ECLI:NL:RBLIM:2014:1686

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
C/04/126672 / FA RK 13-1664
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van ouderlijk gezag in eenhoofdig gezag wegens onaanvaardbaar risico voor de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 februari 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om het gezamenlijk ouderlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag. De rechtbank oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken indien de ouders het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen. De moeder, die de minderjarige alleen opvoedt, heeft ter onderbouwing van haar verzoek diverse incidenten aangevoerd waarbij de vader zich ongepast heeft gedragen, waaronder stalkgedrag en ongewenste confrontaties met de minderjarige. De vader had eerder beloofd om een jaar lang af te zien van contact met de minderjarige, maar heeft deze belofte niet nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen verbetering te verwachten is. De rechtbank heeft daarom besloten dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de moeder de vader periodiek per email moet informeren over de ontwikkeling van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/04/126672 / FA RK 13-1664
Beschikking van 19 februari 2014 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder], [adres moeder],
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. N. Geradts;
tegen:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader], [adres vader],
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. H.M.J. Offermans.
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 21 november 2013;
- het F9-formulier, met bijlagen, d.d. 20 januari 2014;
- het verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 21 januari 2014;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014 en waarbij zijn verschenen:
- partijen, bijgestaan door haar advocaat;
- [X], vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Roermond.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De minderjarige is geboren uit het huwelijk van de ouders.
Bij beschikking van de rechtbank Roermond van 13 april 2011[datum esn_beschikking] is de echtscheiding uitgesproken tussen de vader en de moeder, welke beschikking is ingeschreven op 10 mei 2011.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Roermond van 24 oktober 2012 is – na een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming – bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag over de minderjarige toekomt. Daarnaast is de vader het recht op omgang met de minderjarige ontzegd.
Het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 2 mei 2013 de beschikking van 24 oktober 2012 vernietigd, voor zover het de beslissing omtrent het eenhoofdig gezag betreft. Het hof heeft voorts bepaald dat de vader en de moeder het ouderlijk gezag over de minderjarige gezamenlijk uitoefenen, onder de volgende voorwaarden:
  • de moeder neemt de beslissingen met betrekking tot de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige];
  • beslissingen, anders dan die van spoedeisend belang, die verder strekken dan de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige] worden door de ouders gezamenlijk genomen. Indien de ouders er niet in slagen in gezamenlijk overleg tot een eensluidende beslissing te komen, zal de moeder de beslissing nemen.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt:
- wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag in het eenhoofdig gezag;
- kosten rechtens.
3.2.
De moeder stelt ter onderbouwing van haar verzoek het volgende.
De vader heeft ter zitting bij het hof zijn beroep tegen de ontzegging van het recht op omgang ingetrokken en heeft verklaard dat hij een jaar lang af zal zien van contact met [minderjarige] om die tijd te gebruiken om te werken aan zijn problematiek, waarna hij het contact onder begeleiding wil gaan opstarten. De problematiek bestaat volgens de moeder uit alcohol- en medicijnmisbruik en uit het stalken van de moeder en [minderjarige].
Verder heeft de moeder ter zitting ingestemd met een versoberde vorm van gezag door de vader, omdat zij de vader wilde stimuleren te werken aan zijn problematiek.
Spoedig na de zitting en de beschikking zijn er weer incidenten geweest. De vader staat keer op keer voor het appartement van de moeder en [minderjarige]. Verder heeft de vader zich enkele keren onaangekondigd en onuitgenodigd op de school van [minderjarige] gemeld. De school heeft de vader daarop aangesproken. Uiteindelijk heeft de school de vader een lokaalverbod opgelegd. De politie heeft daarvan een zorgmelding gedaan aan Jeugdzorg.
Op 13 oktober 2013 heeft de vader een bericht op Facebook geplaatst, waarin hij schrijft dat hij [minderjarige] kwijt is en waardoor – zoals blijkt uit vele de reacties – mensen zijn gaan denken dat [minderjarige] vermist werd. De moeder en ook [minderjarige] werden op dit bericht aangesproken. [minderjarige] verbleef overigens dat weekend bij haar tante, zijnde de zus van de vader, in Amsterdam. De moeder en de zus van de vader zijn door dit voortdurende gedrag van de vader de wanhoop nabij. De zus van de vader heeft zelfs een brief gestuurd hierover aan de burgermeester van Roermond.
Daags voor de zitting heeft de vader [minderjarige] in het bijzijn van de moeder op straat – voor hun appartementengebouw – aangesproken. [minderjarige] was daardoor ernstig overstuur.
Uit het voormelde blijkt volgens de moeder dat de houding van de vader in geen enkel opzicht is veranderd. De vader handelt evident niet in het belang van [minderjarige]. De verhouding tussen de ouders is dermate verstoord dat uitoefening van het gezamenlijke gezag in welke vorm dan ook niet meer mogelijk is.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij de vader wel degelijk informeert over [minderjarige] en wel per email.

