ECLI:NL:RBLIM:2014:1171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
03/098008-02
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 januari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die momenteel verblijft in de P.I. Vught. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege een ernstig misdrijf, namelijk het doden van de echtgenote van de verdachte. De rechtbank heeft de procesgang en de ingediende deskundigenrapporten in overweging genomen, waarin de diagnose van een narcistische persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van de samenleving de voortzetting van de terbeschikkingstelling eist, gezien het recidivegevaar van de verdachte. De rechtbank heeft ook de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had meegewerkt aan zijn behandeling en dat er geen realistische kans was op resocialisatie zonder verdere begeleiding. De beslissing om de terbeschikkingstelling te verlengen is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/098008-02
Rep. nr: 434/13
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 29 januari 2014
op de vordering inzake de terbeschikkingstelling van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in de P.I. Vught, Huis van Bewaring Nieuw Vosseveld, afdeling BRAP Longstay, Lunettenlaan 501 te Vught,
hierna te noemen: [verdachte].

1.De stukken

De rechtbank heeft gezien:
  • de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg d.d. 16 augustus 2013, ingekomen ter griffie op 16 augustus 2013, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met twee jaar;
  • het verlengingsadvies betreffende [verdachte] d.d. 18 juli 2013, afkomstig van dr. K.J. Simis, psychiater, lic. A. Verhaert, hoofd behandeling, en drs. A.J. de Groot, locatiedirecteur Behandeling en Zorg, plaatsvervangend hoofd van de inrichting, allen verbonden aan Forensisch Psychiatrisch Centrum de Rooyse Wissel te Venray;
  • de wettelijke aantekeningen betreffende [verdachte] over de periode van 27 december 2012 tot en met 29 juni 2013;
  • het deskundigenrapport van 5 augustus 2013 van psychiater J.M.J.F. Offermans;
  • de deskundigenrapporten van 6 mei 2013 en 15 september 2013 van psycholoog E.H. Ameling;
  • het deskundigenrapport van 6 december 2012 van psycholoog P.A.E.M.T. Cremers;
  • het deskundigenrapport van 4 december 2012 van psychiater E.M.M. Mol;
  • de beslissing van de rechtbank Maastricht van 28 november 2011 waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege werd verlengd met een termijn van twee jaar;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem van 24 mei 2012, waarbij de beslissing van de rechtbank Maastricht van 28 november 2011 werd bevestigd;
  • de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 12 februari 2003, strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de beslissing van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven van 2 oktober 2001, waarbij door de rechtbank Maastricht de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd aan [verdachte];
  • de overige processtukken.
2.
De procesgang
De vordering is ter zitting in raadkamer behandeld op 25 september 2013 en op 15 januari 2014. De officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman hebben hun respectieve standpunten kenbaar gemaakt. Tevens zijn in raadkamer de hiervoor genoemde deskundigen, alsmede psycholoog W.J.P. Gaertner en psychiater P.G. Schoor, beiden als deskundige, gehoord.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt verlengd met een termijn van 2 jaren.

4.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman

De raadsman is van mening dat de vordering tot verlenging moet worden afgewezen. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zo spoedig mogelijk voorwaardelijk moet worden beëindigd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte] op onjuiste gronden is overgeplaatst naar de afdeling Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg van de Pompestichting te Vught, een longstay-afdeling. Door deze longstay-plaatsing wordt -kort samengevat- aan [verdachte] een reëel uitzicht op resocialisatie ontnomen, terwijl in een eerder stadium van de terbeschikkingstelling, te weten in 2007, een voorwaardelijke beëindiging juist geïndiceerd en veilig werd geacht. [verdachte] moet zo snel mogelijk de kans krijgen in de praktijk, buiten de tbs-kliniek, te bewijzen dat een voorwaardelijke beëindiging verantwoord is. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht de verlengingsbeslissing aan te houden en de reclassering te laten onderzoeken onder welke voorwaarden de resocialisatie door middel van voorwaardelijke beëindiging vorm kan krijgen.

5.De beoordeling

Inleiding
De rechtbank moet beoordelen of de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: de tbs) van [verdachte] moet worden verlengd. Daartoe moet vastgesteld worden of aan alle criteria voor verlenging is voldaan.
