ECLI:NL:RBLIM:2014:11523

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
C/03/186784 / HA ZA 14-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van voormalig bestuurders van woningstichting en voorlopige voorzieningen

In deze zaak vorderde Vitaal Wonen, een woningstichting, schadevergoeding van haar voormalig bestuurders en twee aan hen gelieerde vennootschappen. De rechtbank Limburg oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld en dat Vitaal Wonen recht had op schadevergoeding. De zaak betrof onder andere onterecht betaalde vergoedingen en onttrekkingen aan het vermogen van de stichting. De rechtbank stelde vast dat de schade die Vitaal Wonen had geleden, voornamelijk was ontstaan door onterechte betalingen aan de gedaagden. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Vitaal Wonen in de hoofdzaak en in het incident voor een deel toewijsbaar waren, maar dat er ook verweren waren die de ontvankelijkheid van Vitaal Wonen in haar vorderingen in twijfel trokken. De rechtbank besloot dat de zaak verder moest worden behandeld en dat de resultaten van een aktewisseling moesten worden afgewacht. In het incident werd een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij [gedaagde sub 1] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Vitaal Wonen. De proceskosten werden aan de zijde van de gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/186784 / HA ZA 14-17
Vonnis van 26 november 2014
in de zaak van
de stichting
VITAAL WONEN,
gevestigd te Limbricht,
eiseres,
advocaat mr. P. Caris,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.H.M. Wagemans,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOMEZ B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WONEN PLUS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil.
Eiseres zal hierna Vitaal Wonen worden genoemd. Gedaagden sub 1., 3. en 4. zullen hierna [gedaagde sub 1] , Domez en Wonen Plus (en deze drie gedaagden tezamen: [gedaagden sub 1, 3 en 4] ) worden genoemd. Gedaagde sub 2. zal [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden sub 1, 3 en 4] ,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] ,
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • de brief van 10 oktober 2014 van mr. Wagemans, met producties,
  • het faxbericht van de rechtbank aan de advocaten van partijen van 16 oktober 2014,
  • de per fax verzonden brieven van mr. Pfeil van 16 oktober en 17 oktober 2014,
  • de per fax verzonden brief van mr. Caris aan de rechtbank van 17 oktober 2014,
  • de per fax verzonden brief van mr. Wagemans aan de rechtbank van 17 oktober 2014,
  • het faxbericht van de rechtbank aan de advocaten van partijen van 17 oktober 2014,
  • de per fax verzonden brief van mr. Pfeil aan de rechtbank van 17 oktober 2014,
  • de per fax verzonden brief van mr. Caris aan de rechtbank van 20 oktober 2014,
  • de per fax verzonden brief van mr. Wagemans aan de rechtbank van 22 oktober 2014,
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2014,
  • de akte uitlating voorlopige voorziening van Vitaal Wonen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Omdat de zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor de behandeling en beslissing door één rechter, is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.

2.De feiten

2.1.
Vitaal Wonen is als Woningvereniging Limbricht opgericht op 16 juni 1920. De vereniging is op 6 mei 1994 omgezet in een stichting met de naam ‘Woningstichting Limbricht’, welke naam later is gewijzigd in ‘Stichting Vitaal Wonen’. Vitaal Wonen is een relatief kleine woningcorporatie, met ongeveer 300 woningen en een omzet van
€ 1.800.000,- aan huurinkomsten per jaar.
2.2.
[gedaagde sub 2] was van 6 mei 1994 tot 1 juni 2007 (statutair) directeur/bestuurder van Vitaal Wonen. Na zijn terugtreden als statutair directeur/bestuurder is [gedaagde sub 2] op basis van overeenkomsten van opdracht werkzaamheden blijven verrichten voor Vitaal Wonen.
2.3.
[gedaagde sub 1] is op 1 januari 2005 als junior adviseur bouw- en woningzaken in dienst getreden van Vitaal Wonen. Van 1 januari 2006 tot 1 juni 2007 is [gedaagde sub 1] werkzaam geweest als assistent-directeur van Vitaal Wonen. Met ingang van 1 juni 2007 is [gedaagde sub 1] , als opvolger van zijn vader, benoemd tot statutair directeur/bestuurder van Vitaal Wonen.
