4.3.2Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.3.2.1 Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
In het bijzonder ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
[G.W.] verklaart namens [naam bank] – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Op 20 augustus 2001 is een hypotheek verstrekt ter waarde van € 408.402,19 op het pand [adres 1] te Heythuysen. Op 15 maart 2002 is een vervolglening verstrekt ter waarde van € 124.789,56. De hypotheek is verstrekt aan de eigenaresse van het pand zijnde [C.K.]. Deze geldleningen zijn aangevraagd door [naam verdachte] middels een door [C.K.] verstrekte algehele volmacht. De aanvraag is via een tussenpersoon ingediend. Ik stel alle aangereikte benodigde stukken ter beschikking”
“De aanvraag bij [naam bank] werd ingediend door [naam hypotheekverstrekker] te Hoofdorp. De aanvraag was voorzien van een taxatierapport van makelaar [naam makelaar] De acceptatie-bevestiging werd getekend met de naam [C.K.].”
Bij de aangifte zijn de volgende documenten gevoegd:
- een acceptatiebevestiginghypothecaire lening van [naam bank] d.d. 10 augustus 2001 op naam van en voorzien van een handtekening van [C.K.];
- een aanbieding voor een geldleningvan [naam bank] d.d. 8 februari 2002 op naam van en voorzien van een handtekening van [C.K.];
- een taxatierapportvan [naam makelaar] d.d. 19 juli 2001 opgemaakt door [medeverdachte 3], betreffende villa, [adres 2] naast nummer 5, [adres 2], gemeente Heythuysen sectie M, nummer 554 groot 27,5 are ged, waarin staat vermeld een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik in huidige staat van NLG 1.725.000,- (EURO 782.770,87) en een executiewaarde vrij van huur en gebruik in huidige staat: NLG 1.525.000,- (EURO 692.014,83) en een kavelwaarde van fl. 900.000,-.”
Getuige [d.G.]van [naam hypotheekverstrekker] te Hoofddorp – verklaart met betrekking tot de hypotheekaanvraag – zakelijk weergegeven – als volgt:
“In 2001 kwam [naam verdachte] voor het aanvragen van een hypotheek op een perceel agrarische grond/bouwgrond. De kavelgrond betrof het nummer en sectie M554. In maart 2002 werd een tweede hypotheek aangevraagd. De leningen zijn aangevraagd op het pand [adres 1] te Heythuysen. Beide aanvragen werden verricht door [naam verdachte]. Hij was de contactpersoon en de belangenbehartiger van mevrouw [C.K.]. Hij was in bezit van een volmacht. Het makelaarsrapport d.d. 19 juli 2001 opgemaakt door [naam makelaar] heb ik ontvangen van [naam verdachte].”
Medeverdachte [M.K.]verklaart met betrekking tot de acceptatiebevestigingen– zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik heb de acceptatiebevestiging van [naam bank] d.d. 10 augustus 2001 en de aanbieding van [naam bank] d.d. 8 februari 2002 ondertekend met de naam van mijn dochter [C.K.]. Mijn man heeft mij gevraagd de handtekening te plaatsen. Op verzoek van mijn man heb ik de handtekening van mijn dochter geplaatst.”
Verbalisant [naam verbalisant 1] relateertmet betrekking tot het taxatierapport – zakelijk weergegeven – het volgende:
“In het taxatierapport wordt gesteld dat de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik in de huidige staat een bedrag van fl. 1.725.000,- bedraagt. De aankoopwaarde van de gronden M554 en M57 was in 1997 fl. 135.000,-. Uit het taxatierapport blijkt dat de betrokkene (nog) aan de werkzaamheden denkt te besteden een bedrag van fl. 800.000,-. De totale waarde van perceel en pand komt dan op fl. 935.000,-. Dit is een verschil met de getaxeerde prijs van fl. 790.000,-.”
Medeverdachte[medeverdachte 3] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik ben degene geweest die het taxatierapport gedateerd op 19 juli 2001 heeft opgemaakt en ondertekend. Ik deed alleen zaken met [naam verdachte]. Ik denk de taxatie gedaan te hebben op basis van de informatie die ik van [naam verdachte] heb gekregen. De taxatie is gebaseerd op een kavel grond van 27 are met een nog daar op te bouwen villa. Volgens mij wilde [naam verdachte] dat de bank geen geld in depot zou houden, maar het totale hypotheekbedrag helemaal zou uitkeren in een keer. Voor een goede vriend, als vriendendienst, taxeer je dan alsof de betreffende villa er al staat en niet nog gebouwd moet worden. Dit is geen gebruikelijk manier van taxeren. Het rapport is opgemaakt aan de hand van de verstrekte gegevens door [naam verdachte] . Ik vertrouwde die en ben af gegaan op hetgeen hij mij vertelde en liet zien aan de hand van officiële documenten. Ik heb nooit aan de gegevens die [naam verdachte] verstrekte getwijfeld.”
