf 1 maart 2010.
2.15.
Eagle voert verweer. Zij stelt dat [eiser] via Eagle sponsor was van [gedaagde], maar dat alleen op verzoek van [eiser] de door [eiser] in dat kader betaalde gelden formeel zijn vastgelegd als leningen zonder dat daar een materiele grondslag voor was. Volgens Eagle hoopte [eiser] met de constructie van sponsoring als geldleningen fiscaal voordeel te behalen. Het was volgens Eagle uitdrukkelijk nooit de bedoeling dat de door [eiser] ten behoeve van [gedaagde] betaalde gelden daadwerkelijk zouden worden teruggevorderd; [eiser] zou dit ook aan [gedaagde] en Eagle verzekerd hebben. Subsidiair vindt Eagle een dergelijke incasso tegen beter weten in naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Voor zover de rechtbank daar anders over denkt, vordert Eagle in voorwaardelijke reconventie alle sponsorvoordelen die Eagle (in de veronderstelling dat [eiser] sponsor was), niet aan [eiser] in rekening heeft gebracht. Het gaat om een bedrag van 13.196.846 euro (bijlage II,1,5 en 6, zie de bijlage bij die factuur in I,16 /II,12). [eiser] heeft betwist enig bedrag aan Eagle verschuldigd te zijn.
2.16.
De rechtbank heeft ter comparitie geoordeeld dat gelet op de schriftelijke leenovereenkomsten er voorshands vanuit moet worden gegaan dat daarvan daadwerkelijk sprake was. Aan [gedaagde] is de gelegenheid geboden om bij wijze van tegenbewijs aannemelijk te maken dat de schriftelijke leenovereenkomsten uitsluitend bedoeld waren om materiële sponsering te dekken en het niet de bedoeling was om de als leningen genoemde bedragen daadwerkelijk terug te betalen. Tijdens pleidooi is door partijen voor de zekerheid bevestigd dat de bewijsopdracht in beide procedures is gegeven, dus zowel aan [gedaagde] als aan Eagle. [gedaagde] en Eagle hebben van de geboden bewijsmogelijkheid gebruik gemaakt. De rechtbank zal in de beoordeling de bewijsmiddelen nader beoordelen en daarbij tevens de verdere stellingen en weren van partijen in de bespreking betrekken voor zover deze aan het oordeel bijdragen.