De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
Vooropgesteld wordt dat voldaan is aan het criterium dat de tbs is opgelegd vanwege een misdrijf waarop een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander of anderen. [verdachte] is immers veroordeeld voor het doden van zijn echtgenote.
Verder moet voldaan zijn aan het criterium dat de veiligheid van personen de voortzetting van deze maatregel eist, waarbij de vraag beantwoord moet worden in welke mate de kans bestaat dat [verdachte] opnieuw een ernstig delict zal plegen.
Om de noodzaak van de verlenging te beoordelen is niet wettelijk voorgeschreven dat de rechtbank kennis neemt van adviezen van externe gedragsdeskundigen, omdat er geen sprake is van een 6-jaarsverlenging. In de onderhavige verlengingsprocedure zijn echter op verzoek van de verdediging en de officier van justitie diverse deskundigenrapporten ingebracht. Tevens zijn in raadkamer voormelde gedragsdeskundigen gehoord.
Aan de orde is geweest in hoeverre de diagnose juist is die ten grondslag is gelegd aan eerdere beslissingen aangaande (verlenging van) de tbs van [verdachte]. In dit kader dient vermeld te worden dat [verdachte] in 2000 het standpunt heeft ingenomen dat hij geen herinneringen aan het delict had vanwege een zogenaamd black out, maar dat hij vanaf 2004 tegenover zijn behandelaars in detail over het delict is gaan verklaren. Sedert enige jaren neemt [verdachte] het standpunt in dat hij zijn echtgenote welbewust om het leven heeft gebracht en dat er van enige persoonlijkheidsstoornis geen sprake is.
Daarom zal de rechtbank eerst de diagnose bespreken. Daarna zal zij de conclusies weergeven van de kliniek en de gedragsdeskundigen omtrent het recidivegevaar en de noodzaak van verlenging van de tbs. Tot slot zal de rechtbank motiveren hoe zij tot haar beslissing komt.
De diagnose
Volgens het advies van de kliniek van 18 juli 2013 lijdt [verdachte] aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het advies houdt onder meer het volgende in:
Kernproblematiek en actuele DSM-IV-TR classificatie As I t/m V
Naar aanleiding van een hernieuwd onderzoek pro justitia in juni 2009 werd door de rapporteurs, H.P. Onkenhout, psychiater en B. van Giessen, psycholoog, geconcludeerd dat er sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis wat aansluit bij de diagnostische bevindingen vanaf 2005. Er werd gesteld dat er sprake is van een hoge score op de interpersoonlijke/affectieve kenmerken van psychopathie. De belangrijkste kenmerken werden gezien in een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens, een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid, een gevoel bijzondere rechten te hebben of een welwillende behandeling te verwachten, waarin wordt meegegaan met zijn verwachtingen, manipulatie en een gebrek aan empathie. Betrokkene had toen geen zicht op zijn pathologie, hij was (en is nog steeds) ervan overtuigd geen stoornis te hebben.
(…)
Zijn wantrouwen tegenover diagnostische bevindingen wordt gevoed door de verschillen in diagnostische bevindingen in de loop van zijn internering en TBS-behandeling. Het lijkt hem te ontgaan dat het vertellen van verschillende versies van het indexdelict heeft bijgedragen aan de diagnostische verwarring. Evenwel moet ook gesteld worden dat reeds in 2001 de diagnose ‘ernstige persoonlijkheidsstoornis met narcistische en theatrale kenmerken’ is vastgesteld. Daarmee is de diagnose behoorlijk consistent. In de loop van de behandeling is ook meer aandacht gekomen voor de psychopathische trekken in zijn persoonlijkheid, juist omdat de manipulatieve houding van betrokkene meer op de voorgrond trad.
