ECLI:NL:RBLIM:2014:1841

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
2753358 AZ VERZ 14-35
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens dringende reden en niet-naleving re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Keyota II B.V. en [verweerder]. De procedure volgde op een verzoek van Keyota, die stelde dat [verweerder] niet voldeed aan zijn re-integratieverplichtingen en daarnaast onjuiste informatie had verstrekt over nevenwerkzaamheden die hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid had verricht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 30 januari 2013 arbeidsongeschikt was en dat er een mondelinge arbeidsovereenkomst bestond sinds 3 november 2004. Keyota heeft [verweerder] op 27 januari 2014 geïnformeerd dat de loonbetaling werd gestaakt vanwege het niet naleven van de re-integratieverplichtingen.

De kantonrechter heeft de argumenten van Keyota overwogen, waaronder het verzwijgen van nevenwerkzaamheden door [verweerder], het verstrekken van onjuiste informatie en het niet meewerken aan de controlevoorschriften. De rechter heeft ook de verdediging van [verweerder] in overweging genomen, die zich beriep op het opzegverbod tijdens ziekte en de afwezigheid van dringende redenen voor ontbinding. De kantonrechter concludeerde dat de combinatie van het niet naleven van controlevoorschriften, het verzwijgen van informatie en de bijkomende omstandigheden, zoals de e-mail van [verweerder] aan Keyota, voldoende grond vormden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden per heden en [verweerder] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 515,00. De uitspraak benadrukt de ernst van het niet naleven van re-integratieverplichtingen en de gevolgen daarvan voor de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 2753358 AZ VERZ 14-35
CJ
Beschikking van de kantonrechter van 27 februari 2014
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KEYOTA II B.V.,
statutair gevestigd te Landgraaf,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. K.C. de Koning,
tegen
[verweerder],
wonende [adres]
,
verwerende partij,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Keyota en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Door partijen zijn de navolgende processtukken ingediend:
- het verzoekschrift
- het (ter zitting overgelegde) verweerschrift.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014 in het bijzijn van de heer [naam 1], directeur van Keyota en de heer [naam 2], bedrijfsleider van Keyota, bijgestaan door mr. De Koning voornoemd en [verweerder] in persoon.
1.3.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
1.4.
Daarna is de beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Tussen partijen staat vast dat [verweerder], geboren op [geboortedatum], sedert 3 november 2004 krachtens een mondelinge arbeidsovereenkomst bij Keyota in dienst is in de functie van portier.
2.2.
[verweerder] is sinds 30 januari 2013 arbeidsongeschikt. Blijkens de rapportage van de bedrijfsarts behoort re-integratie bij Keyota niet meer tot de mogelijkheden en is besloten om re-integratie tweede spoor in te zetten.
2.3.
Bij brief van 27 januari 2014 heeft Keyota aan (de gemachtigde van) [verweerder] meegedeeld dat zij de loonbetaling op grond van artikel 7:629 lid 3 sub d en e BW
staakt vanwege het niet naleven van de re-integratieverplichtingen.
2.4.
Keyota verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met onmiddellijke ingang te ontbinden, primair wegens dringende redenen, subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] en met diens veroordeling in de proceskosten.
2.5.
Aan dat verzoek legt Keyota - kort weergegeven - ten grondslag dat [verweerder]:
  • heeft verzwegen en vervolgens desgevraagd heeft ontkend dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden heeft verricht,
  • vervolgens onjuiste informatie over zijn nevenwerkzaamheden heeft verstrekt, namelijk dat de werkzaamheden zouden worden verricht met toestemming van de trajectbegeleidster tweede spoor op basis van een getekende stageovereenkomst, hetgeen onjuist is,
  • zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het redelijk verzoek van Keyota om openheid van zaken te geven over de nevenwerkzaamheden in verband met de arbeidsongeschiktheid, de re-integratie tweede spoor en het vaststellen van de hoogte van de loonbetaling,
  • zich onbeschoft, grof en intimiderend heeft gedragen, zoals blijkt uit de e-mail van 15 januari 2014,
  • in eerste instantie niet heeft meegewerkt aan het tekenen en retourneren van de plannen van aanpak (inmiddels heeft [verweerder] de plannen op 3 februari 2014 getekend geretourneerd aan Keyota),
  • heeft verzwegen dat zijn vergunning voor het verrichten van werkzaamheden als portier/beveiliger is ingetrokken, terwijl dit relevante informatie is in het kader van de re-integratie.