4.Het verweer

4.1.
De vader vraagt het verzoek van de moeder af te wijzen en verzoekt een beslissing te nemen over:
- een informatie- en consultatieplicht;
- kosten rechtens.
4.2.
De vader voert daartoe het volgende aan.
De vader stelt dat de moeder de vader niet informeert aangaande [minderjarige]. De vader heeft ter zitting erkend dat hij in juli en september 2013 berichten van de moeder heeft ontvangen. Hij heeft ontkend het emailbericht van de moeder van januari 2014 te hebben ontvangen.
De vader erkent dat hij na de zitting van het hof drie keer is aangehouden door de politie. De vader heeft de strafrechtelijke voorwaarden echter niet overtreden. Ook de rechter-commissaris heeft niet kunnen concluderen dat de vader zich niet heeft gehouden aan het contactverbod met de moeder.
Ten aanzien van de beschuldiging van de moeder dat de vader zich op het schoolplein heeft laten zien, stelt de vader dat het hem vrij staat om contact te hebben met [minderjarige] en dat hij ook naar haar school mag gaan. De vader is na het lokaalverbod niet meer op de school van [minderjarige] verschenen, buiten de uitnodiging(en) van de school voor een oudergesprek. Zijn advocaat heeft ter zitting nog gesteld dat de vader geen strafrechtelijk verbod heeft op contact met [minderjarige], zodat hem het feit dat hij zich heeft laten zien op het schoolplein niet verweten kan worden.
Ten aanzien van het Facebook bericht stelt de man dat het nooit zijn bedoeling is geweest dat het bericht bij anderen dan zijn vrienden terecht zou komen. Verder stelt de vader dat hij [minderjarige] niet als ‘vermist’ heeft opgegeven. De moeder kent aan het bericht een betekenis toe die hij niet bedoeld heeft. De vader heeft het bericht geschreven omdat de moeder hem niet geïnformeerd had over de verblijfplaats van [minderjarige]. Desgevraagd heeft de vader ter zitting verklaard dat zijn bedoeling met het facebook bericht niet meer was dan om erachter te komen waar zijn dochter op dat moment verbleef.
Ter zitting heeft de vader omtrent het voorval daags voor de zitting verklaard dat hij geschrokken is van de reactie van [minderjarige]. Hij heeft verklaard dat hij [minderjarige] geheel bij toeval zag en hij een sterke aandrang voelde om haar wat te zeggen. Hij had de moeder daarbij over het hoofd gezien. De moeder begon meteen te schelden, volgens de vader.
De vader stelt verder dat hij geen alcoholprobleem meer heeft. De vader gebruikt daarvoor medicatie en heeft wekelijks een urinecontrole bij de Reclassering.
De vader hoopt dat de moeder op korte termijn vertrouwen krijgt in de vader, zodat er contact kan komen tussen de vader en [minderjarige].

5.Het standpunt van de raad voor de kinderbescherming

5.1.
De raad voor de kinderbescherming heeft ook reeds ter zitting van het hof zijn zorgen geuit over [minderjarige] en stelt zich nog steeds op het standpunt dat er geen gezamenlijke uitoefening van het gezag mogelijk is, ook niet in een versoberde vorm. Ondanks de belofte die de vader aan het hof heeft gedaan, zijn er toch weer momenten geweest waarop hij [minderjarige] heeft gezien. Dat dit allemaal toevallige momenten zijn, vindt de raadsvertegenwoordiger niet geloofwaardig. De vader had er ook moeite voor kunnen doen om juist deze toevallige momenten te voorkomen.