2.4.
Op 31 augustus 2012 is [gedaagde sub 1] geschorst voor de duur van drie maanden, dit in afwachting van de resultaten van een forensisch onderzoek dat op last van de Minister van Binnenlandse Zaken werd ingesteld door onderzoeksbureau Integis B.V. (hierna: Integis). Met ingang van 25 september 2012 is de heer [naam bestuurder ad interim] aangesteld als bestuurder ad interim van Vitaal Wonen. Op 1 december 2012 is [gedaagde sub 1] , in afwachting van de resultaten van het onderzoek door Integis, opnieuw geschorst voor de duur van drie maanden.
2.5.
Op 3 januari 2013 heeft Integis de resultaten van haar onderzoek bekend gemaakt. Daarop heeft Vitaal Wonen de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] met ingang van 21 januari 2013 onverwijld en om een dringende reden opgezegd. Tevens is met ingang van dezelfde dag de statutaire relatie tussen Vitaal Wonen en [gedaagde sub 1] beëindigd. Nadien heeft Vitaal Wonen alsnog toestemming gevraagd aan UWV om de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] op te zeggen. Vitaal Wonen heeft deze toestemming vervolgens ook verkregen. Daarop heeft Vitaal Wonen de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] , voor zoveel nodig, opnieuw opgezegd tegen 21 november 2013. [gedaagde sub 1] heeft zijn ontslag aangevochten voor de kantonrechter in deze rechtbank, zittingsplaats Roermond. [gedaagde sub 1] is door de kantonrechter in het ongelijk gesteld. De zaak is inmiddels in hoger beroep voorgelegd aan het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
2.6.
Wonen Plus en Domez zijn rechtspersonen die (mede) door [gedaagde sub 1] zijn opgericht. Beide rechtspersonen hebben een statutaire doelstelling op het gebied van de (volks)huisvesting.

3.Het geschil

in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
Vitaal Wonen vordert in de hoofdzaak, samengevat, dat de rechtbank:
- verklaart voor recht dat
[gedaagde sub 1]zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt en/of dat aan [gedaagde sub 1] onverschuldigd is betaald en/of dat [gedaagde sub 1] wanprestatie heeft gepleegd en/of dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld en/of dat [gedaagde sub 1] als bestuurder aansprakelijk is;
- [gedaagde sub 1] veroordeelt tot vergoeding aan Vitaal Wonen van de door haar geleden schade van in totaal € 1.251.965,70, vermeerderd met rente en kosten;
- verklaart voor recht dat
[gedaagde sub 2]zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt en/of dat aan [gedaagde sub 2] onverschuldigd is betaald en/of dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld en/of dat [gedaagde sub 2] als bestuurder aansprakelijk is;
- [gedaagde sub 2] veroordeelt tot vergoeding aan Vitaal Wonen van de door haar geleden schade van in totaal € 248.040,44, vermeerderd met rente en kosten;
- verklaart voor recht dat
Wonen Pluszich ongerechtvaardigd heeft verrijkt en/of dat Wonen Plus onrechtmatig heeft gehandeld;
- Wonen Plus veroordeelt tot vergoeding aan Vitaal Wonen van de door haar geleden schade van in totaal € 5.316,67, vermeerderd met rente en kosten;
- verklaart voor recht dat
Domezzich ongerechtvaardigd heeft verrijkt en/of dat aan Domez onverschuldigd is betaald en/of dat Domez onrechtmatig heeft gehandeld;
- Domez veroordeelt tot vergoeding aan Vitaal Wonen van de door haar geleden schade van in totaal € 76.758,44, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Vitaal Wonen stelt hiertoe als volgt.
3.2.1.
