ECLI:NL:RBLIM:2014:1424

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
03/700506-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige dochter door vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter. De verdachte heeft in een periode van anderhalf jaar meermalen seksuele handelingen gepleegd met zijn dochter, die ten tijde van de misdrijven pas 10 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn dochter seksueel heeft misbruikt, waarbij er ook sprake was van het seksueel binnendringen van het lichaam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is hem een klinische behandeling opgelegd en een contactverbod met zijn dochter en ex-partner, maar niet met zijn zoon.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, cocaïneafhankelijkheid en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de dochter van de verdachte, toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 13.180,68 is opgelegd, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte door zijn handelen niet alleen zijn dochter ernstig heeft geschaad, maar ook zijn gezin heeft ontwricht. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf als passend en noodzakelijk beschouwd, zowel voor vergelding als voor de behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700506-13
Datum uitspraak : 18 februari 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsman is mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2014.
De rechtbank heeft op 4 februari 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte seksuele handelingen heeft gepleegd met zijn 10-jarige dochter, welke handelingen (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, dan wel ontucht heeft gepleegd met zijn dochter.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft zich gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte welke hij aflegde ten overstaan van de politie en de verklaring van [naam slachtoffer]. Verdachte heeft zijn dochter in de tenlastegelegde periode meermalen misbruikt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat verdachte zijn penis in de anus van [naam slachtoffer] heeft geduwd/gebracht.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp zaterdag 27 april 2013 vertelde [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], aan haar moeder dat zij werd misbruikt door haar vader, verdachte. De laatste keer vond plaats op de maandag voorafgaande aan het gesprek (de rechtbank begrijpt: 22 april 2013).
[naam slachtoffer] werd door de politie verhoord. Zij verklaarde dat zij aan de “dinges”, waarmee zij de penis bedoelde, van verdachte moest likken. [2] Zij moest de penis in haar mond nemen. [3] Op een dag duwde verdachte zijn stijve penis in haar anus en hij bewoog daarbij op en neer. [naam slachtoffer] voelde dat haar anus pijn deed. [4] [naam slachtoffer] lag daarbij voorovergebogen op haar buik op de rand van het bed van haar ouders en verdachte stond achter haar. [5]
Verder heeft [naam slachtoffer] verklaard dat verdachte met zijn handen aan haar “tut” zat. Desgevraagd verklaarde [naam slachtoffer] dat zij met het woord “tut” haar vagina bedoelde. [6] Verdachte trok zich af in bijzijn van [naam slachtoffer]. Het kwam ook voor dat zij verdachte moest aftrekken. [7] Ook kreeg zij een tongzoen van verdachte. [8]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij, in het kader van, wat hij noemde “seksuele voorlichting”, onder andere zijn penis tussen de benen van [naam slachtoffer] bracht. Eén keer is zijn penis in de anus van [naam slachtoffer] “gefloept”. Verdachte had dit eerst niet in de gaten. Op het moment dat [naam slachtoffer] aangaf dat het pijn deed, heeft hij zijn penis uit de anus gehaald. [9]
Geconfronteerd met de verklaring van [naam slachtoffer] dat verdachte met zijn handen aan haar vagina zat, heeft verdachte verklaard dat dat zou kunnen. Dit hoorde ook bij de voorlichting. [10]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn stijve penis tussen de benen van [naam slachtoffer] stak en op en neer bewoog. Ook heeft hij zich door [naam slachtoffer] laten aftrekken. Mogelijk heeft hij zichzelf ook afgetrokken in het bijzijn van [naam slachtoffer]. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zijn penis in de mond van [naam slachtoffer] bracht. Dit gebeurde een aantal keren.
De seksuele handelingen vonden plaats op de kamer van [naam slachtoffer] en op de slaapkamer van verdachte en zijn vriendin in hun woning te Sittard. [11]
Over de frequentie van de seksuele handelingen heeft verdachte verklaard dat het de ene week twee keer plaatsvond en dan weken niet. [12]
Gelet op de verklaringen van [naam slachtoffer] en verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn dochter seksueel heeft misbruikt, waarbij er ook sprake was van het seksueel binnendringen van het lichaam. Op grond van de verklaringen van [naam slachtoffer] en verdachte kan worden vastgesteld dat het seksueel binnendringen van het lichaam bestond uit het duwen/brengen van de penis van verdachte in de mond en in de anus van [naam slachtoffer]. Verdachte heeft over dit laatste bij de politie verklaard dat zijn penis in de anus “floepte”. Kennelijk heeft verdachte hiermee willen aangeven dat het per ongeluk gebeurde en er geen sprake was van opzet. Uit de verklaring van [naam slachtoffer] blijkt echter dat zij zodanig gepositioneerd lag, voorovergebogen op haar buik op de rand van het bed, waarbij verdachte - die achter haar stond - zijn stijve penis tussen de benen van [naam slachtoffer] stak en op en neer bewoog, dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank daarmee in ieder geval het voorwaardelijk opzet had op het met zijn penis binnendringen van de anus van [naam slachtoffer]. Het verweer van de raadsman, dat het binnendringen van de anus fysiek onmogelijk zou zijn, zal de rechtbank verwerpen omdat dit verweer op geen enkele wijze is onderbouwd en bovendien in tegenspraak is met de verklaring van verdachte bij de politie dát zijn penis in de anus van [naam slachtoffer] is “gefloept”.