2.6.
[verweerder] beroept zich op het opzegverbod in artikel 7:670 lid 1 BW en betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door Keyota bedoelde zin. Primair concludeert [verweerder] tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding ten laste van Keyota, uitgaande van C=1.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat Keyota voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden wegens omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld opgezegd zou zijn. Het is juist, zoals [verweerder] stelt, dat de Hoge Raad in het arrest Vixia/Gerrits (HR 8 oktober 2004, JAR 2004/259) heeft aangegeven dat de enkele weigering van een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent controle bij ziekteverzuim na te leven niet een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW oplevert en opschorting van het loon een passende sanctie is. Echter de Hoge Raad heeft ook bepaald dat dit niet uitsluit dat de niet-naleving van de bedoelde voorschriften gepaard gaat met andere feiten en omstandigheden die, in onderlinge samenhang, wél het oordeel wettigen dat een zodanige dringende reden aanwezig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval sprake van dergelijke bijkomende omstandigheden.
2.8.
Met de erkenning van [verweerder] staat vast dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid in ieder geval werkzaamheden bij [naam 3] heeft verricht. Of [verweerder] ook in de zomer van 2013 werkzaamheden op Solar heeft verricht is met de betwisting van [verweerder] - die stelt dat hij in 2012 daar werkzaamheden heeft verricht - niet komen vast te staan.
2.9.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat [verweerder] heeft verzwegen en desgevraagd heeft ontkend dat hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid nevenwerkzaamheden heeft verricht, alsmede over deze nevenwerkzaamheden onjuiste informatie heeft verstrekt althans heeft gelogen.
Bij brief van 3 oktober 2013 heeft (de gemachtigde van) Keyota aan [verweerder] gevraagd of hij elders werkzaamheden verricht, waarop (de gemachtigde van) [verweerder] bij e-mail van 9 oktober 2013 laat weten dat hij ‘niet elders werkzaam is’. Uit een door een ex-werkneemster van Keyota opgestelde schriftelijke verklaring, welke schriftelijke en ondertekende verklaring Keyota ter zitting heeft overgelegd, blijkt dat zij [verweerder] vanaf september 2013 heeft zien werken bij [naam 3]. Dat [verweerder] haar niet kent, overtuigt de kantonrechter niet. Van de zijde van Keyota is immers gesteld dat zij samen hebben gewerkt. Dat de naam van de ex-werkneemster [verweerder] wellicht niets zegt, - volgens [verweerder] werken er zo veel mensen bij Keyota - is nog begrijpelijk, maar bij de verklaring is ook een kopie van haar paspoort met foto gevoegd. Naar aanleiding van de brief van (de gemachtigde van) Keyota van 15 januari 2013 (ter zitting is gebleken dat dit 2014 moet zijn), waarin zij [verweerder] verzoekt aan de hand van de daarin opgenomen vragen openheid van zaken te geven over de werkzaamheden die hij elders (heeft) verricht, reageert [verweerder] bij brief van 16 januari 2014 dat hij geen betaalde nevenwerkzaamheden verricht, de werkzaamheden bij [naam 3] worden verricht in het kader van het tweede spoor re-integratietraject met toestemming van de trajectbegeleidster tweede spoor en daartoe een stage-overeenkomst is gesloten. Bij gebreke van een getekende stage-overeenkomst en gelet op de in het geding gebrachte verklaringen van mevrouw [naam 4], de trajectbegeleidster tweede spoor, is voldoende aannemelijk geworden dat de door [verweerder] in zijn brief van 16 januari 2014 verstrekte informatie onjuist en gelogen is.