3.Beoordeling in procedure II

Het rechtskarakter van de leenovereenkomsten: beoordelingskader

3.1.
Met name procedure II spitst zich toe op de vraag of de door [eiser], Eagle en [gedaagde] getekende documenten waarin leningen door [eiser] aan Eagle werden verstrekt, daadwerkelijk de inhoud van de rechtsrelatie tussen partijen weergaf. Waren de bedragen waarvan vaststaat dat [eiser] ze (mede) ten behoeve van [gedaagde] (Eagle) aan met name raceteams betaalde, echte leningen aan Eagle? Of waren die leenovereenkomsten alleen maar een dekmantel voor de fiscus waaronder [eiser] feitelijk vooral of uitsluitend als sponsor voor zowel [gedaagde] als voor de raceteams fungeerde? In het laatste geval zou gezegd kunnen worden dat partijen beoogden om die overeenkomsten tegenover de fiscus rechtskracht te verlenen, maar niet tegenover elkaar. Het verschil in rechtsgevolg is groot, want als het ‘echte’ leningen waren, dan is de vordering van [eiser] tegen Eagle tot terugbetaling van de geleende bedragen met rente toewijsbaar. Waren de leendocumenten slechts een dekmantel voor sponsoring, dan ontbreekt een grondslag (althans die is niet gesteld) voor de terugbetaling van sponsorbedragen door Eagle.
3.2.
De omstandigheid dat Eagle en [gedaagde] alle schriftelijke documenten hebben ondertekend, impliceert ingevolge art. 157 lid 2 Rv dat (dwingend) van de juistheid van de inhoud ervan moet worden uitgegaan. Art. 151 lid 2 Rv verleent echter uitdrukkelijk het recht aan degene die zich op de onjuistheid van de inhoud van de onderhandse akte beroept, om daarvan tegenbewijs te leveren. Deze regelgeving sluit aan bij de maatschappelijke realiteit dat partijen soms in onderhandse akten een rechtsverhouding opnemen die niet strookt met hetgeen zij werkelijk beogen. Dit impliceert dat het feit dat Eagle en haar aandeelhouders leenovereenkomsten getekend hebben, dus niet per definitie betekent dat zij aan de inhoud daarvan gehouden mogen worden. Het is dit juridisch kader waarbinnen aan Eagle en [gedaagde] de gelegenheid is geboden om bij wijze van tegenbewijs aannemelijk te maken dat de schriftelijke leenovereenkomsten uitsluitend bedoeld waren om materiële sponsering te dekken en het niet de bedoeling was om de als leningen genoemde bedragen daadwerkelijk terug te betalen.
3.3.
Bij het beoordelen van de vraag of leendocumenten zijn opgemaakt als dekmantel voor de fiscus is van belang om te beseffen dat als dat gebeurd is, het voor de hand ligt dat er door de belanghebbende partij(en) alles aan gedaan zal zijn om de juridische aankleding van de rechtsrelatie (de dekmantel) optimaal acceptabel te maken. Zo is er door Eagle en [gedaagde] daadwerkelijk op verschillende tijdstippen gedurende meer dan twee jaar medewerking verleend aan het tot stand komen van twaalf leenovereenkomsten, zijn op die leenovereenkomsten daadwerkelijk rentebetalingen gedaan (bijlage II,1,9) en zijn zelfs op 26 januari 2007 de leenovereenkomsten 7 tot en met 11 aan de belastingdienst ter registratie aangeboden (bijlage I,1,4).
3.4.
Daar komt bij dat er geen enkel document aanwezig is dat een door Eagle en [gedaagde] gestelde dekmantel rechtstreeks ontzenuwt. Als zodanig is bijvoorbeeld een zogenaamde side letter aan te merken, waarin partijen ten opzichte van elkaar verklaren wat hun werkelijke bedoeling is. Ook is er geen correspondentie aanwezig waarin [gedaagde] of Eagle tegenover [eiser] bijvoorbeeld bevestigt dat er alleen maar voor de vorm wordt meegewerkt aan het opstellen van de leendocumenten. Er is derhalve geen direct tegenbewijs aanwezig.
3.5.
Het voorgaande betekent dat het tegenbewijs tegen de formeel-juridische werkelijkheid alleen maar geput kan worden uit het afwijken van de feitelijke gang van zaken tussen partijen met de vastgelegde. Met andere woorden: hebben partijen zich in de praktijk gedragen zoals zij in de leendocumenten hebben vastgelegd en is de inhoud van hun rechtsrelatie zoals deze uit alle feiten en omstandigheden kan worden afgeleid, congruent met de door hen formeel vastgelegde gang van zaken. Als daarin grote en onverklaarbare verschillen optreden, kan er twijfel ontstaan aan de formele documenten en kan het aannemelijk worden dat die documenten niet de werkelijke inhoud van de rechtsrelatie weergeven.
De getuigenverklaringen
3.6.
De getuigenverklaringen over de vraag of en waarom sprake was van geldleningen of sponsoring zijn als volgt samen te vatten:
3.7.
[gedaagde]verklaart dat Eagle is opgericht om aan [eiser] een deel van de inkomsten te kunnen toekennen. Sponsorgelden zouden in Eagle terecht komen. Hij was zich bewust wat het betekende om de leenovereenkomsten te tekenen; dat was samen met [eiser], [fiscalist], de directeuren van Eagle en [E] uitgezet. Hij verklaart: “[eiser] benadrukte tegen mij dat hij mijn sponsor was en dat deze overeenkomsten werden opgesteld om een fiscaal voordeel in Nederland te behalen. Als u mij vraagt waarom ik weet dat die bedragen niet op mij verhaald zouden worden, dan was dat omdat [fiscalist] en [eiser] mij dat recht in de ogen zeiden. (…) Ik werkte mee aan deze overeenkomsten als gunst voor [eiser], om hem een plezier te doen; wij reisden 200 dagen per jaar samen en ik wilde dit graag voor hem doen als ik hem daarmee kon helpen” (II,12, blz. 4, laatste alinea).
3.8.
De heer [eiser]verklaart: “Als een coureur voor een team wil rijden, moet hij zich bij dat team inkopen. Dat inkopen hoeft niet samen te vallen met een sponsorcontract. Sponsoring, het zoeken van een sponsor, is een manier voor een coureur om een plaats in een team te financieren. Als u mij vraagt of de contracten met Jordan, Minardi en RBR inkoopcontracten zijn of sponsorcontracten, dan zeg ik u dat het inkoopcontracten zijn. Bij Jordan hadden wij geen exposure, bij Minardi zijn afzonderlijke sponsorcontracten gesloten door [eiser] Vastgoed Holding en bij Red Bull hadden wij geen exposure op de auto” (II,12, blz. 7, 2e alinea). Voorts: “Het feit dat ik zoveel geld aan Eagle leende, was omdat ik de verwachting had dat [gedaagde] zo’n goede rijder zou worden dat hij zoveel sponsorgelden zou kunnen verwerven, dat daaruit mijn leningen afgelost konden worden. Ik was ook medeaandeelhouder omdat als het echt goed zou gaan, ik ook nog een deel van de winstnabetaling van de leningen zou ontvangen. Als u mij vraagt of het realistisch is dat Eagle de leningen uit de verdiensten van [gedaagde] kon terugbetalen, dan meen ik van wel als [gedaagde] de laatste drie races bij RBR evengoed had gereden als de eerste, dan was het een heel ander verhaal” (II,12, blz. 7, 4e alinea). Tenslotte: “U leest mij de laatste alinea van blad 4 van de getuigenverklaring van [gedaagde] voor [rechtbank: dat is de passage die hierboven bij [gedaagde] is geciteerd]. Ik zeg u dat wat hij daar zegt niet waar is; hij heeft mij nooit gevraagd of ik deze bedragen niet zou incasseren en ik heb hem nooit gezegd dat ik dat nooit zou doen, het is precies zoals het op papier staat” (II,12, blz. 8, 2e alinea) .
3.9.
[fiscalist]verklaart: “De combinatie van lenen en participatie was al een gegeven toen ik erbij betrokken raakte (II,12, blz. 10, 3e alinea). “Als gevraagd wordt of deze investering reëel was omdat alleen al per jaar 600.000 euro rente moest worden opgebracht, dan zeg ik u dat dat precies de reden is geweest waarom ik [eiser] keer op keer heb afgeraden om deze investeringen te doen. Deze zouden namelijk alleen verantwoord zijn als [gedaagde] een tweede [G] was want dan zou de betaling van de rente en de aflossing van de lening een peanut zijn. [eiser] geloofde echter dat [gedaagde] een tweede [G] was. Ik heb [eiser] bij meerdere gelegenheden gezegd dat de kans groter was dat [gedaagde] geen tweede [G] was dan dat hij dat wel was.
Het feit dat ik tot twee keer toe bevestigde dat de betalingen beschouwd moesten worden als leningen, was dat daarover twijfel bestond bij de directie van Eagle. Die twijfel ontstond volgens die directie doordat [gedaagde] zou hebben aangegeven dat het geen leningen waren maar sponsorgelden. Daarop heb ik uitdrukkelijk geantwoord dat de betalingen als leningen beschouwd moesten worden. Ik heb met deze formulering absoluut geen bijbedoelingen gehad en bedoelde dat het gewoon leningen waren” (II,12, blz. 11, 4e en 5e alinea).
3.10.
[getuige 1]verklaart: “In 2005, waarover u mij wilt vragen, zagen wij elkaar elke twee weken omdat wij in het seizoen, van april tot en met september/oktober, dezelfde races reden en we hadden ook dezelfde sponsor, [eiser]. Tussendoor zagen wij elkaar ook wel in Roermond bij [eiser] om een hapje te eten en zo. (…) Als u mij vraagt waarom ik denk dat het tussen [eiser] en [gedaagde] ging om sponsoring, dan komt dat omdat [eiser] elke keer zelf over sponsoring sprak. Ik denk dus niet dat [eiser] [gedaagde] sponsorde, maar ik weet dat gewoon, ik heb daar geen enkele twijfel over. (…)