Getuigen M.M.J. [naam getuige 2] en H.J.J. [Getuige 1]verklaren met betrekking tot de kavel – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Wij hebben [adres 1] te Heythuysen in eigendom gekocht. Naast de kavel met het pand [adres 1] te Heythuysen lag ook nog een grasperceel. [naam verdachte] deed ons een voorstel. [C.K.] ging het huis kopen. [naam verdachte] nam de regie in handen. Hij overhandigde ons een schriftelijke verklaring welke was ondertekend door [C.K.]. Zij zou het huis kopen voor fl. 135.000,-.”
In het bijzonder ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
E.E. Thijssen verklaart in de aangiftenamens [naam verzekeringsmaatschappij] – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Naar aanleiding van de opgaven in de hypotheekaanvraag en de hypotheekofferte werd de gevraagde hypotheek met als onderpand [adres 2] 5 te Heythuysen verstrekt en een geldlening van € 680.670,32 aan [C.K.] verstrekt. De makelaar betrof G.A.L [medeverdachte 3] en de passeerdatum is 27 september 2001. [C.K.] werd meerdere malen in akten vertegenwoordigd door [naam verdachte].”
Bij de aangifte zijn de volgende documenten gevoegd:
- een acceptatieverklaring(offerte voor een hypotheek Van Betere Huize) d.d. 14 september 2001 op naam van en op 18 december 2001 voorzien van een handtekening van [C.K.];
- een taxatierapportd.d. 11 september 2001 van [naam makelaar] opgemaakt door [medeverdachte 3], betreffende villa, [adres 2] 5 Heythuysen, gemeente Heythuysen, sectie M, nummer 555 ged en nummer 527 ged, totaal circa 40.00 are, waarin staat vermeld een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik in huidige staat: NLG 1.475.000,- EURO 669.325,82 en een executiewaarde vrij van huur en gebruik in huidige staat: NLG 1.325.000,- EURO 601.258,79.
Getuige [d.G.]van [naam hypotheekverstrekker] te Hoofddorp – verklaart met betrekking tot de hypotheekaanvraag – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Alle documenten die behoren bij een hypotheekaanvraag bij [naam verzekeringsmaatschappij]/Amstelstaete zoals gesteld in de offerte zijn aangeleverd door [naam verdachte]. De aanvraag werd gedaan door [naam verdachte].”
Medeverdachte [M.K.]verklaart met betrekking tot de acceptatiebevestiging– zakelijk weergegeven – als volgt:
“De handtekening op de offerte voor een hypotheek Van Betere Huize d.d. 14 september 2001 is van mij. Ik heb de handtekening van mijn dochter [C.K.] nagebootst. Ik heb deze handtekening geplaatst op verzoek van mijn man.”
Verbalisant [naam verbalisant 2] relateertmet betrekking tot het taxatierapport – zakelijk weergegeven – het volgende:
“In het rapport werd aangegeven dat de getaxeerde villa was gelegen te Heythuysen, [adres 2] 5, sectie M nummer 55 ged. en 527 ged., totaal circa 40 are groot. Uit onderzoek van de notariële aktes met betrekking tot dit pand bleek dat het pand op 20 augustus 2001 door [C.K.] was gekocht voor een bedrag van fl. 1.458.000,-/
€ 661.611,56. De totale kavelgrootte bedroeg respectievelijk 72 centiare en 80 are 75 centiare. Het taxatierapport heeft, gezien de verschillen in kavelgrootte, slechts betrekking gehad op ongeveer de helft van het betreffende kavel. Ondanks dat de kavelgrootte van het getaxeerde pand was gehalveerd, lag de taxatiewaarde van het pand in het taxatierapport toch nog hoger dan de aankoopwaarde op 20 augustus 2001. Op 15 november 2006 is het pand door de geldverstrekker verkocht voor een bedrag van € 390.000,- (omgerekend fl. 859.446,-). Deze opbrengst was ruim fl. 615.553,- (279.325,-) lager dat de door [medeverdachte 3] getaxeerde waarde van dat pand in 2001.”
Getuigen M.M.J. [naam getuige 2] en H.J.J. [Getuige 1] verklaren – zakelijke weergegeven – als volgt:
“Wij hebben in april 2001 met [naam verdachte] de afspraak gemaakt dat hij het pand [adres 2] 5 van ons zou kopen. De koopprijs van dit pand bedroeg fl. 1.100.000,-. Samen met de Menneseweg zou de daar ons te ontvangen koopprijs fl. 1.150.000,- bedragen. [naam verdachte] heeft de koopsom van het pand nummer 5 bepaald op fl. 1.458.000,-. Dit bedrag bestond uit de koopsom fl. 1.150.000,- (Menneseweg en nummer 5) alsmede uit de door [C.K.] in 1997 geleende bedrag van fl. 308.000,-.”
