De vraag is vervolgens of er voldoende grond is voor wijziging van het ouderlijk gezag.
De rechtbank stelt vast dat het wantrouwen tussen de ouders onverminderd groot is en de communicatie nog steeds zodanig ernstig verstoord is, dat die tussen ouders in het geheel niet meer mogelijk is.
Door het hof en in elk geval door de moeder toen zij hiermee instemde, is kennelijk beoogd dat de door het hof opgelegde versoberde vorm van gezamenlijk gezag rust zou brengen, in elk geval voor [minderjarige] maar ook tussen de ouders onderling. Gelet op de incidenten die beide ouders benoemen doch waarvan zij elk een eigen beleving hebben, is er voor [minderjarige] na een tijdsverloop van bijna vijf jaar nog steeds geen rust ontstaan.
De rechtbank overweegt verder dat het aantal incidenten duidelijk maakt dat de vader kennelijk niet wil of kan inzien welk effect zijn gedragingen hebben op de gemoedstoestand van [minderjarige].
Zo heeft de vader ter zitting van het hof nog aangegeven een jaar lang af te zullen zien van contact met [minderjarige] en het daarna onder begeleiding te willen opbouwen, nadat hij had gewerkt aan zijn problematiek. Toch is de vader, ook na erop te zijn aangesproken door de lerares van [minderjarige] over wat dit met [minderjarige] doet, onaangekondigd op het schoolplein van [minderjarige] verschenen en heeft de school zich genoodzaakt gezien de vader een lokaalverbod op te leggen. De uitleg van de vader dat hij toch geen strafrechtelijk verbod heeft om contact met [minderjarige] te leggen, acht de rechtbank in het licht van de toezegging die hij aan het hof heeft gedaan veelzeggend. De vader heeft door zodanig te handelen, naar het oordeel van de rechtbank, de belangen van [minderjarige] keer op keer geschaad.
Ook voorkomt de vader – zoals blijkt uit zijn stellingname ter zitting dat de moeder nou eenmaal in het centrum van Roermond woont – op geen enkele wijze dat hij in contact komt met de moeder en [minderjarige]. Dat er strafrechtelijk onvoldoende bewijs is geleverd voor de overtreding van hem eerder opgelegde voorwaarden, wil niet zeggen dat de vader in deze familierechtelijke procedure geen verantwoording hoeft af te leggen. De vader kan, anders dan hij stelt – op schrijfwarenwinkel Slenders na – via andere wegen bij de winkels, waaronder de bank komen. Ook had hij zich kunnen omdraaien op de momenten dat hij de moeder en [minderjarige] zag. In plaats daarvan gaat de vader toch telkens de confrontatie aan. Bovendien spreekt hij na de beslissing van het hof [minderjarige] zelfs aan op straat, terwijl hij weet, althans had moeten weten dat dit geenszins in haar belang is en zij daarvan overstuur raakt, zoals reeds zo vaak is gebleken.
Ook door het plaatsen van het bericht op Facebook, hetgeen een lawine van reacties heeft opgeleverd, heeft de vader naar het oordeel van de rechtbank de belangen van [minderjarige] veronachtzaamd. De rechtbank is van oordeel dat de vader de effecten van een dergelijk bericht via sociale media en aldus van het betreffende Facebook bericht had kunnen en moeten voorzien.
De rechtbank is verder van oordeel dat het belang van [minderjarige] voorop dient te staan. De ontwikkeling van [minderjarige] is door deze aanhoudende strijd en onrust in ernstig gevaar. Er is derhalve een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken indien de ouders het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen.
In een vorm van gezamenlijk gezag onder voorwaarden ziet de rechtbank dan ook geen oplossing meer. De rechtbank is van oordeel dat eenhoofdig gezag uit te oefenen door de moeder de enige manier is om [minderjarige] enigszins rust te bieden en een klimaat te scheppen waarin zij kan opgroeien zonder onafgebroken tussen met elkaar strijdende ouders in de knel te zitten.
De rechtbank is – al het hiervoor overwogene meewegende – daarom van oordeel dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag moet toekomen.