Ergens in de tweede helft 2005 kwam in een gesprek aan de orde, ik meen dat [gedaagde] daarbij was, dat de bedragen als leningen werden opgesteld, dat was om fiscale redenen. [eiser] gaf aan dat het geen echte leningen waren en dat hij ze nooit zou opvragen. Ik moet erbij zeggen dat [eiser] altijd heel open over dit soort kwesties sprak en precies zei zoals het volgens hem was. Het onderwerp kwam ook op andere momenten wel aan de orde en [eiser] zei dan steeds even helder dat het om fiscale redenen leningen waren en dat het geen echte leningen waren die terugbetaald moesten worden” (II,12, blz. 14 3e, 5e en 6e alinea).
3.11.
[C]verklaart: “U toont mij bijlage 3 bij dagvaarding. Ik zie daar 15 loan agreements. Op 12 daarvan herken ik mijn handtekening. Als u mij zegt dat [gedaagde] zegt dat de leningen eigenlijk sponsorgeld betroffen en wat ik daarvan weet, dan zeg ik u dat ikzelf de betalingen van [eiser] beschouwde als sponsorgeld, waarbij hij tegen een aandeel van 40% zijn geld erin stak en [gedaagde] tegen een belang van 60% zijn leven en zijn racesport. Ik denk dat die overeenkomsten met een bepaald doel zijn opgemaakt, maar als u wilt weten met welk doel dan moet u dat aan [eiser] vragen. Deze overeenkomsten werden ons voorgelegd en de aandeelhouders waren ermee eens en daarom hebben wij ze getekend.
Mij wordt gevraagd of ik heb geverifieerd of de leenbedragen moesten worden terugbetaald. Ik herinner mij een bijeenkomst, nadat de eerste testritten bij Jordan afliepen, dat was in augustus 2005. Daarbij waren aanwezig [eiser], [fiscalist] en[H]. Toen is duidelijk gemaakt dat rentebetalingen gedaan moesten worden indien dat mogelijk was. Omdat wij veronderstelden dat wij de lening niet hoefden terug te betalen, heb ik niet uitdrukkelijk gevraagd of dat niet hoefde. Ik veronderstelde dat als er geld binnen zou komen, 40% als winstdeling daarvan naar [eiser] zou gaan en dat hij daarvan dan misschien de lening zou afboeken. In elk geval zijn de door [eiser] betaalde bedragen allemaal als leningen bij Eagle ingeboekt. Elk jaar stuurde [fiscalist] een overzicht wat volgens [eiser] uitgeleend was en dat controleerden wij. (…)
Wij brachten onze factuur van 24 juni 2009 (rechtbank: de factuur waarop de vordering in voorwaardelijke reconventie is gebaseerd, zie rechtsoverweging 2.15) toen pas uit omdat toen duidelijk werd dat [eiser] de door hem als leningen verstrekte gelden terug wilde. Als u mij vraagt of ik de bedragen op de spreadsheet steeds afzonderlijk op het moment van maken aan [eiser] in rekening zou hebben gebracht als ik geweten had dat hij de leningen daadwerkelijk terugbetaald wilde zien, dan zeg ik u dat dat niet zo is gebeurd. [eiser] heeft nooit aangegeven dat de door hem als lening verstrekte bedragen ook terugbetaald moesten worden. Hij maakte geld over en zei wat daarmee betaald moest worden. U moet daarbij begrijpen dat gedurende de eerste jaren er hoop was dat Robert [gedaagde] een succes zou worden en de gelden via inkomsten terugbetaald konden worden in de vorm van winstdelingen. In 2009 was duidelijk dat dat niet zou gebeuren. Wij realiseerden ons dat het tekenen van de leenovereenkomsten vanaf het begin geen betekenis had, wij weigerden de laatste drie te ondertekenen.
Als u mij vraagt of ik weet waarom er interest betaald moest worden, dan is mijn interpretatie dat dat was om de leningen meer realistisch te doen lijken. Als wij rente betaalden, dan deden wij dat omdat [eiser] een overzicht stuurde van de totaal opgelopen rente en ons zei welk bedrag aan rente wij moesten overmaken. Zij vroegen dat alleen als er geld was om te betalen en doorgaans kort na ontvangst van een bepaalde sponsor fee” (II,12, blz. 16 laatste alinea en blz. 17, 1e en 3e alinea en blz. 18, 1e en 2e alinea).
3.12.
[D]verklaart: “U toont mij bijlage 3 bij dagvaarding. Ik loop alle loan agreements door en weet en zie dat ik de eerste 12 geparafeerd en gesigneerd heb en de laatste drie niet. U vraagt mij wat ik weet over het karakter van deze leningen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De leningen betroffen eigenlijk sponsoring maar werden ingekleed als leningen vanwege fiscale redenen in Nederland. Ik begreep dat rechtstreekse sponsoring fiscaal niet aftrekbaar was in Nederland. Als u mij vraagt waaraan ik deze kennis ontleen, dan zeg ik u dat dit ons verteld is en wel op een bijeenkomst op ons kantoor in augustus 2005. Daar waren bij aanwezig de heer [eiser], [gedaagde] junior en [E], [fiscalist],[H] en [C] en ikzelf. Wij gaven aan dat wij geen leningen konden aangaan omdat de kans groot was dat wij die leningen niet konden terugbetalen. (…)
Voor die bijeenkomst hadden wij geen andere loan agreements getekend. Wij hebben toen weer aan de aandeelhouders voorgelegd of er overeenstemming was dat de loan agreements niet door Eagle hoefden te worden terugbetaald. Dat is in niet mis te verstane bewoordingen bevestigd in aanwezigheid van eenieder en voordat wij de loan agreements wilden tekenen. Als u mij vraagt wie dat tegenover mij bevestigde, dan denk ik niet dat dat [eiser] was, want hij spreekt slecht Engels en zei niet veel tijdens bijeenkomsten en zal dit zo gezegd zijn door [fiscalist] en/of[H] en/of door [gedaagde]. Geen van de andere aanwezigen weersprak dat, waaruit ik afleidde dat iedereen instemde. Ik ben er 100% zeker van dat dit zo tegenover ons bevestigd is. Als u mij vraagt of dit nog aan de heer [eiser] zelf is voorgelegd, dan weet ik dat niet meer, maar schreef ik de verklaring die gegeven werd volledig toe aan partij [eiser]” (II,12, blz. 20, 2e alinea en blz. 21, 1e alinea.
3.13.
[E]verklaart: “U toont mij bijlage 3 bij dagvaarding en laat mij de loan agreements zien. Ik herken daarop mijn handtekening en heb daarvan 12 stuks getekend. Alle betalingen van [eiser] moeten gezien worden als sponsoring, maar zijn op verzoek van de [eiser] Groep veranderd in leenovereenkomsten. De betalingen zijn begonnen als sponsoring, maar op een gegeven moment vroeg de fiscalist van [eiser], [fiscalist], om van een factuur die aan [eiser] was gestuurd ter zake sponsoring voor Jordan, een leenovereenkomst te maken. In die leenovereenkomst is nog opgenomen dat de lening niet hoefde te worden terugbetaald als Eagle daartoe niet in staat was. Dat leidde tot allerlei aanpassingen en steeds meer papierwerk. Op een gegeven moment zijn wij in juli of augustus 2005 in Monaco bij elkaar gekomen en hebben wij gevraagd waar dit naartoe moest. Wij wilden best helpen, maar op een gegeven moment werden er zoveel dingen gevraagd dat wij ons afvroegen of dat wel goed ging.
Op de bijeenkomst in augustus 2005 waren aanwezig mijn zoon en ik, [C] en [D], alsmede [eiser] en [fiscalist]. Op die bijeenkomst bemoeiden ook [C] en [D] zich ermee en vroegen zich af of dit allemaal wel legaal was. Ik weet nog, ik zal dat nooit vergeten, dat [fiscalist] daarop zei dat hij fiscalist was en dat wij ons moesten bemoeien met het vinden van sponsors. [fiscalist] zei uitdrukkelijk dat Eagle en wij ons nooit zorgen hoefden te maken omdat de bedragen nooit aan ons of aan Eagle teruggevraagd zouden worden. Als er inkomsten zouden komen in Eagle, zou [eiser] via zijn aandeelhouderschap daarvan 40% ontvangen en lag het aan hem om dit af te boeken als terugboeking op zijn leningen” (II,12, blz. 23, 2e en 3e alinea).
3.14.
[getuige 2]verklaart: “Het is juist dat ik tot 21 maart 2005 actief een rol vervuld heb in de participatie van de heer [eiser] in Eagle. (…) Ik ben ook nauw betrokken geweest bij de leenovereenkomsten waarop thans de bewijsopdracht betrekking heeft. Het is nl. zo dat enkele weken nadat het, ik zal maar zeggen, Lucomagno project strandde, er op 14 maart 2005 een bijeenkomst in het Mövenpick Hotel in Den Bosch is geweest waarbij [eiser], [H], [E], [zus gedaagde], [zwager gedaagde] en ikzelf aanwezig waren.
Als u mij vraagt of ik weet heb dat het de bedoeling zou zijn dat de betreffende leningen niet terugbetaald zouden worden en dat het inhoudelijk om sponsoring zou gaan, dan zeg ik u dat, voor zover ik weet, het om echte leningen ging. Ik kan u nog zeggen dat ik bij sponsoring een vergoeding van 10% ontvang en dat ik voor deze leningen niks heb ontvangen omdat het geen sponsoring betrof. Als u mij vraagt welke sponsoring bij Redbull verwacht kon worden nu zij geen sponsoring aan de auto toestonden, dan zeg ik u dat het vooral ging om sponsoring aan de kleding en dat daar veel geld mee gemoeid kon zijn, evenals de verdere exposure rond de persoon van [gedaagde]. Het is juist dat [eiser] die sponsorruimte mocht invullen zolang er geen echte sponsors gevonden waren. Deze afspraak gold al in de Lucomagno constructie en is tijdens de bespreking op 14 maart 2005 uitdrukkelijk aan de orde geweest. Zolang die sponsors er niet kwamen, mocht [eiser] dat om niet doen. Bij Lucomagno zou datzelfde voor Burgfonds hebben gegolden.
Bij de additional loan agreements ben ik niet betrokken geweest.
De echte problemen betroffen eigenlijk de aandeelhoudersovereenkomst want dat was een overeenkomst waarbij de heren [gedaagde] hoofdelijk betrokken waren. Bij de leningen aan Eagle was natuurlijk al duidelijk dat als die niet terugbetaald werden, dat het dan een lastig verhaal zou worden; bij de aandeelhoudersovereenkomst lagen de verantwoordelijkheden anders. Het feit dat de eerste aandeelhoudersovereenkomst pas in juni 2005 is getekend, bewijst wel dat er een hoop discussie over was (bijlage II,13).