[verdachte] is ervan overtuigd dat hij deze stoornis niet heeft. Ook zijn raadsman heeft de diagnose betwist. In de gedragsdeskundige rapporten is de diagnose in de loop der jaren echter bij herhaling gesteld, al dan niet met medewerking van [verdachte]. Het meest recente rapport waar de rechtbank over beschikt is van de hand van forensisch psychiater Offermans, die op verzoek van de verdediging [verdachte] heeft onderzocht en die zijn diagnose als volgt beschrijft:
Pagina 46
Forensische Psychiatrische Beschouwing
a. Diagnostiek
Waar er ten aanzien van de diagnostiek in de beginfase na het indexdelict wellicht nog enige ‘verwardheid’ heeft bestaan,(…) meent rapporteur na lezing van alle gedragskundige rapportages dat gesproken kan worden van een redelijke eenduidigheid, in de zin dat verreweg het merendeel van de onderzoekers de mening toegedaan is dat er bij betrokkene sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Rapporteur is ook deze mening toegedaan, waarbij de voornaamste bij betrokkene aanwezige kenmerken zijn behoefte aan regie en controle, zijn egocentriciteit, het overwaardige zelfbeeld, zijn gevoeligheid voor krenkingen en zijn gebrek aan empathie betreffen.
(…)
pagina 47
Bovenstaande overwegingen leiden rapporteur dan ook tot de conclusie dat betrokkene thans nog ruimschoots binnen de marges van de narcistische persoonlijkheidsstoornis valt. Daarnaast lijken psychopathische trekken (…) van invloed te zijn op de controle die betrokkene kan uitoefenen op gesprekken, waardoor hij in ieder geval zelden of nooit ‘uit zijn rol valt’, ook in situaties waarin dit vanuit zijn narcisme wellicht voor de hand had gelegen.
Ook in de door de officier van justitie in deze procedure ingebrachte rapporten uit 2012, waarin de longstay-aanvraag is beoordeeld door de externe deskundigen Mol en Cremers, luidt de conclusie dat [verdachte] aan voornoemde stoornis lijdt. Tijdens de behandeling in raadkamer hebben voornoemde gedragsdeskundigen Offermans, Mol en Cremers hun conclusies nadrukkelijk gehandhaafd.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de diagnose
Gelet op het consistente beeld in de rapportages ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de diagnose van de narcistische persoonlijkheidsstoornis te twijfelen. Weliswaar heeft forensisch psycholoog Ameling, die [verdachte] op verzoek van de verdediging heeft onderzocht, geconcludeerd dat er in het geheel geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, laat staan een narcistische, maar de rechtbank gaat aan deze conclusie voorbij. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ameling, gehoord in raadkamer, heeft aangegeven dat hij bij zijn onderzoek persoonlijkheidskenmerken van [verdachte] heeft gezien die deels overeenkomen met de bevindingen van de andere gedragsdeskundigen, maar dat hij die diagnostisch anders beoordeelt. Naar zijn inzicht komen -kort en zakelijk samengevat- forensische gedragsdeskundigen te snel en te vaak tot de conclusie dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Toegespitst op [verdachte] betekent dit dat zijns inziens de persoonlijkheidskenmerken van [verdachte] niet zodanig prominent en significant zijn, dat er van een persoonlijkheidsstoornis kan worden gesproken.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting van Ameling ter zitting in raadkamer dat in casu de verschillen in de beoordeling van de persoonlijkheid van [verdachte] evenwel niet zo wezenlijk zijn, dat zij inhoudelijk als volkomen onoverbrugbaar moeten worden beschouwd; zij hebben vooral grote juridische consequenties.
Uit de behandeling in raadkamer is verder gebleken dat Ameling een visie heeft geuit, die door de overige gehoorde forensische gedragsdeskundigen niet wordt gedeeld. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat het rapport van Ameling voor haar onvoldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat [verdachte] geen persoonlijkheidsstoornis heeft. De rechtbank vindt het ook niet op haar weg liggen om in deze zaak een wetenschappelijke discussie nader uit te diepen. Zij acht de onderbouwing van de diagnose door Offermans en de overige gedragsdeskundigen zo eensluidend en consistent dat zij de conclusie overneemt dat [verdachte] aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis lijdt.