Kort voor april 2001 heeft makelaar Jacobs te Echt dit pand op ons verzoek getaxeerd. Hij gaf toen aan dat de taxatiewaarde van het pand fl. 1.100.000,- was.”
Het dossier bevat een taxatierapportvan F. [naam taxateur] met betrekking tot het pand aan de NIBC, inhoudende:
“Object:
[adres 2] 5 te Heythuysen, Gemeente Heythuysen, sectie M nummer 527 gedeeltelijk, groot circa 40,75 are.
Waardering:
onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 425.000,-.”
Ook bevat het dossier een briefd.d. 23 maart 2006 afkomstig van F. [naam taxateur] en gericht aan de NIBC, inhoudende:
“Taxatie [adres 2] 5 te Heythuysen.
De waarden van het registergoed naar de toestand van 11 september 2001 taxeer ik als volgt: onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 375.000,-. De waardestijging sinds 11 september 2001 is enkel een gevolg van waardevermeerdering door tijdsverloop.”
Het dossier bevat voorts een briefd.d. 22 april 2006 afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 3] en gericht aan NIBC Bank N.V., inhoudende:
“Betreft: de waardering van perceel [adres 2] 5 te Heythuysen.
Destijds was ik bevriend met A. [naam verdachte]. Als advocaat was hij zeer ervaren met het maken van contracten en koopovereenkomsten. Zo had hij ook de koopakte opgemaakt voor bedoeld perceel en vertelde erbij dat in de koopsom ad fl. 1.475.000,- 2 extra bouwkavels begrepen waren welke hij niet genoemd wenste te hebben in het taxatierapport.”
Medeverdachte [medeverdachte 3]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“De waarde van fl. 1.475.000,- is gebaseerd op de koopakte van [naam verdachte] . Dat is niet gebruikelijk, maar in onze vertrouwensrelatie was het wel gebruikelijk.”
De acceptatiebevestigingen van [C.K.]
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat op de acceptatiebevestigingen door medeverdachte [M.K.] de handtekening van [C.K.] is geplaatst. Medeverdachte [M.K.] heeft verklaard dat zij dit op verzoek van verdachte heeft gedaan.
Door de raadsman is aangevoerd dat deze verklaringen van medeverdachte [M.K.] onbetrouwbaar zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt:
De stelling dat [M.K.] in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij op verzoek van verdachte de acceptatiebevestigingen met de handtekening van haar dochter heeft ondertekend, enkel om haar dochter te ontlasten, verhoudt zich niet met hetgeen verdachte heeft aangevoerd met betrekking tot het recht van substitutie. Verdachte heeft immers verklaard dat hij medeverdachte [M.K.] gevraagd heeft om ten behoeve van haar dochter te tekenen. Hij was bevoegd tot het doen van dit verzoek, nu hem in de notariële volmacht het recht van substitutie was verleend. Gelet hierop was [M.K.] bevoegd te tekenen en is hij er dan ook vanuit gegaan dat medeverdachte [M.K.] in overeenstemming hiermee met haar eigen naam zou tekenen. Verdachte bevestigt hiermee de verklaring van [M.K.] dat zij op verzoek van verdachte heeft getekend. Dat verdachte daarbij er vanuit ging dat medeverdachte [M.K.] deze met haar eigen naam zou ondertekenen, acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte was immers gelet op de aan hem verstrekte volmacht zelf bevoegd om namens [C.K.] de acceptatiebevestigingen te tekenen. Wanneer deze echter zou zijn ondertekend met de handtekening van [M.K.] dan zou dat naar verwachting wel vragen hebben opgeroepen bij de geldverstrekker. Met betrekking tot de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaring van [M.K.] acht de rechtbank het ook van belang acht dat zij ook zichzelf belast in haar verklaringen en zij met deze verklaringen kennelijk niet tot doel heeft zichzelf vrij te pleiten. Gelet hierop heeft de rechtbank dan ook geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid daarvan te twijfelen.
Taxatierapporten [naam makelaar]
Met betrekking tot [adres 1] te Heythuysen:
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat door medeverdachte [medeverdachte 3] in het taxatierapport van 19 juli 2001 de kavel M554 met een nog te bouwen villa is getaxeerd op een waarde van fl. 1.725.000,-, waarbij hij de kavelwaarde heeft bepaald op een bedrag van fl. 900.000,-.