De rechtbank stelt vast dat de anale penetratie één keer heeft plaatsgevonden. Uit de verklaringen van [naam slachtoffer] en verdachte blijkt namelijk niet dat dit vaker zou zijn gebeurd. Dit is anders voor wat betreft de orale penetratie. Hierover verklaren zowel [naam slachtoffer] als verdachte dat dit meermalen heeft plaatsgevonden.
Naast het seksueel binnendringen stelt de rechtbank tevens vast dat verdachte andere seksuele handelingen met [naam slachtoffer] heeft verricht. Zo heeft hij zich door [naam slachtoffer] laten aftrekken en zichzelf in het bijzijn van [naam slachtoffer] afgetrokken. Ook heeft hij zijn stijve penis tussen haar benen geduwd en heeft hij haar vagina betast. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat verdachte [naam slachtoffer] een tongzoen heeft gegeven. Dit laatste is door verdachte ontkend. De rechtbank heeft echter geen reden te twijfelen aan de verklaring van [naam slachtoffer] hieromtrent. Te meer nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zich door zijn cocaïnegebruik niet alles meer kan herinneren.
Nu verdachtes handelen mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode, overweegt de rechtbank het volgende.
[naam slachtoffer] heeft in 2013 verklaard dat zij gelooft dat deze handelingen begonnen toen zij 10 jaar oud was, omdat ze toen in groep 6 zat. [13] Daarvan uitgaande zouden deze handelingen zijn begonnen in het najaar van 2011 of later.
De moeder van [naam slachtoffer] heeft op 1 mei 2013 verklaard dat [naam slachtoffer] altijd een leuk en spontaan kind was, maar dat dat in het afgelopen jaar was veranderd. [14]
Op zaterdag 27 april 2013 vertelde [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], aan haar moeder dat zij werd misbruikt door haar vader, verdachte. De laatste keer vond plaats op de maandag voorafgaande aan het gesprek (de rechtbank begrijpt: 22 april 2013).
Uit deze verklaringen kan worden afgeleid dat de handelingen zijn begonnen in het najaar 2011 dan wel in de loop van 2012 en dat ze voor het laatst hebben plaatsgevonden op 22 april 2013.
De rechtbank kan de periode waarin de handelingen plaatsvonden niet nader bepalen. Vaststaat in elk geval dat de handelingen gedurende een langere periode in de tenlastegelegde periode hebben plaatsvonden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 22 april 2013 te Sittard met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van hem, verdachte, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte eenmaal zijn, verdachtes, penis in de anus van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
primair
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van verdachte

Door de psycholoog Van Heteren is omtrent de geestvermogens van verdachte op 25 november 2013 een rapportage uitgebracht. De psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, als gevolg van door hemzelf meegemaakt misbruik, een cocaïneafhankelijkheid en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ook is verdachte zwakbegaafd.
Verdachte is vanwege de posttraumatische stressstoornis veel met seks bezig. Door dagelijkse cocaïnegebruik werd verdachte seksueel gestimuleerd. Door de borderline persoonlijkheidsstoornis was verdachte impulsief. Door zijn zwakbegaafdheid kon hij zijn impulsiviteit slecht cognitief controleren. Alle vier genoemde stoornissen hebben bijgedragen aan het seksueel grensoverschrijdende gedrag van verdachte richting zijn dochter. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank verenigt zich, gelet op het vorenstaande en gelet op de daarvoor gegeven
gronden, geheel met de in het rapport gegeven advies en neemt de conclusies over.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Zij heeft gevorderd aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te koppelen. Ook dient verdachte een klinische behandeling te ondergaan bij een Forensische Psychiatrische Afdeling. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd als bijzondere voorwaarde op te leggen een contactverbod met zijn kinderen [naam slachtoffer] en [zoon van verdachte] en zijn ex-partner [naam ex partner verdachte], welke bijzondere voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad dienen te worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde, inhoudende dat verdachte een klinische behandeling dient te ondergaan. De door de officier van justitie gevorderde straf is te hoog.