2.10.
Door zonder deugdelijke grond te volharden in het niet volledig openheid van zaken geven over zijn nevenwerkzaamheden heeft [verweerder] Keyota niet in staat gesteld om te kunnen (laten) beoordelen of de nevenwerkzaamheden zijn herstel hebben belemmerd/vertraagd dan wel redelijkerwijs nadelig zijn geweest voor zijn re-integratie en of hij neveninkomsten heeft genoten die ingevolge artikel 7:629 lid 5 BW in mindering hadden mogen worden gebracht op de loonbetaling. Voorts heeft [verweerder] niet betwist dat hij heeft verzuimd de bijgestelde plannen van aanpak van 5 september 2013 en 16 december 2013 (getekend) te retourneren en dat hij daartoe pas - na aanschrijving door Keyota bij brief van 27 januari 2014 - op 3 februari 2014 is overgegaan. Derhalve heeft [verweerder] zonder deugdelijke grond redelijke controlevoorschriften niet opgevolgd en niet meegewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen.
2.11.
Daarnaast kan [verweerder] niet ontkennen dat zijn e-mailbericht van 15 januari 2014 ongepast is en heeft hij tijdens de zitting daarvoor zijn excuses aangeboden. De wijze waarop [verweerder] zich in deze e-mail jegens Keyota heeft uitgelaten hoeft Keyota in de verhouding tussen werkgever en werknemer niet te tolereren. Dat [verweerder] - volgens zijn eigen stelling -toen in een hevige gemoedstoestand verkeerde kan, indien al juist, niet tot een ander oordeel leiden.
2.12.
Ten slotte heeft [verweerder] niet weersproken dat (hij heeft verzwegen dat) zijn vergunning voor het verrichten van werkzaamheden als portier/beveiliger is ingetrokken. Anders dan [verweerder] stelt, is deze informatie wel degelijk relevant voor zijn re-integratie. Dat in het kader van de re-integratie in het tweede spoor ook naar andere functies wordt gekeken, zoals blijkt uit de als productie 10 bij verzoekschrift in het geding gebrachte voortgangsrapportage re-integratie spoor II, betekent nog niet - en zulks is ook gesteld noch anderszins gebleken - dat hij de functie van portier/beveiliger nimmer meer gaat uitoefenen.
2.13.
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat het niet naleven van de controlevoorschriften en het niet meewerken aan zijn re-integratieverplichtingen enerzijds en de bijkomende omstandigheden anderzijds, te weten het verzwijgen en ontkennen van het verrichten van nevenwerkzaamheden, het verstrekken van onjuiste en leugenachtige informatie, het versturen van de e-mail van 15 januari 2014 en het verzwijgen van de intrekking van de vergunning om als portier/beveiliger te mogen werken, in onderlinge samenhang bezien zo ernstig zijn te achten dat dit, ook rekening houdend met de door [verweerder] geschetste omstandigheden waaronder de duur van zijn dienstverband en de gevolgen die het verlies van zijn werk bij Keyota heeft, de gevraagde ontbinding wegens een dringende reden rechtvaardigt. Gelet op het bepaalde in artikel 7:670b lid 1 en lid 3 BW kan [verweerder] geen beroep doen op het opzegverbod tijdens ziekte. Nu de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens een dringende reden kan aan [verweerder] geen ontbindingsvergoeding worden toegekend.
2.14.
[verweerder] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Keyota worden begroot op:
- griffierecht € 115,00
- salaris gemachtigde €
400,00
Totaal € 515,00

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per heden,
3.2.
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Keyota gerezen en tot op de datum van deze beschikking begroot op € 515,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.