De rechtbank stelt vast dat in het taxatierapport wel staat vermeld dat de bouw nog een aanvang moet nemen. In dat licht is ook de opmerking van bewoning door de eigenaar naar oordeel van de rechtbank te interpreteren als zijnde bewoning door de eigenaar op het moment dat de woning afgebouwd is, zodat deze onderdelen niet als valsheid kunnen worden aangemerkt en verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Dit is anders voor de in het taxatierapport opgenomen kavelwaarde. Vaststaat dat de aankoopwaarde van de kavels M554 en M57 samen in 1997 fl. 135.000,- was. Door medeverdachte [medeverdachte 3] wordt enkele jaren later in 2001 de waarde van enkel een deel van kavel M 57 of M554, betreffende een klein deel, getaxeerd op fl. 900.000,-, terwijl niet is gebleken van feiten of omstandigheden die een dergelijk grote waardestijging kunnen verklaren. Uit de verklaringen van getuigen [naam getuige 2] en [Getuige 1] leidt de rechtbank af dat verdachte wist wat de kavelwaarde was. Immers heeft hij geregeld dat [C.K.] de kavel van hen zou kopen voor een bedrag van fl. 135.000,-. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het verdachte – met zijn kennis en ervaring in onroerendgoedtransacties – had moeten opvallen dat de kavelwaarde in het door [medeverdachte 3] in zijn opdracht opgestelde taxatierapport te hoog was en daarmee ook de getaxeerde verkoop- executiewaarde onjuist was.
Met betrekking tot [adres 2] 5 te Heythuysen:
Voorts blijkt uit bovenstaande bewijsmiddelen dat door medeverdachte [medeverdachte 3] in het taxatierapport van 11 september 2001 het pand aan de [adres 2] 5 te Heythuysen met een totale kavelgrootte van circa 40 are heeft getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde van fl. 1.475.000,- en een executiewaarde van fl. 1.325.000,-. Enkele maanden eerder werd het betreffende pand met een kavelgrootte van ruim 80 are echter getaxeerd op een waarde van fl. 1.100.000,-. Taxateur [naam taxateur] heeft in 2006 de waarde van het pand naar de toestand van 11 september 2001 getaxeerd op € 375.000,-, zijnde fl. 826.391,-. Ook hier is niet gebleken van feiten of omstandigheden die een dergelijke grote waardestijging kunnen verklaren, zeker niet voor een perceel dat de helft kleiner is ten opzichte van de aankoop.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij het taxatierapport heeft opgemaakt op basis van de door verdachte aangeleverde informatie en koopakte. Voorts heeft hij op verzoek van verdachte twee extra bouwkavels die in de koopsom waren begrepen uit het taxatierapport gehouden. Uit de verklaringen van getuigen [naam getuige 2] en [Getuige 1] blijkt bovendien dat de betreffende koopsom op initiatief van verdachte is opgehoogd met de prijs van de Menneseweg en een eerdere lening. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat het door medeverdachte [medeverdachte 3] opgesteld taxatierapport genoemde verkoop- en executiewaarde te hoog waren.
Opgave inkomen en vermogen d.d. 27 februari 2001
Ten aanzien van de door medeverdachte [medeverdachte 1] opgestelde opgave van inkomen en vermogen betreffende [C.K.] bevat het dossier naar oordeel van de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs dat de in de opgave genoemde waarden van de registergoederen, banktegoeden, schilderijen en de auto, evident onjuist zijn, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de acceptatiebevestigingen en de taxatierapporten vals waren. Desondanks heeft hij deze geschriften doen toekomen aan de betreffende geldverstrekker c.q. hypotheeknemer teneinde een hypothecaire lening te verkrijgen, zodat naar oordeel van de rechtbank de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde valsheden in geschriften kunnen worden bewezenverklaard.
Nu het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte deze valsheden in geschrift in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft uitgevoerd, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.2.2 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
[N.v.D.] en [L.S.] verklaren in de aangiftenamens [naam verzekeringsmaatschappij] en [naam verzekeringsmaatschappij] – zakelijk weergegeven –als volgt:
“In het hypotheekaanvraagformulier betreffende de [adres 1] te Heythuysen, d.d. 4 april 2005 en ondertekend door [M.K.] wordt als hypotheekgever 1 [M.K.] en als hypotheekgever 2 [naam verdachte] genoemd, waarbij [M.K.] aangaf fulltime in loondienst werkzaam te zijn als directeur met een vast jaarinkomen van € 141.000,-. Als onderpand gegeven werd opgegeven een eengezinswoning [adres 1] te Heythuysen met een vrije verkoopwaarde woning van € 625.000,-. Er werd een hypotheekbedrag gevraagd van
€ 680.000,-. Met betrekking tot het opgegeven vermogen van de aanvragers werd een schrijven van [naam belastingadviseur] gedateerd 26 juli 2004 aangereikt, betreffende begroot een inkomen van [M.K.] van € 214.050,-. Betreffende de gegevens van het inkomen van aanvraagster [M.K.] werden meerdere werkgeversverklaringen ingezonden, gedateerd 1 augustus 2005 en 22 augustus 2005 getekend door J.F. [medeverdachte 1]. [naam verzekeringsmaatschappij] ontving een taxatierapport opgemaakt betreffende het object [adres 1] te Heythuysen gedateerd 6 juni 2005. De taxatieopdracht werd door A.H.M [naam verdachte] verstrekt en uitgevoerd door M. [medeverdachte 2]. De hypotheekakte, gedateerd op 24 januari 2006 en werd opgemaakt en ondertekend in het bijzijn van onder andere [naam verdachte] in privé en als schriftelijk gevolmachtigde namens [M.K.].”