De raadsman heeft zich tevens verzet tegen oplegging van een contactverbod met de zoon van verdachte en zijn ex-partner.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft zich in een periode van anderhalf jaar meermalen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter [naam slachtoffer]. Zij verkeerde in een zeer kwetsbare positie, nu zij toen de ontucht begon pas tien jaar oud was. Op deze jonge leeftijd heeft zij noodgedwongen en tegen haar wil diverse seksuele handelingen moeten ondergaan. Verdachte heeft betoogd dat zijn handelingen plaatsvonden in het kader van het geven van seksuele voorlichting. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die verdachte heeft verricht niets te maken hebben noch kunnen hebben met het geven van seksuele voorlichting. Verdachte wist van het strafwaardige van zijn handelen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij tegen zijn dochter heeft gezegd: ‘als dat iemand te weten zou komen, …, dan ga ik de gevangenis in’.
Door zijn verwerpelijk gedrag heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [naam slachtoffer] in hem, als haar vader, mocht stellen en het overwicht dat hij als vader op [naam slachtoffer] had. Verdachtes handelen vormt een ernstige aantasting van de geestelijke en lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer]. Dat dit reeds tot ernstige psychische gevolgen heeft geleid is ter zitting gebleken. De moeder van [naam slachtoffer] heeft namelijk verklaard dat [naam slachtoffer] ten gevolge van het gebeurde in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. Zij komt enkel in de weekenden naar huis. Hoe lang de behandeling gaat duren is nog niet bekend. Moeder heeft verder verklaard dat [naam slachtoffer] last heeft van heimwee. Na het weekend moet zij haar dochter huilend achterlaten in de inrichting. [naam slachtoffer] zal, als gevolg van het handelen van verdachte, waarschijnlijk blijvende schade ondervinden.
Niet alleen heeft verdachte zijn dochter ernstig geschaad, ook heeft hij met zijn handelen zijn gezin ontwricht. Verdachte heeft namelijk nog een zoon, [zoon van verdachte], die nu zijn zus en vader moet missen. Moeder blijft achter met de door verdachte aangerichte schade.
Verdachte is in het verleden meermalen zelf slachtoffer geworden van seksueel misbruik. Hij heeft verklaard te zijn misbruikt door (onder andere) zijn vader. Verdachte wist dus als geen ander welke enorme impact een dergelijke gebeurtenis op een kind kan hebben. Verdachte heeft zich hiervan geen enkele rekenschap gegeven. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer zwaar aan.
In de eerdergenoemde psychologische rapportage heeft Van Heteren geconcludeerd dat de kans dat verdachte opnieuw andere (seksuele) feiten pleegt, vanwege historische factoren en zijn sociale problemen, hoger is. De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis, bij voorkeur een Forensische Psychiatrische Afdeling gespecialiseerd in een dubbele diagnose problematiek. Van belang is dat binnen deze instelling het beveiligingsniveau zodanig is dat onttrekking door dismotivatie wordt voorkomen, zijn aanklampende gedrag richting zijn ex-vriendin en kinderen gereguleerd kan worden en waar zijn verslaving wordt gecontroleerd. Dit laatste acht de psycholoog van belang aangezien de verslaving een belangrijke rol speelt bij de kans op recidive. De behandeling dient plaats te vinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht.
Ook de reclassering heeft in haar rapport van 26 november 2013, na overleg met de psycholoog, het belang van een klinische behandeling voor verdachtes persoonlijkheidsproblematiek beschreven. De recidivekans wordt ten tijde van het opmaken van het rapport ingeschat als hoog. Een behandeling wordt noodzakelijk geacht om de recidivekans terug te dringen, zo begrijpt de rechtbank. De reclassering heeft geadviseerd een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. De reclassering heeft voorts aangegeven dat na overleg met de psycholoog naar voren was gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet haar voorkeur heeft, gelet op verdachtes psychische toestand en suïcideneigingen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank zich voor een dilemma gesteld. Enerzijds is vergelding voor het veroorzaakte leed op zijn plaats. Anderzijds bestaat er de noodzaak voor een behandeling van verdachte voor zijn problemen en zijn er zelfs contra-indicaties voor een gevangenisstraf. De rechtbank acht het van belang dat beide elementen in de strafmaat tot uitdrukking worden gebracht. Gelet op de ernst van het feit is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur de enige passende straf. Daarnaast dient verdachte behandeld te worden voor zijn persoonlijke problematiek, nu dit van wezenlijk belang is voor het verkleinen van de recidivekans.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook houdt zij rekening met het feit dat verdachte zich, blijkens zijn strafblad, niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren op zijn plaats. De rechtbank zal daarbij opleggen de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, met een behandelverplichting zoals door de psycholoog en door de reclassering is geadviseerd.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een contactverbod met [naam slachtoffer] en [zoon van verdachte] en [naam ex partner verdachte] op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat een contactverbod gedurende de proeftijd van drie jaren met [naam slachtoffer] noodzakelijk is voor de verwerking van het door verdachte toegebrachte leed en de verdere ontwikkeling van [naam slachtoffer]. Een confrontatie met verdachte is dan niet wenselijk. Gelet op de acute zorg voor [naam slachtoffer], zal de rechtbank ook een contactverbod opleggen met verdachtes ex-partner,
[naam ex partner verdachte]. Dit voor de periode van één jaar.