6.Het oordeel van de rechtbank

6.1.
Het ouderlijk gezag.
6.1.1.
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1: 253n BW. De rechtbank dient dus te beoordelen of de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
6.1.2.
Uitgangspunt van de wetgever is dat beide ouders het ouderlijk gezag over hun kind uitoefenen.
Voor beëindiging van het gezamenlijk gezag bestaat dan aanleiding wanneer de communicatie tussen de ouders dusdanig verstoord is, dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren dreigt te raken indien de ouders het gezamenlijke gezag zouden blijven uitoefenen en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezamenlijk gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
6.1.3.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, nu de moeder – hoewel de inhoud daarvan door de vader wordt betwist – sinds de beschikking van het hof van 2 mei 2013 diverse meldingen heeft gemaakt van stalkgedrag door de vader. Vast staat ook dat er – al dan niet toevallig – nieuwe confrontaties zijn geweest tussen de ouders en tussen de vader en [minderjarige], waardoor [minderjarige] telkens ernstig overstuur raakt.
6.1.4.
De vraag is vervolgens of er voldoende grond is voor wijziging van het ouderlijk gezag.
De rechtbank stelt vast dat het wantrouwen tussen de ouders onverminderd groot is en de communicatie nog steeds zodanig ernstig verstoord is, dat die tussen ouders in het geheel niet meer mogelijk is.
Door het hof en in elk geval door de moeder toen zij hiermee instemde, is kennelijk beoogd dat de door het hof opgelegde versoberde vorm van gezamenlijk gezag rust zou brengen, in elk geval voor [minderjarige] maar ook tussen de ouders onderling. Gelet op de incidenten die beide ouders benoemen doch waarvan zij elk een eigen beleving hebben, is er voor [minderjarige] na een tijdsverloop van bijna vijf jaar nog steeds geen rust ontstaan.
De rechtbank overweegt verder dat het aantal incidenten duidelijk maakt dat de vader kennelijk niet wil of kan inzien welk effect zijn gedragingen hebben op de gemoedstoestand van [minderjarige].
Zo heeft de vader ter zitting van het hof nog aangegeven een jaar lang af te zullen zien van contact met [minderjarige] en het daarna onder begeleiding te willen opbouwen, nadat hij had gewerkt aan zijn problematiek. Toch is de vader, ook na erop te zijn aangesproken door de lerares van [minderjarige] over wat dit met [minderjarige] doet, onaangekondigd op het schoolplein van [minderjarige] verschenen en heeft de school zich genoodzaakt gezien de vader een lokaalverbod op te leggen. De uitleg van de vader dat hij toch geen strafrechtelijk verbod heeft om contact met [minderjarige] te leggen, acht de rechtbank in het licht van de toezegging die hij aan het hof heeft gedaan veelzeggend. De vader heeft door zodanig te handelen, naar het oordeel van de rechtbank, de belangen van [minderjarige] keer op keer geschaad.
Ook voorkomt de vader – zoals blijkt uit zijn stellingname ter zitting dat de moeder nou eenmaal in het centrum van Roermond woont – op geen enkele wijze dat hij in contact komt met de moeder en [minderjarige]. Dat er strafrechtelijk onvoldoende bewijs is geleverd voor de overtreding van hem eerder opgelegde voorwaarden, wil niet zeggen dat de vader in deze familierechtelijke procedure geen verantwoording hoeft af te leggen. De vader kan, anders dan hij stelt – op schrijfwarenwinkel Slenders na – via andere wegen bij de winkels, waaronder de bank komen. Ook had hij zich kunnen omdraaien op de momenten dat hij de moeder en [minderjarige] zag. In plaats daarvan gaat de vader toch telkens de confrontatie aan. Bovendien spreekt hij na de beslissing van het hof [minderjarige] zelfs aan op straat, terwijl hij weet, althans had moeten weten dat dit geenszins in haar belang is en zij daarvan overstuur raakt, zoals reeds zo vaak is gebleken.
Ook door het plaatsen van het bericht op Facebook, hetgeen een lawine van reacties heeft opgeleverd, heeft de vader naar het oordeel van de rechtbank de belangen van [minderjarige] veronachtzaamd. De rechtbank is van oordeel dat de vader de effecten van een dergelijk bericht via sociale media en aldus van het betreffende Facebook bericht had kunnen en moeten voorzien.
De rechtbank is verder van oordeel dat het belang van [minderjarige] voorop dient te staan. De ontwikkeling van [minderjarige] is door deze aanhoudende strijd en onrust in ernstig gevaar. Er is derhalve een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken indien de ouders het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen.
In een vorm van gezamenlijk gezag onder voorwaarden ziet de rechtbank dan ook geen oplossing meer. De rechtbank is van oordeel dat eenhoofdig gezag uit te oefenen door de moeder de enige manier is om [minderjarige] enigszins rust te bieden en een klimaat te scheppen waarin zij kan opgroeien zonder onafgebroken tussen met elkaar strijdende ouders in de knel te zitten.
De rechtbank is – al het hiervoor overwogene meewegende – daarom van oordeel dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag moet toekomen.
6.2.
De informatie en consultatieplicht.
6.2.1.
Vast staat dat de moeder de vader zoals afgesproken periodiek, per email, heeft geïnformeerd over [minderjarige]. Hoewel de vader stelt dat hij in januari 2014 geen informatie heeft ontvangen, blijkt uit het namens de moeder overgelegde emailbericht van 9 januari 2014 dat zij hem de informatie wel heeft gestuurd. Uit de behandeling ter zitting is gebleken de moeder bereid is eens per kwartaal een email met daarin een kort verslagje over de ontwikkeling van [minderjarige] aan de vader te sturen.
Aangezien de vader geen omgang heeft met [minderjarige], zal de rechtbank een regeling in de informatieplicht toewijzen zoals verzocht. Dat betekent dat de moeder, zoals zij reeds deed, de vader elk kwartaal per email een verslagje over [minderjarige] dient toe te sturen. De rechtbank acht het redelijk dat zij daarbij een recente foto van [minderjarige] meestuurt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
bepaalt dat aan de moeder voortaan alleen het gezag zal toekomen over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006.
[bepaalt dat ]7.2. bepaalt dat de moeder de vader eens per kwartaal per email een verslagje van de ontwikkelingen van [minderjarige], alsmede een recente foto van [minderjarige] stuurt;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.A.M. Beaumont, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D.C. Tanghe, griffier op 19 februari 2014.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.