Bij de aangifte zijn de volgende documenten gevoegd:
- een hypotheekaanvraagformulierd.d. 4 april 2005 betreffende het pand [adres 1] te [adres 2], waarin staat vermeld dat [M.K.] fulltime vast in loondienst werkzaam was als directeur bij [naam bedrijf] met een bruto vast jaarinkomen (inclusief vakantiegeld) van € 141.000,-;
- een hypotheekaanvraagformulierd.d. 3 juni 2005 betreffende het pand [adres 1] te [adres 2], waarin staat vermeld dat [M.K.] fulltime vast in loondienst werkzaam was als directeur bij [naam bedrijf] met een bruto vast jaarinkomen (inclusief vakantiegeld) van € 141.000,-;
- een werkgeversverklaringd.d. 1 augustus 2005 ten name van [M.K.]-[naam verdachte], waarin staat vermeld dat [M.K.] (als directeur) een arbeidsovereenkomst had voor onbepaalde tijd of was aangesteld in vaste dienst bij werkgever [naam bedrijf] tegen een bruto jaarsalaris van € 75.000,- en een vakantietoeslag van € 6.000,-;
- een werkgeversverklaringd.d. 1 augustus 2005 ten name van [M.K.], waarin staat vermeld dat [M.K.] (als directeur) een arbeidsovereenkomst had voor onbepaalde tijd of was aangesteld in vaste dienst bij werkgever [naam bedrijf] tegen een bruto jaarsalaris van € 75.000,- en een vakantietoeslag van € 6.000,-;
- een werkgeversverklaringd.d. 22 augustus 2005 ten name van [M.K.], waarin staat vermeld dat [M.K.]-[naam verdachte] (als directeur) een arbeidsovereenkomst had voor onbepaalde tijd of was aangesteld in vaste dienst bij werkgever [naam bedrijf] tegen een bruto jaarsalaris van € 75.000,- en een vakantietoeslag van € 6.000,-;
- een globale vermogensopstelling en inkomen per (juli) 2004van [M.K.] d.d. 26 juli 2004, waarin staat vermeld dat het inkomen van [M.K.] wordt begroot op € 214.050,-;
- een taxatierapportvan [naam makelaar] d.d. 6 juni 2005 opgemaakt door M. [medeverdachte 2], betreffende een vrijstaand landhuis met onderpandige garage, ondergrond erf, tuin en verdere aanhorigheden, [adres 1], [adres 2], gemeente Heythuysen sectie M, nummer 57 gedeeltelijk groot 27 are, waarin staat vermeld een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik in huidige staat van €625.000,- en een executiewaarde vrij van huur en gebruik in huidige staat: € 545.000,-.
Medeverdachte [M.K.] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik heb nooit werkzaamheden verricht binnen [naam bedrijf] Ik was in 2005 geen directeur van de onderneming. Ik ben directeur geworden in 2008. Ik ken de werkgeversverklaringen van 1 augustus 2005 en 22 augustus 2005 niet.”
“De percelen M554 en M57 zijn aangekocht voor het bouwen van een aantal huizen. Ik heb dit begrepen van mijn man. De aankoop is buiten mij om gegaan. Ik weet niet hoe de financiering van kavel M57 is gelopen. Ik heb gezien dat er een werkgeversverklaring is opgemaakt dat ik werkzaam was bij K&S Ithaka als directeur en een salaris kreeg van
€ 75.000,- bruto per jaar. Ik was geen directeur. De werkgeversverklaring is niet juist. Ik heb dit document niet aan [medeverdachte 1] overhandigd. Ik zie dit document nu voor het eerst. Ik ben nooit aanwezig geweest bij de onderhandelingen met [naam verzekeringsmaatschappij].”
Medeverdachte J.F. [medeverdachte 1]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“De gegevens in de globale vermogensopstelling en inkomen per (juli) 2004 d.d. 26 juli 2004 zijn gebaseerd op gegevens die ik van [naam verdachte] heb gekregen. Het begrote inkomen van € 75.000,- is het inkomen uit [naam bedrijf].”
Verbalisant [naam verbalisant 2]relateert met betrekking tot het dienstverband van [M.K.] – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Bij raadpleging van het Handelsregister bleek dat niet [M.K.] in deze periode als bestuurder en/of groot aandeelhouder van [naam bedrijf] stond ingeschreven. Verder bleek bij navraag bij het UWV dat er met betrekking tot dienstverbanden op naam van [M.K.] geen informatie aanwezig was. Uit de administratie afkomstig van [medeverdachte 1] Belasting-adviseurs B.V. / [naam belastingadviseur] is ook niet gebleken dat dit kantoor een salaris-administratie met betrekking tot [M.K.] heeft gevoerd. Verder bleek uit een brief van [naam belastingadviseur] aan de directie van [naam bedrijf] d.d. 16 juni 2005, welk schrijven was opgesteld door J.F. [medeverdachte 1], dat er in 2004 ondanks de arbeids-overeenkomst geen salaris was geboekt. Ook uit de administratie van [naam bedrijf] was in de periode 2003-2005 van salarisbetaling aan [M.K.] geen sprake geweest.”
