ECLI:NL:RBLIM:2014:11530

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/03/191094 HA ZA 14-260
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement van vennootschappen

Op 4 juni 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond een vonnis gewezen in de zaak van mr. Peter Maria Christiaan Brouns, curator in het faillissement van de besloten vennootschappen [bedrijf X] B.V. en [bedrijf Y] B.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.C. Geelen, vorderde aansprakelijkheid van de gedaagden, die niet verschenen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen grotendeels toewijsbaar zijn. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die is geleden door de boedels van de failliete vennootschappen, op grond van zowel bestuurdersaansprakelijkheid als onrechtmatige daad. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van een voorschot op het boedeltekort en de proceskosten, met wettelijke rente. Tevens is bepaald dat de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad zijn. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.T.J.F. Verhappen.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/191094 / HA ZA 14-260
Vonnis van 4 juni 2014
in de zaak van
mr. PETER MARIA CHRISTIAAN BROUNS,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf X] B.V. en [bedrijf Y] B.V.,
wonende te [plaatsnaam 1] , eiser,
advocaat mr. R.J.C. Geelen te Venlo, tegen
1.
[gedaagde sub 1] ,
wonende te [plaatsnaam 2] ,
2.
[gedaagde sub 2] ,
wonende te [plaatsnaam 2] , gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met dien verstand dat ten aanzien van de gevorderde kosten van het beslag door eiser geen exploot is overgelegd waaruit blijkt dat een afschrift van de dagvaarding aan de Coöperatieve Rabobank Weerterland en Cranendonck U.A. en aan de ABN-AMRO Bank N.V. is betekend. Op grond van artikel 721 Rv is het conservatoir derdenbeslag dat op 28 maart 2014 is gelegd ten laste van gedaagde sub 1 bij genoemde derde-beslagenen daarom nietig. De overige explootkosten (beslag) worden begroot op
€ 346,50.
2.2.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 97,74
- overige explootkosten (beslag) € 346,50
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2 punten x tarief € 452,00)
Totaal € 1.630,24,
te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat gedaagde sub 1 jegens de boedels van [bedrijf X]
en/of [bedrijf Y] aansprakelijk is op grond van artikel 2:248 lid 1 en 2 BW;
3.2.
verklaart voor recht dat gedaagde sub 2 jegens de boedels van [bedrijf X]
en/of [bedrijf Y] aansprakelijk is op grond van artikel 2:248 lid 1 en 2 BW;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat wanneer de een betaalt ook de ander tot de omvang van die betaling zal zijn bevrijd, tot betaling van het tekort in de boedels van [bedrijf X] en [bedrijf Y] . nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.4.
verklaart voor recht dat gedaagde sub 1 jegens de boedels van [bedrijf X] en/of [bedrijf Y] c.q. hun gezamenlijke crediteuren aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad en/of kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 6:162 BW en/of 2:9 BW;
3.5.
verklaart voor recht dat gedaagde sub 2 jegens de boedels van [bedrijf X] en/of [bedrijf Y] c.q. hun gezamenlijke crediteuren aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad en/of kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 6:162 BW en/of 2:9 BW;
3.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat wanneer de een betaalt ook de ander tot de omvang van die betaling zal zijn bevrijd, tot betaling van de door [bedrijf X] en [bedrijf Y] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.7.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 200.000,00, bij wijze van voorschot op het boedeltekort van [bedrijf Y] en/of [bedrijf X] c.q. de door [bedrijf Y] en [bedrijf X] geleden schade;
3.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.630,24, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
3.9.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.3, 3.6, 3.7, 3.8 en 3.9 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014.
AE