Waardering van de getuigenverklaringen
3.15.
De rechtbank is van oordeel dat Eagle en [gedaagde] geslaagd zijn in het leveren van tegenbewijs. Zij hebben voor de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de door partijen steeds getekende leendocumenten ten tijde van de ondertekening werden opgesteld vanuit fiscale motieven en tussen partijen niet als werkelijke leningen golden met alle verplichtingen voor Eagle en [gedaagde] die daaruit voortvloeiden. Dit oordeel steunt op de volgende feiten en omstandigheden.
3.16.
Vastgesteld kan worden dat de getuigen [gedaagde], [E], [C], [D] en [zwager gedaagde] verklaringen hebben afgelegd die met elkaar in overeenstemming zijn. Hun verklaringen staan diametraal tegenover die van [eiser], [fiscalist] en [getuige 2]. [eiser] stelt dat de ten voordele van [gedaagde] verklarende getuigen belang hebben om in strijd met de waarheid de leningen achteraf als sponsoring op te voeren. De rechtbank is het daarmee niet eens en is van oordeel dat gezegd mag worden dat [eiser] groter financieel belang heeft bij het aanmerken van als leenovereenkomsten ingeklede sponsorovereenkomsten als werkelijke leenovereenkomsten dan dat [gedaagde] en Eagle hebben bij het ombuigen van leenovereenkomsten naar sponsorovereenkomsten. Dit oordeel steunt op de volgende overwegingen.
Het financiële belang
3.17.
Zowel [gedaagde], [D] als [zwager gedaagde] verklaren uitdrukkelijk dat sponsoring werd ingekleed als leningen vanwege fiscale motieven. [C] doet dat impliciet en [E] zegt dat het op verzoek van [eiser] gebeurde en dat fiscalist [fiscalist] zei dat hij en de andere aanwezigen zich niet met de fiscale aangelegenheid hoefden bezig te houden. Los van deze getuigenverklaringen is een eventuele sponsoring inkleden als leningen alleen zinvol als daar voordeel tegenover staat. Van de zijde van [gedaagde] is in dat verband geen ander voordeel genoemd dan fiscaal voordeel.
3.18.
[gedaagde] heeft het fiscale voordeel van leningen in plaats van sponsoring onderbouwd door een opinie van mr. [deskundige KPMG] van KPMG Meijburg & Co van 19 december 2012 (bijlage I,15,1). Deze verklaart desgevraagd dat, als sponsoring wordt verstrekt in de vorm van rentedragende leningen, de kans op fiscale aftrekbaarheid groter is dan als dit rechtstreeks als sponsoring gebeurt. Het fiscale voordeel bij aftrekbaarheid schat hij op 2.924.340 euro bij een vennootschapsbelasting van 25% en eventueel nog 1.315.953 euro door besparing in de dividendbelasting.
3.19.
[eiser] heeft opinies in geding gebracht van [deskundige Westerhof & Paus] van Westerhof & Paus van 20 juni 2013 (bijlage I,18,44) en van mr. [deskundige Grant Thornton] van Grant Thornton (bijlage I,18,45), waarin wordt uiteengezet dat sponsoring direct aftrekbaar is en leningen dat pas zijn als ze niet incasseerbaar zijn. Deze beide deskundigen zien geen voordeel van sponsoring als lening boven directe sponsoring.
3.20.
De rechtbank onderschrijft de opinie van KPMG. Anders dan de beide andere opinies is daarin aangenomen dat de sponsoring activiteiten op zichzelf niet als bedrijfsmatige kosten zijn aan te merken. [eiser] heeft tijdens het pleidooi zelf aangegeven dat het niet direct voor de hand ligt waarom een vastgoedhandelaar in Nederland wereldwijd reclame zou moeten maken. Het advies van KPMG vermeldt vervolgens dat het feit dat die sponsoring als leningen wordt verstrekt, de aanvaardbaarheid van die kosten niet vergroot. De rechtbank begrijpt het advies echter aldus dat als de leningen in de loop van de tijd geleidelijk als oninbaar worden afgeschreven, de kans groter is dat de Belastingdienst de aard van die leningen niet onderzoekt en de bedrijfsmatige noodzaak daarvan dus gemakkelijker aanvaardt. In dat opzicht valt sponsoring van grote bedragen meer op dan (kleinere) leningen die oninbaar zijn. Bij leningen vereist het veel nader onderzoek om te achterhalen of de oorzaak van die leningen fiscaal aanvaardbaar is. De rechtbank leidt hieruit af dat [eiser] een financieel belang had om sponsoring als lening in te kleden. Het daarmee mogelijk te behalen voordeel is in elk geval te schatten op de besparing van vennootschapsbelasting zoals door KPMG berekend op 2.924.340 euro.
3.21.
Tegenover het financiële belang van [eiser] om sponsoring als leningen in te kleden, staat het financiële belang van Eagle om de leningen als sponsoring te beschouwen. Tussen partijen is niet in geding dat Eagle geen of amper eigen vermogen heeft en niet in staat zal zijn om leningen aan [eiser] terug te betalen. Nu ook vaststaat dat [gedaagde] zijn race carrière beëindigd heeft, rijst de vraag wat dan het praktisch belang voor [eiser] is om in onderhavige procedure een veroordelend vonnis tegen Eagle te verkrijgen. Een denkbaar motief is dat als de rechtbank de leningen als zodanig erkent en aan Eagle de verplichting oplegt tot terugbetaling ervan, de kans groter zal zijn dat de Belastingdienst de afschrijving ervan ook zal erkennen. In lijn met deze veronderstelling ligt dat [C] en [D] hebben aangedrongen op liquidatie van Eagle, maar dat [eiser] daaraan niet wil meewerken en van actieve incasso van de leningen afziet. Een denkbaar motief daarvoor is dat bij een faillissement van Eagle de leningen ineens moeten worden afgeschreven, hetgeen een kleinere kans op fiscale aanvaarding geeft dan bij geleidelijke afschrijving ervan. Hoewel de rechtbank zich bewust is van het enigszins speculatieve karakter van deze overwegingen en ook niet uitsluit dat er andere motieven kunnen zijn, moet gelijktijdig gezegd worden dat [eiser] geen enkel inzicht heeft verstrekt in zijn feitelijke motieven (ondanks dat daarnaar uitdrukkelijk tijdens comparitie en na getuigenverhoor is gevraagd) en de goed denkbare motieven het oordeel ondersteunen dat het [eiser] niet zozeer te doen is om daadwerkelijke incasso van de leningen van Eagle, maar om de erkenning ervan door uiteindelijk met name de Belastingdienst.
3.22.
Het financiële belang van de heer [eiser] bij [eiser] is groter dan dat van [C] en [D] bij Eagle; [C] en [D] zijn via MD Managment slechts de administrateurs van Eagle. Hoewel een faillissement van Eagle ongunstig op hun beheersactiviteiten zal afstralen (zoals ze tijdens hun getuigenverhoor hebben verklaard), zullen ze van de ene of de andere constructie financieel voordeel noch nadeel hebben. Hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor [gedaagde], [E] en [zwager gedaagde]; ook voor hen heeft het financieel geen gevolgen of er nu sprake was van leningen of sponsoring.
3.23.
Gelet op het voorgaande kan niet gezegd worden dat de getuigen [gedaagde], [E], [C], [D] en [zwager gedaagde] een financieel belang hadden om de getuigenis af te leggen die zij hebben afgelegd. Een dergelijk belang was bij [eiser] meer aanwezig. Een andere reden dat de rechtbank het tegenbewijs geleverd acht, ligt in het volgende.
[eiser] genoot zonder verdere tegenprestatie de sponsorvoordelen waarvoor hij betaalde
3.24.
De race carrière van [gedaagde] in de jaren 2005 tot en met 2007 is grofweg te verdelen in het racen voor Jordan en Minardi in 2005, voor Red Bull in 2006 en voor Minardi USA in 2007. De contracten waarin het optreden van [gedaagde] als coureur is opgenomen, zijn afgesloten tussen [gedaagde] en Minardi op 18 juli 2005 voor 2.000.000 euro (bijlage I,2,15), tussen [gedaagde] en Red Bull op 30 november 2005 voor 7.000.000 euro (bijlage I,2,4) en tussen [gedaagde] en Minardi USA in maart 2007 voor 1.750.000 dollar (bijlage I,2,28). Het grootste deel van de leningen van [eiser] aan Eagle van ongeveer 12.000.000 euro (zie overzicht bijlage I,1,5) is aangewend voor de betaling van deze bijdragen. De bedragen zijn in alle gevallen (in termijnen) rechtstreeks door [eiser] aan de raceteams voldaan.
3.25.
Voor een goed begrip is van belang om nader te onderzoeken welke prestaties er in genoemde contracten tegenover elkaar staan. Als het zo zou zijn dat de te betalen bedragen alleen maar de prijs zijn die de coureur moet betalen om als coureur bij het team te mogen rijden, zou enerzijds te verdedigen zijn dat de coureur die bedragen moet lenen, maar zou anderzijds direct vastgesteld moeten worden dat die prijzen dan wel buitenproportioneel hoog zijn als bedacht wordt dat in de betreffende contracten veelal is opgenomen dat eventueel te winnen prijzengeld aan het raceteam toevalt en de coureur naast vergoeding van onkosten (voor met name training en reizen) een inkomen ontvangt in de orde van hooguit enkele honderdduizenden euro’s per jaar. De conclusie zou dan moeten zijn dat er haast geen enkele coureur (buiten de in de procedure vaak als voorbeeld ten tonele gevoerde [G]) ooit in staat zal zijn dergelijke leningen te verkrijgen en in te lossen. Het ligt dan ook genuanceerder zoals aan de hand van het contract tussen [gedaagde] en Red Bull zal worden toegelicht.