Het delictgevaar en de noodzaak van verlenging van de tbs
Het advies van de kliniek houdt met betrekking tot het delictgevaar en de noodzaak van verlenging van de tbs onder meer in:
Pagina 12
Risicotaxatie
Actuele (≤ 2 jaar) risicotaxatie (HCR-20/SVR-20/HKT-30/PCL-R) in termen van laag, matig en hoog
HCR-20 2 juli 2013
Betrokkene scoort hoog op de historische items. Zo is er sprake van ernstig eerder geweld op jonge leeftijd (verkrachting). Daarnaast is er een ernstige relationele problematiek die aan de basis ligt van de gepleegde delicten. Binnen de relatie is er bij betrokkene sprake van een verhoogde achterdocht en controlebehoefte die leiden tot agressief gedrag binnen de relatie. En behoefte aan adoratie/volledige aandacht van zijn partner. Betrokkene heeft diverse werkgevers gehad en leefde een tijd op kosten van zijn vriendin. Er is in het verleden sprake geweest van cannabisgebruik en pathologisch gokken. Betrokkene scoort hoog op de PCL-R, er is sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en herhaald onttrekken aan toezicht.
Ook op de klinische items scoort betrokkene hoog. Er is geen zelfinzicht waardoor betrokkene zichzelf herhaaldelijk overschat en niet reageert op de behandeling. Betrokkene is bijzonder krenkingsgevoelig waardoor hij vanuit krenking manipulatief en dreigend gedrag stelt. Betrokkene handelt eerder manipulatief gepland dan impulsief. (…)
De risicohanteringsitems laten eveneens een hoog risico zien bij beëindiging van de TBS met dwangverpleging. Aangezien betrokkene zich niet begeleidbaar opstelt en geen hulpvraag heeft, zijn de risico’s bij elke vorm van minder begeleiding/structuur hoog.
(…)
Specificeren naar delict (gedrag). Risico in termen van kans, aard, ernst en frequentie in aanlooptijd en context (volgen van handleidingen van desbetreffende instrumenten)pagina 14
Betrokkene zal binnen de relatie of bij de beëindiging van de relatie gewelddadig gedrag laten zien naar zijn partner, waarbij doodslag niet uit te sluiten is. Dit gewelddadige gedrag kan zich uiten in bedreigen, onder druk zetten, fysiek geweld en/of verkrachting. Aangezien betrokkene erg gemakkelijk contacten legt met vrouwen is de aanlooptijd voor het aangaan van een relatie kort. Bovendien zullen conflicten in de relatie niet lang uitblijven om diverse redenen. Zo zal betrokkenes achterdocht, controlebehoefte en/of het aangaan van meerdere contacten met andere vrouwen voldoende aanleiding zijn tot conflict binnen zijn relatie.
(…)
Pagina 15
Recidivegevaar
Prognose met betrekking tot de duur van het benodigd risicomanagement
Gezien het feit dat betrokkene gedurende een langere periode behandeling weigert, er sprake is van een blijvende delictgevaarlijkheid, grensoverschrijdend en ontwrichtend gedrag en mogelijk vluchtgedrag, is er reeds enige tijd een longstay aanvraag ingediend.(…) Gezien de huidige situatie en de reële kans dat longstay zal worden goedgekeurd, is een strak risicomanagement voor een langere tijd aan de orde.
Recidivegevaar t.a.v. het TBS indexdelict
Op het moment dat de TBS-maatregel per direct zou worden beëindigd, is de kans op recidive op middellange en lange termijn zeer groot.
(…)
pagina 16
Prognose in relatie tot de geclassificeerde stoornis
Gezien de ernstige persoonlijkheidsproblematiek, het ernstige gebrek aan ziekte-inzicht en het niet willen meewerken aan behandeling, is de prognose dat blijvende begeleiding en controle noodzakelijk is.
Advies verlenging TBS-maatregel
Gezien de delictgevaarlijkheid die uit diverse risicotaxatie-instrumenten naar voren komt en gedragen wordt door verschillende externe deskundigen;
Overwegende de huidige status omtrent de longstay-aanvraag die getuigt van een vastgelopen behandeltraject;
Adviseren wij een verlenging van de terbeschikkingstelling van 2 jaar en continuering van de verpleging van overheidswege.
Het rapport van de gedragsdeskundige Offermans houdt met betrekking tot het delictgevaar onder meer in:
pagina 51
Overwegingen aangaande de delictgevaarlijkheid en de stoornis(sen)
In het kader van de structurele risicotaxatie werden de HCR-20 en de PCL-R (psychopathieschaal volgens het construct van Hare) afgenomen, waarbij ook uitgebreid gebruik werd gemaakt van collaterale informatie.
