Op 4 maart 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 september 2013 een molotovcocktail tegen de ruit van een politiebureau in Landgraaf heeft gegooid. De verdachte, die lijdt aan een paranoïde vorm van schizofrenie en afhankelijkheid van amfetaminen en cannabis, heeft tijdens de zittingen van 10 december 2013 en 18 februari 2014 zijn standpunten gepresenteerd. De officier van justitie beschouwde de poging tot brandstichting als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van een absoluut ondeugdelijke poging, gezien de omstandigheden van de ruit en de gebruikte fles.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelingen een begin van uitvoering heeft gemaakt van zijn voornemen om brand te stichten, en dat er reëel gevaar voor het politiebureau bestond. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en achtte de poging tot brandstichting wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beoordeeld, en de rechtbank besloot hem te ontslaan van alle rechtsvervolging, maar legde wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar op.
Daarnaast werd de benadeelde partij, de Nationale Politie Eenheid Limburg, ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding van € 972,10, die door de rechtbank volledig werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de schade direct voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit, ondanks de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De in beslag genomen voorwerpen, een fles en een rugzak, werden onttrokken aan het verkeer, omdat deze in strijd zijn met het algemeen belang. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.