3.26.
In de overeenkomst tussen Red Bull en [gedaagde] (bijlage I,2,4) is naast de inspanningsverplichting (use its best endeavours to use the services of the driver…) van Red Bull om [gedaagde] als coureur in te zetten, ‘logo space’ aan [gedaagde] toegekend op de ‘visor strip of the helmet’ (voorkant van de helm), op de overall op borsthoogte ter grootte van 3x10 centimeter en op zij- en achterkant van de pet ten behoeve van sponsors of degene aan wie deze rechten worden overgedragen (endorsers) (art. 8.1 juncto schedule A). Voorts ontvangt de coureur 4 groene en 1 rood FOA pasje per race en 60 gastenpasjes voor het seizoen (voor uitleg, zie processtuk I,2, par. 23). Aldus is in het contract te onderscheiden tussen de prijs die betaald moet worden om als coureur te mogen uitkomen voor het team en de prijs die staat tegenover de voordelen die sponsors genieten.
3.27.
Eagle en [gedaagde] hebben uiteengezet dat voor het verkrijgen van naamsbekendheid via de Formule 1 veel geld betaald wordt en het ook veel opbrengt. Formule 1 wedstrijden worden wereldwijd door gemiddeld 500.000.000 televisiekijkers bekeken (bijlage I,2,6) en de opbrengst van advertentieruimte op auto of helm (meer zie je niet van de coureur tijdens de race) wordt berekend door het aantal seconden dat de advertentie tijdens de uitzending in beeld is. Als voorbeeld heeft Eagle over 2005 een overzicht van de zogenaamde ‘brand exposure’ per sponsor in geding gebracht (bijlage II,2,30). Daarin is bijvoorbeeld te zien dat [eiser] als sponsor van Minardi twee minuten en eenentwintig seconden in beeld is geweest en dit een advertentiewaarde vertegenwoordigt van 1.423.486 dollar. [eiser] is daarbij als nummer 74 met een opbrengst van 0,104% van het totaal een van de kleinere adverteerders (bijlage I,2,7 laat zien dat in 2006 de ‘media value’ van de nummer 1: Marlboro, op 304.809.320 dollar wordt geschat). Het is aannemelijk dat er een redelijk verband bestaat tussen de hierboven besproken waarde van de brand exposure en de prijs die adverteerders (sponsors) bereid zijn om voor die advertentieruimte te betalen. Het feit dat [eiser] in 2005 advertentieruimte op de voorzijde van de achtervleugel van Minardi ‘kocht’ voor 600.000 euro, bewijst dat dit verband daadwerkelijk aanwezig is (bijlage I,2,19)).
3.28.
Tijdens het pleidooi is aan partijen de vraag voorgelegd welke waarde de sponsorvoordelen vertegenwoordigen. In dat verband is aangesloten bij de ook in de praktijk voorkomende constructie dat een sponsor uitsluitend een raceteam sponsort en de keuze van de coureur geheel aan het team overlaat. Zowel [eiser] als Eagle en [gedaagde] gaven aan dat de sponsorwaarde van het contract met Red Bull zonder [gedaagde] als gewenste coureur niet substantieel zou afwijken van het contract met [gedaagde] als coureur. Aldus kan het contract tussen [gedaagde] en de raceteams geduid worden als een soort drie partijen overeenkomst, waarbij het raceteam de coureur een plek in haar team toezegt, mits deze een sponsor meebrengt die bereid is om de benodigde sponsoring te betalen. Omdat de verplichting tot betaling van het sponsorgeld op de coureur rust, is het een zaak tussen de coureur en de sponsor om ervoor te zorgen dat de sponsor het sponsorgeld (veelal direct en in termijnen) aan het raceteam voldoet. Haakt de sponsor af, dan komt formeel de coureur met betaling in verzuim en is het raceteam niet langer contractueel gehouden om de coureur te laten rijden.
3.29.
[eiser] heeft niet betwist dat hij (nagenoeg) alle sponsorvoordelen heeft genoten die uit de contracten met Minardi, Red Bull en Minardi USA voortvloeiden. Hij stelt echter dat hij dit niet als sponsor deed, maar tegen wil en dank of uit goede wil omdat het [gedaagde] en hem niet lukte om ‘echte’ sponsors te vinden. De rechtbank acht dit om de volgende redenen een ongeloofwaardige verklaring.
3.30.
In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat [eiser] zowel voor (in 2005 bij Minardi) als tijdens (ook bij Minardi) de periode dat hij sponsorvoordelen genoot met [gedaagde] als coureur, hij buiten [gedaagde] om aanmerkelijke bedragen uitgaf aan sponsoring. Hoewel de rechtbank met [eiser] kan meegaan als deze (tijdens het pleidooi) aanvoert dat het voor een vastgoedhandelaar (anders dan voor bijvoorbeeld een automerk) objectief bezien minder zinvol is om nationale en internationale naamsbekendheid na te streven, laat dit onverlet dat [eiser] dit alsdan om andere dan zakelijke redenen (aardigheid of ijdelheid) kennelijk toch deed. Niet aannemelijk is geworden dat de sponsorvoordelen voor [eiser] in de relatie met [gedaagde] met een ander oogmerk werden genoten dan in de gevallen dat [eiser] daar zelf rechtstreeks voor betaalde.
3.31.
In de tweede plaats past het niet hoeven te betalen voor de sponsorvoordelen door [eiser] bij de opvatting dat hij ook echt de sponsor was. Als hij daadwerkelijk leningen had verstrekt, zou verwacht mogen worden dat tussen [eiser] en Eagle afspraken waren gemaakt over de prijs waartegen [eiser] de sponsorvoordelen zolang mocht gebruiken. Van zelfs maar een poging om tot dergelijke afspraken te komen, is echter niet gebleken, hetgeen past bij de tussen partijen bestaande common sense dat de betaalde bedragen in leenovereenkomsten gegoten sponsoring betrof, die niet hoefde te worden terugbetaald. In dit verband heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat op verzoek van [eiser] aan [eiser] toekomende sponsorruimte is toegekend aan Mediamall, in welk bedrijf [eiser] een belang had. Niet gesteld of gebleken is dat Mediamall daarvoor enige tegenprestatie aan Eagle heeft voldaan.
3.32.
In de derde plaats gedroegen [eiser] en [gedaagde] zich tegenover elkaar meer als sponsor en gesponsorde dan als geldschieter en geldlener. [eiser] bezocht (met gebruik van de bijzondere entree pasjes) elke race van [gedaagde], veelal met zakenrelaties. [gedaagde] heeft een aantal bijlagen in het geding gebracht waarin [eiser] hoog opgeeft over [gedaagde] en hij steeds erkent dat hij sponsor van [gedaagde] is (bijlagen II,2,25-29 en de in geding gebrachte beeldopnamen). [eiser] doet het voorkomen alsof hij dit op verzoek deed van [gedaagde] om naar buiten een schijn op te houden van sponsorschap. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig, nu het afstralen van het succes van [gedaagde] op [eiser] als zijn sponsor, onderdeel is van de voordelen van het sponsorschap en niet aannemelijk is geworden dat [eiser] dit alleen maar op verzoek van [gedaagde] deed.
3.33.
[gedaagde] heeft bovendien onbetwist gesteld dat hij vele promotie activiteiten voor [eiser] heeft verricht. Hij deed dat geheel om niet, waar dit in een relatie tussen geldschieter en geldlener ter compensatie op de lening in rekening zou zijn gebracht.
[eiser] bepaalde zonder inmenging van [gedaagde] wie werd gesponsord
3.34.
[gedaagde] heeft gesteld dat alle onderhandelingen over de sponsorcontracten steeds en uitsluitend door [eiser] werden gevoerd. Voor wat betreft de contracten met Minardi en Minardi USA heeft [eiser] dit niet bestreden. Het contract met Red Bull is uitvoeriger onderwerp van debat tussen partijen geweest en ook tijdens de getuigenverhoren aan de orde gekomen. Zowel dhr. [eiser] als [E] en jr. verklaren dat dhr. [eiser] met familie en [E] in een privé vliegtuig naar het hoofdkantoor van Red Bull vlogen, alwaar dhr. [eiser] en [E] naar Red Bull gereden werden. Zowel dhr. [eiser] als [E] verklaren dat dhr. [eiser] de onderhandelingen voerde. Dhr. [eiser] verklaart dan dat [E] de details van de deal verder besprak, terwijl [E] zegt dat hij weliswaar nog een handje heeft gegeven om kennis te maken, maar het contract door [eiser] als een overwinning werd gepresenteerd.
3.35.
[gedaagde] voert aan dat hij het een slecht contract vond omdat er geen enkele garantie in stond dat en hoe vaak [gedaagde] zou mogen rijden. Op dat moment lag er ook een qua sponsoring vergelijkbare aanbieding van het Williams raceteam (bijlage I,2,3) waarin dergelijke garanties in meerdere mate werden gegeven. [eiser] heeft in het geheel niet beargumenteerd waarom een contract met Red Bull meer in de rede lag dan met Williams. [E] zegt hierover als getuige dat [eiser] een dubbele agenda had in de zin dat hij hoopte betrokken te raken bij koop en verkoop van het onroerend goed van Red Bull.
3.36.
De rechtbank acht de lezing van de gebeurtenissen van de zijde van [gedaagde] in overeenstemming met de rol van [eiser] als sponsor. Bij die rol past een doorslaggevende inbreng van de sponsor; bij een geldschieter past een grotere terughoudendheid, nu hij weliswaar zijn geld ter beschikking stelt, maar het primair aan de geldlener is om te bepalen wat hij daarmee doet. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die haar rol als geldschieter vergroten.
Slotsom
3.37.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering van [eiser] tegen Eagle niet toewijsbaar is. Daardoor komt de rechtbank niet toe aan de voorwaardelijke vordering in reconventie.