(...)
De totaalscore bedraagt zodoende 26, wat overeenkomt met de cutoff score van 26. (…)
Op deHistorischeitems van de HCR-20 scoort betrokkene hoog op ‘eerder gewelddadig gedrag’, op ‘instabiliteit in relaties’, op ‘(narcistische) persoonlijkheidsstoornis’, op ‘psychopathie’ en op ‘eerdere onttrekking aan het toezicht.’ (…) De totale score op de Historische items is derhalve matig tot hoog.
Op deKlinischeitems van de HCR-20 scoort betrokkene op ‘gebrek aan zelfinzicht’, op ‘negatieve opvattingen’ en op ‘reageert niet op behandeling’ en enigszins op ‘impulsiviteit’. (…) De totale score op de Klinische items is derhalve matig tot hoog.
Op deRisicogerelateerdeof toekomstige items scoort betrokkene hoog op ’geringe beschikbaarheid van persoonlijke steun’ (vooral familie) en op het ’niet meewerken aan de behandelmogelijkheden’. (…) De totale score op de Risicogerelateerde items is derhalve matig tot hoog.
Bovenstaande komt overeen met het globale klinische beeld. Er is sprake van een laag recidiverisico binnen de huidige tbs-context. Zou de tbs plots worden opgeheven, dan is er een laag recidiverisico voor de korte termijn, maar een matig tot hoog recidiverisico voor de middellange en lange termijn.
Ook in de door de officier van justitie in deze procedure ingebrachte rapporten uit 2012, waarin de longstay-aanvraag is beoordeeld door de externe deskundigen Mol en Cremers, luidt de conclusie dat [verdachte] delictgevaarlijk moet worden geacht. Dit risico zien Mol en Cremers -kort en zakelijk samengevat- niet zozeer op de korte termijn, maar vooral vanaf de middellange termijn en meer in het bijzonder wanneer [verdachte] een partnerrelatie zal aangaan. Tijdens de behandeling in raadkamer hebben de gedragsdeskundigen Offermans, Mol en Cremers hun conclusies gehandhaafd.
Overwegingen en conclusies ten aanzien van de verlenging
Uit het voorgaande volgt dat het risico dat [verdachte] opnieuw een geweldsdelict tegen anderen begaat, nog steeds aanwezig is en niet wezenlijk is veranderd ten opzichte van de vorige verlengingsbeslissing. Dit risico speelt weliswaar niet op de korte termijn, maar het is voor de rechtbank volstrekt helder dat de samenleving tegen dit risico moet worden beschermd. [verdachte] heeft immers de afgelopen jaren op geen enkele manier meegewerkt aan enige behandeling en heeft vooralsnog niet klip en klaar aangegeven dat hij op korte termijn zijn houding wenst te veranderen. Zijn stelling in raadkamer dat hij geen delict meer zal begaan, omdat hijzelf daarvoor kiest, is in het licht van alle rapporten onhoudbaar, nu ook de deskundige Ameling heeft geconcludeerd dat [verdachte] delictgevaarlijk moet worden geacht. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord de tbs abrupt te beëindigen. De wet staat dat bovendien inmiddels ook niet meer toe. Dat brengt met zich mee dat de tbs moet worden verlengd met twee jaar, nu niet gebleken is dat er eerder een significante wijziging in de inschatting van het recidivegevaar te verwachten valt.
Ook de verpleging van overheidswege dient te worden voortgezet, gelet op het advies van de kliniek en de inhoud van de deskundigenrapporten. De rechtbank overweegt hiertoe wederom dat [verdachte] de afgelopen jaren niet heeft meegewerkt aan enige behandeling. Verder is niet gebleken dat [verdachte] in 2009 in zijn resocialisatie, die naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege had moeten leiden, al dusdanig gevorderd was, dat thans een hervatting van die resocialisatie verantwoord kan worden geacht. Het eerder ingezette, binnen de tbs gebruikelijke traject van met goedkeuring van het ministerie van justitie en veiligheid verleend begeleid verlof naar onbegeleid (extramuraal) verlof, uitmondend in een voorwaardelijke beëindiging, is immers bij [verdachte] in een zeer vroeg stadium gestrand. [verdachte] is slechts één keer met verlof gegaan. Dat brengt met zich mee dat er geen inschatting kan worden gemaakt of het traject daadwerkelijk geslaagd zou zijn verlopen.