[gedaagden sub 1, 3 en 4] en [gedaagde sub 2] hebben Vitaal Wonen schade toegebracht tot een totaalbedrag van ruim € 1.250.000,-. Deze schade is hoofdzakelijk ontstaan door onttrekkingen aan het vermogen van Vitaal Wonen, die zonder deugdelijke grond ten goede zijn gekomen aan [gedaagden sub 1, 3 en 4] dan wel [gedaagde sub 2] Daarnaast hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op andere wijze onrechtmatig gehandeld en Vitaal Wonen daardoor schade toegebracht. De onterechte onttrekkingen en het andere onrechtmatige handelen zijn aan het licht gekomen door de onderzoeken door Integis en door [naam consultant] Consultancy B.V. (hierna: [naam consultant] ). Daarnaast heeft Vitaal Wonen uitgebreid onderzoek gedaan in de eigen administratie.
3.2.2.
Voor zover het [gedaagde sub 1] betreft, houden de onttrekkingen in de eerste plaats verband met ongegronde dan wel te hoge vergoedingen in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden (salaris, autokosten, andere reiskosten en telefoonkosten). Daarnaast zijn gelden aan het vermogen van Vitaal Wonen onttrokken doordat [gedaagde sub 1] privéuitgaven ten laste van Vitaal Wonen heeft gebracht (wijn, uit eten, diverse aankopen, reizen, oprichtingskosten Domez en Wonen Plus, etc.).
3.2.3.
Verder heeft [gedaagde sub 1] als privépersoon gehandeld met een onroerende zaak aan de [adres] te Sittard, die uiteindelijk door Vitaal Wonen is aangekocht en door welke transactie Vitaal Wonen schade is toegebracht. Ook heeft [gedaagde sub 1] meegewerkt aan onterechte declaraties door [gedaagde sub 2] in het kader van het project Hoogveld. Ten slotte heeft Vitaal Wonen schade geleden doordat zij aanzienlijke kosten heeft moeten maken in verband met de onderzoeken naar de handelwijze van [gedaagden sub 1, 3 en 4]
3.2.4.
[gedaagde sub 2] kan allereerst worden verweten dat hij, als statutair directeur/bestuurder, te veel salaris heeft laten betalen aan [gedaagde sub 1] Daarnaast heeft [gedaagde sub 2] na zijn vertrek als statutair directeur/bestuurder ten onrechte aanspraak gemaakt op een vergoeding voor telefoonkosten en heeft hij (althans heeft zijn eenmanszaak [naam bedrijf] ) ten onrechte werkzaamheden gefactureerd in het kader van het project Hoogveld. Ten slotte houdt Vitaal Wonen ook [gedaagde sub 2] verantwoordelijk voor (een deel van) de onderzoekskosten.
3.3.
[gedaagden sub 1, 3 en 4] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in het incident
3.5.
Vitaal Wonen vordert in het incident ex artikel 223 Rv, samengevat, dat de rechtbank bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding:
  • [gedaagde sub 1]veroordeelt tot betaling van € 465.792,-, vermeerderd met rente en kosten;
  • [gedaagde sub 2]veroordeelt tot betaling van € 202.500,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Vitaal Wonen stelt hiertoe als volgt.
3.6.1.
Voor een aanzienlijk deel van de deelvorderingen jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geldt dat evident is dat zij zullen worden toegewezen. Gelet hierop, en gelet op de sterk verslechterde financiële positie van Vitaal Wonen ten gevolge van de handelwijze van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , wil Vitaal Wonen dat [gedaagde sub 1] bij wege van voorlopige voorziening wordt veroordeeld tot betaling aan Vitaal Wonen van in totaal
€ 465.792,-. [gedaagde sub 2] dient op dezelfde gronden te worden veroordeeld tot de betaling bij wege van voorlopige voorziening aan Vitaal Wonen van in totaal € 202.500,-.
3.6.2.
De incidente vordering jegens [gedaagde sub 1] omvat de volgende deelvorderingen:
  • € 50.000,- in verband met onterecht toegekend salaris;
  • € 30.000,- in verband met reiskostenvergoedingen en declaraties;
  • € 5.852,- in verband met de privéauto van [gedaagde sub 1] ;
  • € 30.000,- in verband met cash opnames;
  • € 30.000,- in verband met facturen;
  • € 40.000,- in verband met diners en lunches;
  • € 3.500,- in verband met telefoonkosten;
  • € 10.000,- in verband met de Limburgse Vastgoedsociëteit;
  • € 10.000,- in verband met wijnen;
  • € 1.124,- in verband met een geldlening;
  • € 5.316,- in verband met Wonen Plus;
  • € 50.000,- in verband met Domez;
  • € 150.000,- in verband met de [adres] ;
  • € 50.000,- in verband met Hoogveld/ [naam bedrijf] .
3.6.3.
De incidentele vordering jegens [gedaagde sub 2] omvat de volgende deelvorderingen:
  • € 2.500,- in verband met telefoonkosten;
  • € 200.000,- in verband met Hoogveld/ [naam bedrijf] .
3.7.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak en in het incident

4.1.
De rechtbank heeft tijdens de comparitie van partijen op 24 oktober 2014 geoordeeld, welk oordeel is neergelegd in het proces-verbaal van comparitie, dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd is om kennis te nemen van alle door Vitaal Wonen jegens [gedaagden sub 1, 3 en 4] en jegens [gedaagde sub 2] ingestelde vorderingen. Dit betekent dat Vitaal Wonen alle gedaagden heeft gedagvaard voor de bevoegde rechter en dat geen reden bestaat om, zoals door [gedaagde sub 1] aan de orde gesteld, de zaak op grond van de onbevoegdheid van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken te verwijzen naar de kantonrechter.
4.2.
De rechtbank constateert dat de (schadevergoedings)vorderingen jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op zijn minst ten dele een hoofdelijk karakter hebben. Dit blijkt reeds uit de gestelde schade in relatie tot de gevorderde bedragen. Zo wordt de totale schade in het kader van het project Hoogveld door Vitaal Wonen gesteld op € 230.101,98, terwijl Vitaal Wonen bij wege van voorlopige voorziening jegens [gedaagde sub 1] aanspraak maakt op betaling van € 50.000,- en jegens [gedaagde sub 2] op betaling van € 200.000,-. De onderbouwing van het hoofdelijke element in de (schadevergoedings)vorderingen in de dagvaarding is summier. Of en zo ja, welke consequenties dit heeft voor de vorderingen in de hoofdzaak zal in een later stadium van de procedure moeten blijken. In verband met de voorlopige voorzieningen zal de rechtbank voorbijgaan aan de kwestie van de (al dan niet) hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] De rechtbank kan dit doen gelet op de inhoud van de hierna weer te geven en te motiveren beslissingen in het incident jegens de beide gedaagden.
4.3.
In het kader van zijn verweer tegen de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident heeft [gedaagde sub 1] op enkele punten erkend dat Vitaal Wonen facturen heeft voldaan voor werkzaamheden dan wel leveranties die niet aan Vitaal Wonen ten goede zijn gekomen, maar aan [gedaagden sub 1, 3 en 4] De rechtbank begrijpt dat [gedaagde sub 1] van mening is dat hier sprake is geweest van onverschuldigde betalingen door Vitaal Wonen en dat op hem de plicht rust om de ontvangen bedragen te retourneren. De rechtbank passeert in dit verband als onvoldoende onderbouwd het beroep van [gedaagde sub 1] op het (mogelijke) bestaan en de (mogelijke) werking van een zogenaamde tussenrekening.
4.4.
Voor het overige voert [gedaagde sub 1] waar het betreft de gegrondheid van de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident uitgebreid verweer, dat zowel feitelijk als juridisch van aard is, en dat uitmondt in de conclusie dat het gevorderde in hoofdzaak en incident Vitaal Wonen dient te worden ontzegd.
4.5.