4.Het geschil in conventie in procedure I

4.1.
In procedure I maakt [eiser] aanspraak op boetes die in de (tweede) aandeelhouders-overeenkomst van 29 november 2005 (bijlage I,1,2) tussen partijen zijn vastgelegd. [eiser] stelt dat in de jaren 2008 tot en met 2010 door [gedaagde] inkomsten zijn genoten die niet overeenkomstig het contract in het vermogen van Eagle zijn gevloeid. Die inkomsten zijn via [gedaagde] BV verantwoord (van wie de zus van [gedaagde] directeur was en [gedaagde] aandeelhouder). In een procedure tussen [eiser] en [gedaagde] BV is na tussenvonnis van de rechtbank Almelo van 5 oktober 2011 (bijlage I,10,34), bij eindvonnis van 5 februari 2012 (bijlage I,10,35) de schade van [eiser] als gevolg van het niet afdragen van inkomsten aan Eagle vastgesteld op 970.500 euro.
4.2.
Onder ‘Boeteclausule’ is opgenomen dat bij overtreding van enige bepaling uit die overeenkomst, de partij die na daartoe in gebreke te zijn gesteld, in verzuim blijft met de nakoming van haar verplichtingen, een boete ten behoeve van de overige partijen verbeurt van naar evenredigheid 2.500.000 euro. [eiser] vordert zijn aandeel in deze boete (als een van de vier contractspartijen bij die aandeelhoudersovereenkomst 1/4e deel) ad 625.000 euro per overtreding. Omdat hij 14 overtredingen constateert (11 bij dagvaarding en 3 bij vermeerdering van eis (processtuk I,21), vordert hij in totaal een bedrag van 8.750.000 euro.
4.3.
[gedaagde] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd. Hij voert daartoe aan dat de aandeelhoudersovereenkomst onderdeel is van een in korte tijd door de fiscalist van [eiser] opgesteld conglomeraat van overeenkomsten, die allen tot doel hadden om de sponsoractiviteiten van [eiser] te transformeren in een relatie van geldschieter en leningnemer. Inhoudelijk is er echter geen wilsovereenstemming geweest om de inhoud van die overeenkomsten daadwerkelijk in het leven te roepen. Voor het geval de rechtbank de overeenkomsten wel existent acht, heeft [gedaagde] ze vernietigd wegens dwaling (bijlagen I,2,48-63).
4.4.
Daarnaast stelt [gedaagde] dat hij niet in strijd heeft gehandeld met de aandeelhoudersovereenkomst en de driver’s agreement. Omdat [eiser] hem met ingang van 2008 niet meer sponsorde, heeft [gedaagde] vanaf 2008 via GR8 Industries BV als agent geprobeerd om met de autosport inkomsten te verwerven. Naar eigen zeggen is dat niet erg gelukt. Over 2008 heeft hij een afrekening aan Eagle verstrekt (bijlage I,2,31, opnieuw als bijlage I,19,11) waarin de netto inkomsten over 2008 zijn becijferd op 10.335 euro, welk bedrag op 21 juli 2009 aan Eagle is betaald (bijlage I,2,32). Degene waar [gedaagde] in 2009 voor reed, is volgens [gedaagde] failliet verklaard zodat geen betaling is ontvangen (bijlage I,2,33; zie ook de verklaring van GR8 Industries BV bijlage I,2,34). Ook in 2010 zouden de resultaten onder de maat zijn gebleven.
4.5.
Voor zover de boetes verbeurd zouden zijn omdat [gedaagde] zijn activiteiten vanaf 2008 liet lopen via [gedaagde] BV, is dit volgens [gedaagde] met instemming van Eagle gebeurd (bijlage I,19,14). Voorts stelt [gedaagde] dat de genoten sponsorinkomsten hoofdzakelijk zijn aangewend om een plaats als coureur te verwerven en die sponsoring dus niet als inkomen is te beschouwen. Voor zover er wel inkomsten zijn genoten, zijn deze zo gering, dat er geen sprake is geweest van overtreding van de driver’s agreement. Ter onderbouwing daarvan heeft [gedaagde] een overzicht van in- en uitgaven van [gedaagde] BV in geding gebracht waaruit dit blijkt (bijlage I,19,12, zie ook bijlage I,19,15). Met betrekking tot dit (in bijlage I,19,12 opgenomen) overzicht is een goedkeuringsverklaring door KIBO Accountants & Belastingadviseurs afgegeven (achter het overzicht in bijlage I,19,12). Omdat de rechtbank Almelo geoordeeld heeft dat de beoordelingsverklaring onvoldoende zekerheid biedt om aan te nemen dat het overzicht juist en volledig is (rechtsoverweging 5.12 van het eindvonnis), heeft de accountant administratieconsulent die eerder de goedkeuringsverklaring had gegeven, daarover een aanvullende verklaring afgelegd (bijlage I,19,13).
4.6.
[gedaagde] voert meer subsidiair aan dat als sprake was van overtreding van de overeenkomsten, dit als één overtreding moet worden aangemerkt. [gedaagde] verzoekt tenslotte matiging van de boete(s) nu [eiser] geen schade heeft geleden, althans de boete niet in verhouding staat tot de ernst en omvang van de overtreding. Tenslotte acht [gedaagde] het vorderen van de boetes naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar nu [eiser] zelf de sponsors heeft aangeschreven om elke sponsoring aan [gedaagde] te stoppen (bijlage I,2,35) en daardoor elke mogelijkheid tot het verwerven van inkomen heeft gefrustreerd en de carrière van [gedaagde] onmogelijk heeft gemaakt.

5.Beoordeling in conventie in procedure I

Het rechtskarakter van de aandeelhoudersovereenkomst

5.1.
Tussen partijen bestaat geen verschil van mening dat het feit dat er boetes gesteld waren op overtreding van de aandeelhoudersovereenkomst, samenhing met de sponsoring door [eiser]. In de boetebepaling komt tot uitdrukking dat als de sponsoring door [eiser] tot gevolg heeft dat [gedaagde] inkomsten verwerft, die inkomsten via Eagle verantwoord moeten worden en [eiser] daarvan (bij het behalen van netto resultaat) als aandeelhouder van Eagle mede het profijt moet hebben. Het verhogen van de boete van 250.000 euro naar 2.500.000 euro hing kennelijk samen met het feit dat het bij de sponsoring tot dan toe ging om bedragen van 2.000.000 euro (Jordan begin 2005), terwijl het bij Red Bull ging om een sponsorbedrag van 7.000.000 euro.
5.2.
De vraag kan gesteld worden (en is door [gedaagde] opgeworpen) of de verplichting tot verantwoording van alle inkomsten in Eagle bleef bestaan nadat [eiser] zijn sponsorrelatie met [gedaagde] had beëindigd. De inkomsten die [gedaagde] na 2007 verwierf, hingen namelijk niet langer direct samen met de sponsoractiviteiten van [eiser] in de jaren daarvoor. Nu Eagle alleen een juridisch vehikel was waarmee aan de samenwerking tussen [eiser] en [gedaagde] vorm werd gegeven, is de vraag of, als [eiser] die samenwerking opzegt / beëindigt, de uit die samenwerking voortvloeiend verplichtingen voor [gedaagde] onverminderd blijven bestaan.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding is tot relativering van de voor [gedaagde] voortvloeiende verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst. Hoewel de aandeelhoudersovereenkomst formeel is doorgelopen, veronderstelt het contract evenzeer dat [eiser] als sponsor van / voor [gedaagde] zou optreden. Nu [eiser] aan de racecarrière na 2007 niets meer heeft bijgedragen, ligt het, behoudens bijzondere omstandigheden, niet voor de hand dat [gedaagde] onverkort aan inbreng van zijn inkomsten in Eagle gehouden kan worden. Zoals hierna zal blijken, is de rechtbank van oordeel dat dergelijke bijzondere omstandigheden niet aan de orde zijn.
Samenhang van aandeelhoudersovereenkomsten met leenovereenkomsten
5.4.
[gedaagde] wijst erop dat de aandeelhoudersovereenkomst samenhing met de leenovereenkomsten. De aandeelhoudersovereenkomsten zijn aldus [gedaagde] alleen maar opgesteld om de geloofwaardigheid van de leenovereenkomsten te versterken. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat de hoogte van de boete meer aansluit bij de verstrekte sponsorbedragen dan bij de op dat moment reëel te verwachten inkomsten. Dit neemt niet weg dat het oogmerk van partijen dat [eiser] in de inkomsten van[gedaagde] zou meedelen, niet ter discussie staat en de overeenkomst dus naar het oordeel van de rechtbank in zoverre zeker de bedoeling van partijen weergeeft. De hoogte van de boetes in relatie met de te verwachten en daadwerkelijk genoten inkomsten maakt de aandeelhoudersovereenkomst niet vernietigbaar, maar kan wel tot matiging van die boetes aanleiding geven.
De hoogte van de inkomsten
5.5.
Een bijzondere omstandigheid die tot afdracht van inkomsten door [gedaagde] aan Eagle zou nopen, is dat het om aanmerkelijke inkomsten ging, welke direct of indirect zijn toe te rekenen aan het (inmiddels beëindigde) sponsorschap van [eiser]. Over de hoogte van de inkomsten wordt het volgende overwogen.
5.6.
In de vonnissen van de rechtbank Almelo in de procedures tussen [eiser] en [gedaagde] BV is te lezen dat de rechtbank ervan uitgaat dat alle sponsorcontracten een bedrag van 50.000 euro hebben opgebracht en dat die bedragen tot het inkomen van [gedaagde] kunnen worden gerekend. Voor zover dit het geval zou zijn, is juist in onderhavige procedures gesteld en ook duidelijk geworden dat aan het rijden in een raceteam doorgaans de voorwaarde wordt verbonden dat de coureur sponsors meeneemt, die bereid zijn om tegenover het genot van sponsorvoordelen het raceteam te financieren (zie hierboven ook rechtsoverweging 3.28). Hoewel die sponsorbijdragen dikwijls via de coureur aan het raceteam worden voldaan, is de rechtbank van oordeel dat daarmee niet gezegd kan worden dat dit sponsorgeld als inkomen van de coureur kan worden beschouwd. Hij heeft immers niet de vrije beschikking over dit geld en treedt veel meer op als een tussenpersoon of vertegenwoordiger van de sponsor dan als degene die materieel rechthebbende op het sponsorgeld wordt.
5.7.
Daarnaast is er een grote discrepantie tussen de sponsorbedragen waarvan de rechtbank Almelo in haar vonnissen uitgaat en de bedragen die [gedaagde] ([gedaagde] BV) zelf als sponsorbijdragen opvoert. De rechtbank Almelo heeft van die opgegeven bedragen geabstraheerd, omdat zij van oordeel was dat die bedragen onvoldoende onderbouwd waren. Wat daarvan zij, van het door [gedaagde] BV zelf opgestelde overzicht staat vast dat er accountantscontrole over is uitgevoerd en dat daarmee toch moet worden aangenomen dat er alleen sprake van andere sponsorbedragen kan zijn als deze buiten de boekhouding en administratie van [gedaagde] BV zijn gehouden. Dat dit is gebeurd, is gesteld noch gebleken.
5.8.
In dit verband is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat niet alle inkomsten en uitgaven van [gedaagde] via Eagle gelopen zijn, onvoldoende grondslag biedt om alle onzekerheid die daardoor over die inkomsten en uitgaven kan bestaan, ten nadele van [gedaagde] uit te leggen. Ten eerste had de handelwijze van [gedaagde] de instemming van de directie van Eagle (bijlage I,19,14). Ten tweede trok [eiser] in 2008 zijn handen af van Eagle en vorderde hij zelfs, rechtens ten onrechte, de bedragen terug die hij als sponsoring had verstrekt. Door die incasso werd de bestaansgrond van Eagle onzeker en was het te billijken dat [gedaagde] zijn activiteiten via [gedaagde] BV voortzette, mits hij het netto resultaat daarvan maar aan Eagle verantwoordde (hetgeen hij in elk geval in 2008 heeft gedaan).
5.9.
Het voorgaande voert de rechtbank tot de bevinding dat niet kan worden aangenomen dan [gedaagde] in de jaren na 2007 substantieel meer netto inkomsten uit zijn raceactiviteiten heeft genoten dan hij in 2008 aan Eagle heeft verantwoord en in de jaren daarna uit de door [gedaagde] opgestelde overzichten blijkt. Uit die overzichten blijkt dat in 2008 aan netto inkomsten 10.335 euro is overgehouden, in 2009 een bedrag van 18.756 euro, in 2010 een bedrag van 5.924 euro en in 2011 (tot en met 5 november) een bedrag van 21.634 euro. In 46 maanden heeft [gedaagde] (via [gedaagde] BV) derhalve 56.649 euro aan de racesport overgehouden, oftewel 1.180 euro per maand. Afgezien van het feit dat hij van genoemd bedrag nog 10.335 euro aan Eagle heeft afgedragen, moet vastgesteld worden dat dit inkomen lager ligt dan het sociale minimum en is niet aan te nemen dat het deze inkomsten zijn waarop de boeteclausule gericht was.
De relatie tussen de inkomsten na 2007 en het sponsorschap van [eiser]
5.10.
Voor zover [gedaagde] na 2007 wel inkomsten heeft genoten, zijn deze in elk geval niet het gevolg van directe sponsoring door [eiser]. Wellicht kan gezegd worden dat de sponsoring van [eiser] in de jaren ervoor [gedaagde] zodanig op de kaart heeft gezet dat hij ook in de jaren erna sponsors kon vinden en inkomen uit de racesport kon verwerven. De rechtbank beschouwt dit echter ook het resultaat van het persoonlijke talent en de inspanningen van [gedaagde] zelf.
5.11.
Daarnaast lijkt sprake van gedrag van [eiser] dat de racecarrière van [gedaagde] na 2007 eerder bemoeilijkt heeft dan dat het de inkomsten daaruit bevorderde. Als zodanig is het opstarten van onderhavige procedures te beschouwen, waarin enerzijds in strijd met afspraken tussen partijen toch terugbetaling van sponsorgelden wordt gevorderd en anderzijds een in relatie met de door [gedaagde] genoten inkomsten draconisch hoge persoonlijke claim op [gedaagde] van meer dan 8.000.000 euro wordt gelegd.
5.12.
Voorts heeft [eiser] in 2010 aan alle hem bekende sponsors van [gedaagde] brieven geschreven waarin zij aansprakelijk worden gesteld voor het sponsoren van [gedaagde] nu die sponsoring niet aan Eagle is voldaan (bijlage I,2,35). Naar zeggen van [gedaagde] heeft dit tot gevolg gehad dat geen enkele sponsor meer bereid was om hem te sponsoren en heeft dit zijn racecarrière definitief de das omgedaan.
5.13.
Voor zover geoordeeld zou kunnen worden dat [gedaagde] de aandeelhoudersovereenkomst overtreden heeft, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van [eiser] naar Eagle en naar [gedaagde] toe het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakt dat hij die boetes van [gedaagde] incasseert.
Slotsom
5.14.
Alle hierboven gegeven feiten en omstandigheden voeren de rechtbank tot het oordeel dat de vordering van [eiser] tot verbeurte van boetes moet worden afgewezen.