Tegen die achtergrond bezien acht de rechtbank de door de raadsman bepleite manier van resocialisatie door middel van een voorwaardelijke beëindiging niet realistisch en op zijn minst prematuur. Dat zou immers betekenen dat [verdachte] veel sneller dan gebruikelijk vrijheden verwerft die onverantwoord zijn in het licht van het risico dat de maatschappij loopt. De rechtbank zal deze mogelijkheid dan ook niet laten onderzoeken.
De rechtbank heeft zich er daarbij rekenschap van gegeven dat op de beslissingen van de klinieken waar [verdachte] eerder verbleven heeft, om niet verder te gaan met het verlof van [verdachte] kritiek mogelijk is. Tijdens de behandeling in raadkamer is van de zijde van de gedragsdeskundigen Offermans en Gaertner, die verbonden is aan de longstay-afdeling waar [verdachte] momenteel verblijft, naar voren gebracht dat het incident dat aanleiding was voor de Oostvaarderskliniek het verlof stop te zetten, beter benut had kunnen worden voor de behandeling van [verdachte]. Ook de Rooyse Wissel in Venray had naar hun mening de relatie die [verdachte] met een vrouw buiten de kliniek bleek te hebben kunnen aangrijpen om tot een behandelrelatie met hem te komen. Verder heeft de raadsman in dit verband nog gewezen op de door [verdachte] als zeer onterecht ervaren bejegening door de Rooyse Wissel. Deze ervaringen van [verdachte] neemt de rechtbank ook serieus, nu zij in het kader van klachtprocedures onderzocht zijn en de klachten op onderdelen gegrond zijn bevonden.
De beslissingen van de klinieken hebben derhalve mogelijk bijgedragen aan het feit dat de behandeling gestagneerd is en er een dusdanige patstelling is ontstaan, dat [verdachte] is overgeplaatst naar een longstay-afdeling. Daaruit volgt echter nog niet voor de rechtbank dat haar conclusies ten aanzien van de delictgevaarlijkheid of de noodzaak van verlenging van de tbs anders zouden moeten luiden.
Alles overziend is derhalve naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met verpleging van overheidswege eist en wel met een termijn van twee jaar. De vordering van de officier van justitie zal derhalve worden toegewezen.
De rechtbank beseft dat de huidige longstay-status voor [verdachte] zeer moeilijk te aanvaarden is, te meer daar met de verlengingsbeslissing van de rechtbank de bestaande impasse in de behandeling aanzienlijke tijd zal kunnen voortduren. Voor de rechtbank is het echter volkomen duidelijk dat het, ook al wordt [verdachte] op korte en middellange termijn niet gevaarlijk geacht, niet verantwoord is om thans grote, wezenlijke stappen over te slaan en geforceerd te proberen te komen tot een voorwaardelijke beëindiging. Deze stappen zullen opnieuw geëntameerd moeten worden en zorgvuldig moeten worden doorlopen en geëvalueerd. Daarbij kan de rechtbank [verdachte] alleen maar meegeven dat het huidige longstay-verblijf geen eindstation hoeft te zijn. Door de deskundige Gaertner en de deskundige Mol is in raadkamer naar voren gebracht dat een begin maken met een uiteindelijke resocialisatie vanuit een longstay-situatie goed mogelijk is. Het is dus aan [verdachte] om met de huidige kliniek te bekijken hoe dat zo snel mogelijk vorm kan worden gegeven.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst af het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de vordering met als doel rapportage te doen uitbrengen over de mogelijkheid van een beëindiging van de verpleging van overheidswege ex artikel 38g van het Wetboek van Strafrecht;
  • verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Aldus gegeven door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2014.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/098008-02
Rep. nr.: 434/13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 29 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in de P.I. Vught, Huis van Bewaring Nieuw Vosseveld, afdeling BRAP Longstay, Lunettenlaan 501 te Vught,
hierna te noemen: [verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
[verdachte] is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter zitting van 15 januari 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt de beslissing uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem.