ECLI:NL:RBLIM:2014:1405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
C/03/186461 / KG ZA 13/363 en C/03/183466 / FA RK 13/1813
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. K.D. Regter, en de burgemeester van de gemeente Simpelveld. Eiser had een tijdelijk huisverbod opgelegd gekregen op 18 augustus 2013, dat op 26 augustus 2013 door de burgemeester werd ingetrokken. Eiser heeft tegen het huisverbod beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op 27 augustus 2013 trok eiser zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg hij om vergoeding van proceskosten en schade die hij als gevolg van het huisverbod had geleden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen termen aanwezig zijn om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten, omdat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het huisverbod niet het gevolg was van de beroepsgronden van eiser, maar van andere omstandigheden die de burgemeester had overwogen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot schadevergoeding, omdat de wettelijke grondslag hiervoor ontbrak.

De rechtbank heeft de beslissing genomen met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, en heeft de verzoeken van eiser afgewezen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Civiel C/03/183466 / FA RK 13-1813
Datum uitspraak: 31 januari 2014
Zaaknummers: C/03/183461 / KG ZA 13/363 en C/03/183466 / FA RK 13/1813
in het geding tussen
[eiser],
overleden op of omstreeks [2013],
gewoond hebbende te [woonplaats], gemeente Simpelveld,
verder te noemen: eiser,
gemachtigde: mr. K.D. Regter, gevestigd te Heerlen (toevoeging)
tegen
de burgemeester van de gemeente Simpelveld,
zetelende te Simpelveld,
verder te noemen: verweerder,
gemachtigden: A. Bonten en H. Verhoeven.
Als belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende [adres] te [woonplaats], gemeente Simpelveld.

1.Procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 18 augustus 2013 heeft verweerder een huis- en contactverbod bedoeld in artikel 1 van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) opgelegd aan eiser voor de periode van 18 augustus 2013 18:48 uur tot 28 augustus 2013 18:48 uur.
1.2.
Tegen het tijdelijk huisverbod heeft eiser bij brief, ter griffie van de rechtbank ingekomen op 21 augustus 2013, tijdig beroep ingesteld. Het beroepschrift is ter griffie geregistreerd en in behandeling genomen onder zaaknummer C/03/183466 / FA RK 13/1813.
1.3.
Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoekschrift is ter griffie geregistreerd en in behandeling genomen onder zaaknummer C/03/183461 / KG ZA 13/363.
1.4.
Verweerder heeft gereageerd bij brief van 21 augustus 2013. Op 26 augustus 2013 zijn stukken van verweerder ingekomen.
1.5.
Op 26 augustus 2013 te 16:18 uur heeft verweerder het huisverbod ingetrokken.
1.6.
Eiser heeft bij brief van 27 augustus 2013 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten en in de door hem als gevolg van het huisverbod geleden schade.
1.7.
Verweerder heeft op 16 september 2013 een verweerschrift ingediend.
1.8.
De advocaat van eiser heeft de rechtbank bij brief van 12 november 2013 bericht dat op [2013] in de gemeente Simpelveld het stoffelijk overschot van eiser is aangetroffen.

2.Beoordeling

2.1.
Verweerder heeft bij beschikking van 18 augustus 2013 een initieel huisverbod als bedoeld in artikel 2 Wth aan eiser opgelegd. Het huisverbod is vervolgens bij beschikking van de verweerder van 26 augustus 2013 ingetrokken.
2.2.
Bij op 27 augustus 2013 ter griffie ingekomen brief heeft eiser het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingetrokken en gelijktijdig verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten en in op de voet van artikel 8:73a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de door hem als gevolg van het huisverbod geleden schade.
2.3.
Bij brief van 12 november 2013, ingekomen op 13 november 2013, heeft de advocaat van eiser de rechtbank bericht dat op [2013] in de gemeente Simpelveld het stoffelijk overschot van eiser is aangetroffen, waardoor eiser geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank in de bodemprocedure. De advocaat van eiser heeft hierin aanleiding gevonden (ook) het beroep in te trekken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de door eiser als gevolg van het huisverbod geleden schade. De advocaat van eiser heeft tevens verzocht hem in de gelegenheid te stellen ‘bij de erfgenamen van cliënt na te vragen of er mogelijk nog andere schadeposten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.’
2.4.
Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Voor voorlopige voorzieningen is in artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb artikel 8:75a van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard.
2.5.
Eiser heeft zowel het verzoek- als beroepschrift ingetrokken, onder het gelijktijdige verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de door eiser geleden schade.
2.6.
De rechtbank acht geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de onderhavige procedures redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Van een tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is slechts sprake als verweerder vanwege de inhoud van de aangevoerde beroepsgronden tot een ander besluit komt. Daarvan is in deze procedures geen sprake. Uit het beluit van 26 augustus 2013 leidt de rechtbank af dat verweerder, na daartoe strekkend advies van de zorgcoördinator van het Veiligheidshuis, heeft besloten tot intrekking van het tijdelijk huisverbod omdat aan eiser in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een contactverbod met [belanghebbende] was opgelegd en eiser binnen datzelfde kader tevens verplicht was zich te houden aan de door de reclassering gestelde richtlijnen inzake drugsverslaving en agressieregulatie. Verweerder heeft hierin mede doorslaggevend geacht dat beide door justitie opgelegde maatregelen het in het kader van de Wth aangeboden vrijwillige hulptraject overtreffen en evenals het huisverbod op grond van de Wth ertoe dienen de kans op herhaling van huiselijk geweld te verminderen. Bovendien stond vast dat zowel eiser als [belanghebbende] op verschillende plekken in de gemeente Simpleveld verbleven en over weer hadden toegezegd niet met elkaar in contact te zullen treden.
2.7.
Voor zover het verzoek strekt tot vergoeding van de door eiser als gevolg van het tijdelijk huisverbod geleden schade, dient eiser hierin niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het in beroep bestreden tijdelijk huisverbod is bekendgemaakt nà 1 januari 2013 en dat betekent dat in verband met het overgangsrecht opgenomen in deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de per 1 juli 2013 vervallen artikelen 8:73 en 8:73a van de Awb zowel in de bodemprocedure als in de procedure tot het treffen van voorlopige voorzieningen, niet van toepassing zijn. Derhalve bestaat er geen wettelijke grondslag voor het in behandeling nemen van het verzoek tot vergoeding van de door eiser geleden schade. Er bestaat evenmin aanleiding de advocaat van eiser in de gelegenheid te stellen ‘bij de erfgenamen van cliënt na te vragen of er mogelijk nog andere schadeposten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.’
2.8.
Het voorgaande leidt met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, derde lid, van de Awb, tot de volgende uitspraak.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart eiser in beide procedures niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vergoeding van de door hem beweerdelijk geleden schade;
3.2.
wijst het verzoek tot vergoeding aan eiser van de in verband met deze procedures opgekomen proceskosten af.
Aldus gedaan door mr. F.L.G. Geisel, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2014.
mv
Een belanghebbende – onder wie in elk geval de gezamenlijke erfgenamen van eiser worden begrepen - kan tegen deze uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van verzending gemotiveerd verzet doen bij de bestuursrechter, door middel van een ondertekend verzetschrift. Indien u verzet indient en over het verzet wenst te worden gehoord, kunt u dit in uw verzetschrift vragen.