Primairvoert [gedaagde sub 1] echter aan dat Vitaal Wonen, om verscheidene redenen, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen. De rechtbank begrijpt dat het ontvankelijkheidsverweer niet wordt gevoerd voor zover de vordering van Vitaal Wonen wordt erkend. Daarvan uitgaande staat niets in de weg aan de toewijzing van de incidentele vordering waar het betreft de in r.o. 4.3. bedoelde facturen:
  • tac’tic € 1.568,42 (hoofdstuk 12, productie 3)
  • [naam] (€ 150,- : 2 =) € 75,- (hoofdstuk 13, productie 20),
  • roadstyling
totaal € 2.819,04
Voor het geval Vitaal Wonen (ook) in het kader van het incident aanspraak maakt op vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten zal de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.6.
Voor zover [gedaagde sub 1] de vordering van Vitaal Wonen niet erkent, zal moeten komen vast te staan dat Vitaal Wonen in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 1] kan worden ontvangen, alvorens over de inhoud daarvan kan worden beslist. Dit geldt voor de vordering in de hoofdzaak, maar ook voor de incidentele vordering. De rechtbank heeft met partijen afgesproken dat zij inzake de (niet-)ontvankelijkheid in een later stadium haar oordeel zal geven, in afwachting van de resultaten van een aktewisseling en dat, als de procedure zal worden voortgezet, dit zal geschieden in de vorm van een tweede schriftelijke ronde.
4.7.
Deze afspraken staan er niet aan in de weg dat thans een oordeel wordt gegeven over (het niet-erkende deel van) de incidentele vordering van Vitaal Wonen jegens [gedaagde sub 1] De rechtbank zal daarbij uitgaan van de voor Vitaal Wonen meest gunstige situatie, te weten dat zij in volle omvang kan worden ontvangen in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 1] Daarvan uitgaande kan reeds nu worden geoordeeld dat van een toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening in dit stadium van de procedure geen sprake kan zijn.
4.8.
De rechtbank wijst er in dit verband op dat de beide onderzoekers (Integis en [naam consultant] ), wier onderzoeksresultaten een belangrijk fundament vormen voor de vordering van Vitaal Wonen jegens [gedaagde sub 1] , uitdrukkelijk stellen dat zij in het kader van hun onderzoekingen niet in volle omvang hoor en wederhoor hebben kunnen toepassen, zodat zij mogelijk geen kennis hebben gedragen van alle relevante feiten. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de onderbouwing van de deelvorderingen die verband houden met de arbeidsvoorwaarden van [gedaagde sub 1] lacuneus is, in die zin dat deze onderdelen van de vordering worden gebaseerd op de schriftelijke arbeidsovereenkomsten van [gedaagde sub 1] en andere schriftelijke bronnen, zonder dat op passende wijze aandacht wordt besteed aan (bijvoorbeeld) de rol van de Raad van Toezicht van Vitaal Wonen (en de mogelijk tussen deze Raad en [gedaagde sub 1] mondeling gemaakte afspraken) en de rol van de accountants die werkzaam zijn geweest ten behoeve van Vitaal Wonen (en aan de besluitvorming die binnen Vitaal Wonen heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de door hen opgestelde jaarstukken).
4.9.
Gelet hierop, en mede gelet op het door [gedaagde sub 1] gevoerde verweer (waaronder een beroep op verjaring), kan niet worden geoordeeld dat de door Vitaal Wonen gestelde feiten zodanig aannemelijk zijn dat zij kunnen dienen als basis voor het treffen van de gevorderde voorlopige voorziening jegens [gedaagde sub 1]
4.10.
[gedaagde sub 2] betwist dat Vitaal Wonen een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde voorlopige voorzieningen. [gedaagde sub 2] wijst erop dat Vitaal Wonen de incidentele vordering jegens hem veel eerder aanhangig had kunnen en moeten maken en dat het met name niet juist is dat Vitaal Wonen met het instellen daarvan heeft gewacht tot na de afronding van de onderzoeken naar de handelwijze van [gedaagde sub 1] Tijdens de comparitie na antwoord is zijdens [gedaagde sub 2] tevens een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van Vitaal Wonen onder verwijzing naar het door [gedaagde sub 1] daartoe aangevoerde. Verder voert [gedaagde sub 2] uitgebreid inhoudelijk verweer, dat uitmondt in de conclusie dat het gevorderde (zowel in de hoofdzaak als in het incident) volledig dient te worden afgewezen.