Verbalisant [naam verbalisant 2]relateert met betrekking tot het taxatierapport – zakelijk weergegeven- het volgende:
“In het taxatierapport werd aangegeven dat het landhuis was gelegen te Heythuysen, sectie M, nummer 57. Echter uit onderzoek bleek dat op het kavel M57 ten tijde van de taxatie geen landhuis noch enig ander bouwwerk was gevestigd. Hoewel in het taxatierapport is vermeld dat het adres van het getaxeerde landhuis [adres 1] te Heythuysen betrof, is het kavel M57 gelegen naast [adres 1] te Heythuysen.”
Voorts bevat het dossier een kadastraal berichtd.d. 2 maart 2005, waarin staat vermeld dat het kadastraal object M554 te Heythuysen een object ‘wonen erf-tuin’ betrof gelegen aan de [adres 1] te Heythuysen. Het kavel was eigendom van [C.K.].
Medeverdachte M.M. [medeverdachte 2] verklaart met betrekking tot het taxatierapport – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Er is nooit contact geweest met [M.K.]-[naam verdachte] en/of [C.K.]. Ik heb alleen gesproken van [naam verdachte]. Ik heb op 2 juni 2005 van [naam verdachte] opdracht gekregen om het landhuis op [adres 1] te Heythuysen te taxeren. Het complementeren van het taxatierapport is door mij op 6 juni 2005 gebeurd. Ik ben gevraagd een taxatierapport te maken van een landhuis inclusief 2700 m2 grond.”
“Ik heb een fout gemaakt door het kadastrale nummer van M57 te vermelden in het rapport. Ik ben met mijn opdrachtgever, [naam verdachte], ter plaatse gaan kijken voor zover ik mij kan herinneren. Ik heb hem gevraagd welk kadastraal nummer erbij hoorde”
Verdachteverklaard – zakelijk weergegeven – als volgt:
“De hypotheek die door [naam verzekeringsmaatschappij] in 2005 is verstrekt op kavel M57 is namens mijn echtgenote aangevraagd. In 2005 was er geen woning op kavel M57 gebouwd. Ik heb de opdracht tot het taxatierapport namens [naam verzekeringsmaatschappij] aan [naam makelaar] verstrekt. De getoonde handtekening op de hypotheekaanvraag komt op mij niet over als de handtekening van mijn vrouw.”
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt naar oordeel van de rechtbank dat de hypotheekaanvragen voor [adres 1] te Heythuysen door verdachte namens medeverdachte [M.K.] zijn ingediend. Verdachte heeft immers verklaard dat deze aanvraag namens zijn vrouw is gedaan. Voorts heeft medeverdachte [M.K.] verklaard nooit bij [naam verzekeringsmaatschappij] te zijn geweest voor een hypotheekaanvraag. Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [M.K.] te twijfelen. Bovendien blijkt op de aangifte dat verdachte in privé en als gevolmachtigde van [M.K.] aanwezig was bij het opmaken en tekenen van de betreffende hypotheekakte. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was de gang van zaken rondom deze hypotheekverstrekking dan ook ongeloofwaardig.
De werkgeversverklaringen en de globale vermogensopstelling
Bij de betreffende hypotheekaanvraag zijn voorts een aantal werkgeversverklaringen en een door medeverdachte [medeverdachte 1] opgestelde globale vermogensopstelling verstrekt, waaruit zou blijken dat medeverdachte [M.K.] fulltime op basis van een vast dienstverband bij [naam bedrijf] werkzaam was als directeur met een bruto jaarsalaris van € 75.000,-. Medeverdachte [M.K.] heeft echter verklaard dat zij hiervan niet op de hoogte was, zij nooit werkzaamheden voor de betreffende onderneming heeft verricht en geen salaris heeft ontvangen. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij voor het opmaken van de globale vermogens-opstelling enkel is afgegaan op de informatie die verdachte hem aanleverde. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte hier de (aan)sturende factor is geweest en de genoemde documenten heeft doen toekomen aan de geldverstrekker.
Het taxatierapport van [medeverdachte 2]
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat het door medeverdachte [medeverdachte 2] getaxeerde landhuis het pand aan de [adres 1] te Heythuysen betreft, welk pand nog niet afgebouwd was. Het opgestelde taxatierapport is een inschatting op dat moment van de waarde als het pand afgebouwd zou zijn. Het enkele feit dat het betreffende pand in 2008 op een lagere waarde wordt getaxeerd doet daar niet aan af, zodat naar het oordeel van de rechtbank de in het rapport opgenomen waardebepaling niet zodanig evident onjuist is dat er sprake is van valsheid, zodat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Voorts kan uit het dossier worden afgeleid dat het in het taxatierapport opgenomen kavelnummer M57 onjuist is, nu volgens de kadastrale stukken het pand aan de [adres 1] te Heythuysen is gekoppeld aan kavelnummer M554. Hoewel het dossier echter onvoldoende duidelijkheid verschaft over beide kavelnummers in relatie tot het pand [adres 1] te Heythuysen, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank gezien zijn kennis van en ervaring met onroerendgoedtransacties moeten zien dat er in het door medeverdachte [medeverdachte 2] opgestelde taxatierapport een verkeerd kavelnummer van het pand [adres 1] te Heythuysen was genoemd. Bovendien wist verdachte dat op het betreffende pand meerdere hypothecaire rechten waren gevestigd. Verdachte had immers eerder het betreffende pand namens [C.K.] aangekocht met behulp van een hypothecaire lening en voorts nog een tweede lening op dit pand verkregen. Verdachte had er dan ook belang bij om de geldverstrekker in de waan te brengen dat het pand op een nog niet met hypotheek bezwaard kavel stond.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de hypotheekaanvragen, de werkgevers-verklaringen, de globale vermogensopstelling en het taxatierapport vals waren. Desondanks heeft hij deze geschriften doen toekomen aan de betreffende geldverstrekker teneinde een hypothecaire lening te verkrijgen, zodat naar oordeel van de rechtbank de onder 3 subsidiair ten laste gelegde valsheid in geschrift kan worden bewezenverklaard.
Nu het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte deze valsheid in geschrift in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft uitgevoerd, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.2.3 Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
[P.T.]doet aangifte namens [naam bedrijf] en verklaart daarbij – zakelijk weergegeven – als volgt:
“[naam bedrijf]. heeft een hypothecaire financiering verstrekt aan de heer [D.S.]. Als contactpersoon richting de bank heeft [naam verdachte] opgetreden op grond van een notariële volmacht. Ten behoeve van deze financiering zijn stukken ontvangen waaruit de inkomens- en vermogenspositie is gebleken.
De ontvangen werkgeversverklaring heeft als werkgever [naam bedrijf]. Uit de werkgeversverklaring blijkt dat [D.S.] per 1 december 2007 in vaste dienst is aangesteld voor een bruto jaarsalaris van € 45.000,-. Deze werkgeversverklaring is namens de werkgever ondertekend door J.F. [medeverdachte 1] van [naam belastingadviseur] op 10 januari 2008. De ontvangen arbeidsovereenkomst heeft als werkgever [naam bedrijf]. deze overeenkomst is getekend op 12 december 2007 door [D.S.] en, namens [naam bedrijf] door [M.K.]. De indiensttreding is per 1 december 2007. De ontvangen globale vermogens- en inkomensopstelling inzake [D.S.] is opgemaakt door J.F. [medeverdachte 1] per 21 november 2007. Ten aanzien van het inkomen van [D.S.] is opgenomen: ‘Inkomsten uit arbeid m.i.v. 1 december 2007
€ 45.000,-‘.”
Bij deze aangifte zijn de volgende documenten gevoegd:
- een globale vermogens- en inkomensopstellingvan [D.S.] d.d. 21 november 2007, waarin staat vermeld dat het inkomen van [D.S.] wordt begroot op € 192.000,-;
- een arbeidsovereenkomsttussen [naam bedrijf] (als werkgeefster) en [D.S.] (als werknemer) d.d. 12 december 2007, waarin staat vermeld dat [D.S.] per 1 december 2007 voor onbepaalde tijd in dienst is getreden bij werkgeefster [naam bedrijf];
- een werkgeversverklaringd.d. 10 januari 2008 ten name van [D.S.], waarin staat vermeld dat [D.S.] door [naam bedrijf] in vaste dienst was aangesteld per 1 december 2007 tegen een bruto jaarsalaris van € 45.000,- en een vakantietoeslag van € 3.600,-.