6.Het geschil in procedure II in reconventie

6.1.
Op 18 juli 2005 is een contract tussen [gedaagde] en Minardi tot stand gekomen (bijlage I,2,15), krachtens welk [gedaagde] in 2005 als coureur mocht optreden voor Minardi, mits hij een sponsor bijdrage van 2.000.000 euro zou voldoen (art. 2). In dat artikel wordt verwezen naar een ‘Sponsorship agreement’, dat echter niet bij de stukken is gevoegd. Het sponsorvoordeel heeft in elk geval bestaan uit het recht op naamsvermelding op helm, cap en overall (bijlage I,2,14). [gedaagde] stelt dat aan dit contract ook het sponsorvoordeel verbonden was tot vermelding van de sponsornaam op de achtervleugel van de raceauto (zoals afgebeeld op bijlage I,2,16 en 17).
6.2.
Vaststaat dat [eiser] in 2005 een deel van zijn sponsorschap voor 1.000.000 euro heeft verkocht aan Terra Vitalis (www.Co2.nl). Kennelijk verruilde [eiser] van de voorkant van de achtervleugel naar de achterkant ervan (zoals op de beide hierboven genoemde afbeeldingen is te zien). [eiser] stelt dat deze sponsor overdracht losstond van het tussen [gedaagde] en Minardi afgesloten sponsorcontract omdat hij ook los van [gedaagde] al sponsor van Minardi was. Ten bewijze daarvan heeft [eiser] een factuur van Minardi aan hem in geding gebracht van 3 januari 2005, waarin hem voor “’[eiser]’ on rear wing facing forward” 600.000 euro in rekening wordt gebracht. Aangezien die factuur een datum heeft van vóór de datum dat het sponsorcontract tussen [gedaagde] en Minardi is gesloten, bewijst dit volgens [eiser] dat hij zelf al eerder sponsor was en dus gerechtigd was om die sponsoring door te verkopen buiten Eagle om.
6.3.
Door [eiser] is op 17 januari 2005 een bedrag van 654.000 euro aan Terra Vitalis gefactureerd voor sponsoring voor elf races en op 6 juli 2005 voor een bedrag van 59.500 euro voor een race op 10 juli 2005 (bijlage I,2,19). Kennelijk zijn partijen voorts overeengekomen dat het resterende bedrag van 400.000 euro in hectares teakhout zou worden voldaan. Bij mail van 25 augustus 2005 (bijlage I,2,20) schrijft Terra Vitalis aan [eiser]: “Volgens de afspraken zijn wij vanaf race 2 t/m11 sponsor geweest en hebben daarvoor 10x50.000 betaald. Daarnaast hebben wij 50.000 euro betaald aan jullie, voor de ABN Amro commissie. Blijven over 8 races a 50.000 in totaal is dat 400.000 euro. Momenteel verkopen wij een hectare teak voor 32.000 euro. 12,5 hectare heeft dus een tegenwaarde van 400.000 euro. Voor het resterende seizoen bieden we je daarom 13 hectare aan. Daar bovenop komt nog een 7 hectare voor [gedaagde]”. [eiser] ([H]) mailt op 26 augustus 2005 (onder andere) terug: “de 7 hectare voor [gedaagde] komen in Eagle Corporate SA”.
6.4.
Op 22 september 2006 (een jaar later) mailt [eiser] ([fiscalist]) echter (bijlage I,2,20): “De bomen (zowel de 13 hectare van [eiser] Vast Goed BV als de 7 hectare van Eagle Corporate Ltd) worden binnen tien dagen na heden geleverd aan [eiser] Vast Goed Roermond BV”. Op 14 september 2006 mailde [eiser] ([fiscalist]) al: “Met betrekking tot de bomen herhaal ik dat [eiser] bereid is om Terra Vitalis volledig te vrijwaren voor alle mogelijke aanspraken van Eagle als de bomen aan [eiser] worden geleverd”.
6.5.
[gedaagde] stelt dat de 7 hectare bos niet aan hem of aan Eagle zijn geleverd. Hij vordert daarom in reconventie de tegenwaarde ervan ad 239.155 euro, vermeerderd met rente vanaf 25 augustus 2005. [eiser] voert als verweer dat de hectares voor Eagle niet aan hem zijn geleverd.

7.Beoordeling van de vordering in reconventie in procedure I

7.1.
De rechtbank is van oordeel dat van [eiser] een meer onderbouwde verklaring had mogen worden verwacht van de reden dat hem uiteindelijk de aan Eagle toekomende hectares niet (zouden) zijn geleverd. [eiser] bevestigt namelijk op 22 september 2006 uitdrukkelijk dat die hectares binnen tien dagen na die mail aan hem geleverd zullen worden. Desondanks zal de vordering worden afgewezen, en wel om de volgende redenen.
7.2.
Ten eerste is [gedaagde] niet de vorderingsgerechtigde. Zowel uit de aandeelhoudersovereenkomst als uit de mailwisseling komt naar voren dat de inkomsten van [gedaagde] aan Eagle toevallen. Het is derhalve Eagle die als gerechtigde op deze vordering kan worden aangemerkt. Kennelijk is Eagle zich daar ook van bewust geweest, nu zij op 22 december 2005 een factuur aan Terra Vitalis stuurt (bijlage I,4,19) voor een bedrag van 227.197,25 euro met daaronder de tekst: “payment to be made by signature of the contract for Eagle Corporate S.A. to acquire seven hectares of land in Costa Rica to be planted with teak trees and subsequent delivery to Eagle Corporate S.A. of the Participation Certificate”.
7.3.
Een tweede reden tot afwijzing is dat zelfs als aangenomen wordt dat [eiser] de beschikking heeft gekregen over deze aan Eagle toekomende sponsorinkomsten, dit aansluit bij de door de rechtbank onderschreven visie van [gedaagde] en Eagle dat [eiser] (hoofd)sponsor was. In die hoedanigheid lag het (meer) voor de hand dat van hem afgeleide sponsoring aan hem toekwam dan via Eagle aan [gedaagde]. Het feit dat Eagle geen incasso heeft gedaan van de betreffende factuur, past ook bij de stelling van [gedaagde] en Eagle dat [eiser] als sponsor bepaalde wie en wat er binnen Eagle betaald werd. In zoverre onderschrijft het optreden van [eiser] in deze kwestie het oordeel van de rechtbank in de procedure tussen [eiser] en Eagle dat [eiser] zich inhoudelijk gedroeg als sponsor en niet als geldschieter.
7.4.
Het vorenstaande voert tot de slotsom dat de vordering in reconventie in procedure I voor afwijzing gereed ligt.

8.Proceskosten

8.1.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Eagle worden veroordeeld. Voor wat betreft de hoogte van de advocaatkosten zal worden aangesloten bij het standaardtarief van 3.211 euro per proceshandeling dat geldt voor vorderingen boven de 1.000.000 euro. Voorts zal door het samenvallen van de procedures tegen Eagle en [gedaagde] vanaf de comparitie de kosten over deze twee gedaagden gedeeld worden. Met inachtneming hiervan wordt het aantal proceshandelingen vastgesteld op 5 (conclusie van antwoord, conclusie van repliek, comparitie (0,5), enquêtes (0,5 x3) conclusie na enquête (0,5) en pleidooi (0,5)). Opgeteld bij het griffierecht (4.951 euro) komt dit uit op 21.006 euro.
8.2.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. Voor wat betreft de hoogte van de advocaatkosten zal worden aangesloten bij het standaardtarief van 3.211 euro per proceshandeling dat geldt voor vorderingen boven de 1.000.000 euro. Voorts zal door het samenvallen van de procedures tegen Eagle en [gedaagde] vanaf de comparitie de kosten over deze twee gedaagden gedeeld worden. Met de vordering in reconventie zal geen rekening worden gehouden. Met inachtneming hiervan wordt het aantal proceshandelingen vastgesteld op 5 (conclusie van antwoord, conclusie van repliek, comparitie (0,5), enquêtes (0,5x3) conclusie na enquête (0,5) en pleidooi (0,5)). Opgeteld bij het griffierecht (1.188 euro) komt dit uit op 17.243 euro.

9.Beslissing

De rechtbank:
In procedure I
in conventie
9.1.
wijst af het gevorderde
In reconventie
9.2.
wijst af het gevorderde
In conventie en in reconventie
9.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], welke tot op heden worden gesteld op 17.243 euro
In procedure II
9.4.
wijst af het gevorderde
9.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van Eagle, welke tot op heden worden gesteld op 21.006 euro
In procedures I en II
9.6.
verklaart het vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, mr. H.T.J.F. Verhappen en
mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2014.
Type: HD