4.11.
De rechtbank wijst erop dat de spoedeisendheid in het kader van incidentele vorderingen ex artikel 223 Rv een minder grote rol speelt dan het geval is in het kader van (afzonderlijke) korte gedingen. In het kader van het incident dat hier aan de orde is, is van belang is of van Vitaal Wonen kan worden verwacht dat zij de beslissing in de hoofdzaak afwacht. Het beroep op het ontbreken van een spoedeisend belang kan daarom niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van Vitaal Wonen in haar incidentele vordering jegens [gedaagde sub 2] De andere verweren die uitmonden in de conclusie dat Vitaal Wonen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering jegens [gedaagde sub 2] zal de rechtbank, zoals afgesproken, in een volgend stadium van de procedure beoordelen. In dat kader zal ook aan de orde komen de vraag of deze verweren, die zijdens [gedaagde sub 2] pas tijdens de comparitie na antwoord aan de orde zijn gesteld, tijdig zijn gevoerd.
4.12.
Het voorgaande staat (opnieuw) niet in de weg aan het geven van een oordeel over de incidentele vordering van Vitaal Wonen jegens [gedaagde sub 2] De rechtbank zal andermaal uitgaan van de voor Vitaal Wonen meest gunstige situatie, te weten dat zij in volle omvang kan worden ontvangen in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 2] Daarvan uitgaande dient opnieuw te worden geoordeeld dat van een toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening in dit stadium van de procedure geen sprake kan zijn. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen en geoordeeld in de r.o. 4.8. en 4.9., dat hier van overeenkomstige toepassing is.
4.13.
Waar het de proceskosten betreft, constateert de rechtbank dat [gedaagden sub 1, 3 en 4] en [gedaagde sub 2] niet afzonderlijk verweer hebben gevoerd tegen de incidentele vorderingen. Ten gevolge van een omissie aan de zijde van de rechtbank is de zaak niet naar de rol verwezen voor (afzonderlijke) conclusies van antwoord in het incident. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] hebben er vervolgens voor gekozen om bij conclusie van antwoord verweer te voeren in de hoofdzaak en hebben in het verlengde daarvan verweer gevoerd in het incident. Gelet hierop, en gelet op de in het incident te nemen beslissingen (die erop neerkomen dat Vitaal Wonen grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld), zal de rechtbank Vitaal Wonen veroordelen in de proceskosten in het incident aan de zijde van [gedaagde sub 1] en aan de zijde van [gedaagde sub 2] gevallen, deze steeds te begroten op € 452,- conform tarief II.
in de hoofdzaak
4.14.
In de hoofdzaak heeft de rechtbank, naar aanleiding van het verhandelde tijdens de comparitie na antwoord, de zaak verwezen naar de rol van 12 november 2014 voor het nemen van aktes aan de zijde van [gedaagden sub 1, 3 en 4] en [gedaagde sub 2] en naar de rol van 26 november 2014 voor het nemen van een antwoordakte aan de zijde van Vitaal Wonen. De rechtbank heeft voorts bepaald, zulks naar aanleiding van het dienaangaande met de advocaten van partijen besprokene, dat de zaak daarna voor vonnis zal worden gezet, in welk kader de rechtbank zal oordelen over de ontvankelijkheid van Vitaal Wonen in haar vorderingen jegens [gedaagden sub 1, 3 en 4] en [gedaagde sub 2]
4.15.
In afwachting van de resultaten van de aktewisseling zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding aan Vitaal Wonen te betalen € 2.819,04;
5.2.
verklaart de beslissing onder 5.1. uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
veroordeelt Vitaal Wonen in de proceskosten, deze aan de zijde van zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] begroot op € 452,-;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
5.5.
verstaat dat de resultaten van de aktewisseling worden afgewacht en dat de zaak nadat Vitaal Wonen haar antwoordakte heeft genomen, wordt verwezen naar de rol van zes weken later voor het wijzen van vonnis;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, mr. W.E. Elzinga en mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014. [1]

Voetnoten

1.type: WB