[D.S.] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik weet niet wie de onderneming [naam bedrijf] heeft opgericht en wie de bestuurder is. Ik ben nooit werkzaam geweest voor [naam bedrijf] en heb daarvan ook nooit gelden ontvangen. De handtekening op de arbeidsovereenkomst d.d. 12 december 2007 is van mij. Ik kan mij niet meer herinneren wanneer ik deze heb getekend en wat het doel ervan was. Ik heb nooit werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf]”
“Ik heb de werkgeversverklaring d.d. 10 januari 2008 nooit gezien. Ik was niet op de hoogte van deze verklaring. Het verbaast mij dat er een dergelijke werkgeversverklaring is en dat deze is gebruikt bij de aanvraag van een hypothecaire lening. Het hele document ken ik niet. Ik heb bij [naam bedrijf] niet gewerkt en ook dat salaris van € 45.000,- niet ontvangen. Het stuk van J.F. [medeverdachte 1] d.d. 21 november 2007 heb ik nog nooit gezien. Over de inhoud kan ik niets verklaren. Ik heb [medeverdachte 1] nog nooit gesproken of gezien. Met het inkomen uit arbeid zal bedoeld zijn het inkomen van [naam bedrijf]. Dit inkomen is mij onbekend, aangezien ik niet persoonlijk werkzaamheden heb verricht voor [naam bedrijf]. Ik kan het niet verklaren. Mijn vader heeft de stukken opgemaakt op basis van de volmacht.”
Medeverdachte J.F. [medeverdachte 1] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Voor het opmaken van de werkgeversverklaring van [D.S.] is een arbeidsovereenkomst opgesteld, welke aan mij is verstrekt. De in het overzicht globale vermogens- en inkomensopstelling opgenomen gegevens en waarden zijn verstrekt door A.H.M [naam verdachte]”
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat de aan [naam bedrijf] ten behoeve van een hypotheekaanvraag verstrekte stukken ter onderbouwing van de inkomenspositie van [D.S.] vals waren. Immers heeft [D.S.] verklaard hij nooit in dienst is geweest bij [naam bedrijf] en van deze onderneming dan ook nooit salaris heeft ontvangen. Bovendien was hij niet op de hoogte van de opgestelde werkgeversverklaring en globale vermogensopstelling, noch wist hij dat deze gebruikt werden voor een hypotheek-aanvraag. De stukken zijn in zijn visie door verdachte opgesteld. Voorts verklaard ook medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij de globale vermogens- en inkomens opstelling heeft opgesteld aan de hand van de door verdachte verstrekte gegevens. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte in dezen de sturende factor is geweest.
Nu uit de aangifte van [naam bedrijf] blijkt dat verdachte namens [D.S.] optrad als contactpersoon, is de rechtbank van oordeel dat ook verdachte degene is geweest die de ten behoeve van de financiering benodigde stukken met betrekking tot de inkomens- en vermogenspositie van [D.S.] heeft doen toekomen aan genoemde geldverstrekker.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de globale vermogensopstelling, de arbeidsovereenkomst en de werkgeversverklaring vals waren. Desondanks heeft hij deze geschriften doen toekomen aan de betreffende geldverstrekker teneinde een hypothecaire lening te verkrijgen, zodat naar oordeel van de rechtbank de onder 4 ten laste gelegde valsheid in geschrift kan worden bewezenverklaard.
Nu het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte deze valsheid in geschrift in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft uitgevoerd, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.2.4 Ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde
Het dossier bevat de volgende documenten:
- een hypotheekaanvraagformuliervoor [naam verzekeringsmaatschappij] d.d. 29 augustus 2007, waarin staat vermeld dat [D.S.] woonachtig is op de [adres 3], hij deze koopwoning in eigendom heeft en hij een bruto vast jaarinkomen (exclusief vakantiegeld) van € 85.000,- heeft, welk aanvraagformulier op 15 september 2009 door [D.S.] voor waar is ondertekend;
- een inkomensverklaringten name van [D.S.], waarin staat vermeld dat het jaarinkomen van [D.S.] € 85.000,- bedraagt, welk formulier op 25 september 2007 door [D.S.] voor waar is ondertekend.
[D.S.]verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Zaken als het aanvragen van een hypotheek waren het initiatief van mijn vader. Ik heb mij daar nooit mee bemoeid. Ik kan mij niet meer herinneren dat ik het hypotheek-aanvraagformulier voor [naam verzekeringsmaatschappij] ondertekend heb. Het adres klopt niet. Het is een samenvoeging van twee adressen, [adres 3] 30A en [adres 3] te Amsterdam. Het pand aan de Keizersgracht was niet mijn eigendom. Ik heb de inkomensverklaring d.d. 25 september 2007 zelf ondertekend. Het inkomen betrof de werkzaamheden die mijn vader op mijn naam deed middels volmacht.”
Verdachteverklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Het zou kunnen dat ik het hypotheekaanvraagformulier voor [naam verzekeringsmaatschappij] namens Diederik heb ondertekend. [adres 3] moet zijn [adres 3] 30A te Amsterdam. Dat is fout. Diederik was er niet altijd en ik heb toen een aantal bescheiden voor hem ondertekend. Diederik wist hier verder niets van.”
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de hypotheekaanvraag en de inkomensverklaring valselijk waren opgemaakt, zodat naar oordeel van de rechtbank de onder 5 en 6 ten laste gelegde valsheid in geschrift kan worden bewezenverklaard.
Nu het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte deze valsheid in geschrift in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft uitgevoerd, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.