De rechtbank ziet geen reden om een contactverbod met de zoon van verdachte op te leggen. De strafbare handelingen hebben zich niet jegens de zoon van verdachte voorgedaan. Oplegging van een contactverbod zou in dit geval strijdig zijn met het recht op gezinsleven ingevolge artikel 8 EVRM. Wel acht de rechtbank van belang dat de contacten tussen verdachte en zijn zoon door de reclassering worden begeleid. Voor zover er in dit kader contacten plaats dienen te vinden met [naam ex partner verdachte], dan valt dit buiten het op te leggen contactverbod met [naam ex partner verdachte].

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft een schadevergoeding van € 13.180,68 gevorderd, bestaande uit € 680,68 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade. Zij heeft verzocht de vordering te verhogen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vordering ten aanzien van de materiële schade. De raadsman heeft betoogd dat de vordering voor wat betreft immateriële schade te hoog is. Verdachte is financieel niet in staat deze vordering te betalen. Hij heeft verzocht maximaal een bedrag van € 1.500,- toe te kennen aan immateriële schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De vordering voor wat betreft materiële schade is niet betwist en zal dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade ad € 12.500,- is de rechtbank van oordeel dat dit bedrag alleszins redelijk is. Zij overweegt daartoe dat het bewezenverklaarde een zeer ernstig feit oplevert, waarbij de geestelijke en lichamelijke integriteit van een kind ernstig is aangetast. Onder 6.3 heeft de rechtbank reeds overwogen tot welke ernstige psychische gevolgen dit heeft geleid. Het gevorderde bedrag is dan ook reëel en zal geheel worden toegewezen.
De toe te wijzen vordering ad € 13.180,68 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2013. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden:
  • dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
  • dat de verdachte een klinische behandeling ondergaat bij een Forensische Psychiatrische Afdeling gedurende de maximale termijn van twee jaren of zoveel korter als de behandelaars - in overleg met de reclassering - mogelijk of noodzakelijk achten;
  • dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer];
  • dat de verdachte gedurende één jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam ex partner verdachte], behalve voor zover het betreft contact in verband met door de reclassering begeleide contacten met verdachtes zoon, [zoon van verdachte];
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adres slachtoffer], van een bedrag van € 13.180,68 (zegge: dertienduizend honderdtachtig euro en achtenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 22 april 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], [adres slachtoffer], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 100 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2013 ;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 februari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 22 april 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van hem, verdachte, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn, verdachtes, penis in de anus en/of de mond van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 22 april 2013 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], bestaande die ontucht onder andere hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- zijn, verdachtes, (stijve) penis tussen de benen van die [naam slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) op en neer en/of heen en weer heeft bewogen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de vagina van die [naam slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld en/of aangeraakt, althans met zijn, verdachtes, hand(en) aan/bij de vagina van die [naam slachtoffer] heeft gezeten en/of is geweest en/of
- zich door die [naam slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of
- zich in het bijzijn van die [naam slachtoffer] heeft afgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, tong heeft geduwd en/of gebracht in de mond van die [naam slachtoffer].
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700506-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 18 februari 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de divisie regionale recherche, afdeling expertise centrum zeden, opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2013043752 d.d. 22 augustus 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 56 en 59.
3.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 71.
4.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 60, 61 en 64.
5.Proces-verbaal van verhoord [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 63 en 68.
6.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 53 en 55.
7.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 65 en 66.
8.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 69.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 augustus 2013, pagina 112 en 118.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 augustus 2013, pagina 115.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 februari 2014 afgelegd.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 augustus 2013, pagina 114.
13.Proces-verbaal van verhoor [naam slachtoffer] d.d. 21 mei 2013, pagina 82 en 83.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2013, pagina 23.