ECLI:NL:RBLIM:2014:11516

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
C/03/183403 / FA RK 13-1799
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen vader en kinderen na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 26 november 2014 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen, na een verzoek van de moeder om de bestaande omgangsregeling te wijzigen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.M.C. Jansen, verzocht de rechtbank om de omgangsregeling stop te zetten, omdat de vader de contactafspraken niet nakwam en de verzorging en opvoeding van de kinderen niet adequaat zou zijn. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. Verstraten, erkende dat de uitvoering van de omgangsregeling niet vlekkeloos verliep, maar was van mening dat omgang in het belang van de kinderen was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien de omgangsregeling niet of nauwelijks werd nagekomen en de kinderen daaronder leden. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen om onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen en de mogelijkheden voor een omgangsregeling. Totdat het onderzoek was afgerond, werd bepaald dat er geen omgang zou plaatsvinden tussen de vader en de kinderen.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verzocht om een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming binnen vier maanden. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank benadrukte dat de situatie niet in hun voordeel was en dat er duidelijkheid moest komen over de omgangsregeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. M.E. Salemans-Wijnen, met griffier S.L.M. Heijnens aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 26 november 2014
C/03/183403 / FA RK 13-1799Zaaknummer: C/03/183403 / FA RK 13-1799
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. K.M.C. Jansen, kantoorhoudende te Heerlen;
en:
[verweerder],
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.H.M. Verstraten, kantoorhoudende te Tegelen.

1.Het verloop van de procedure

Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift van de moeder, binnengekomen op 19 augustus 2013;
- de aanvullende stukken van de moeder, binnengekomen op 20 november 2013;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, van de vader, binnengekomen op 21 november 2013;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 22 november 2013, waarvan een proces-verbaal aan partijen is verstrekt;
- de brief met bijlage van de moeder, binnengekomen op 20 mei 2014;
- de aanvullende stukken van de moeder, binnengekomen op 8 oktober 2014;
- de voortzetting van de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2014 en waarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door mr. Jansen,
- de vader, bijgestaan door mr. Verstraten;
- het bericht van de vader, binnengekomen op 30 oktober 2014.

2.De feiten

Uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:
[minderjarige], te [geboorteplaats] op [2005] en
[minderjarige], te [geboorteplaats] op [2006],
hierna verder ook te noemen de kinderen.
[minderjarige] en [minderjarige] zijn erkend door de vader. De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen. [minderjarige] en [minderjarige] verblijven bij de moeder.
3. Het verzoek en het verweer
De moeder heeft verzocht de beschikkingen van de rechtbank Maastricht d.d. 18 mei 2011 en 22 december 2011, waarbij een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] en [minderjarige] werd vastgesteld, te wijzigen en zij verzoekt thans dat de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] en [minderjarige] wordt stopgezet.
De moeder stelt hiertoe onder andere dat de vader de contactafspraken niet nakomt en de verzorging en opvoeding van de kinderen niet aankan.
Daarnaast neemt de vader de verzorgingsvoorschriften voor de kinderen niet ter hand. De moeder maakt zich zorgen over het verblijf van de kinderen bij de vader, temeer omdat zij telefonisch geen contact op kan nemen met de kinderen gedurende de omgangsmomenten.
Door de discussies die de vader teweegbrengt blijft er sprake van een ouderstrijd, hetgeen van invloed is op de psychische gesteldheid van de kinderen, zoals blijkt uit psychiatrisch onderzoek van de kinderen. De moeder is van mening dat de omgang niet in het belang van de kinderen is en dient te worden stopgezet in afwachting van hulpverlening.
De vader erkent dat de uitvoering van de omgangsregeling niet vlekkeloos verloopt, nu de moeder weigert mee te werken aan een omgangsregeling waarbij beide ouders bijdragen in de kosten van het vervoer van de kinderen. De vader is van mening dat omgang nog steeds in het belang van de kinderen is. De kinderen kijken uit naar de omgangsmomenten en ondanks de problemen hieromtrent heeft de omgang te allen tijde plaatsgevonden. De vader verzoekt derhalve het verzoek van de moeder af te wijzen en bij wijze van zelfstandig verzoek heeft de vader verzocht te bepalen dat de huidige omgangsregeling wordt aangepast, in die zin dat de kinderen door de moeder op vrijdag op het station in Roermond worden afgezet, alwaar de vader de kinderen zal ophalen voor de omgangsregeling en vice versa op zondag.

4.De standpunten ter zitting van 22 november 2013

Partijen hebben ter zitting van 22 november 2013 hun standpunten nader toegelicht.
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht, verder te noemen de raad, heeft ter zitting meegedeeld regelmatig betrokken te zijn geweest bij het gezin. Het lijkt telkens op een herhaling van zetten. De ouders diskwalificeren elkaar en communiceren niet met elkaar. Vooropstaat dat er veel zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, nu zij klem zitten tussen de ouders. Er komt wel hulpverlening op gang voor de kinderen, maar niet voor de ouders.
Ter zitting is afgesproken dat de vader contact opneemt met de kinderpsychiater van Gastenhof en dat de advocaten bevorderen dat de ouders met de kinderpsychiater in gesprek gaan, zodat deze aan de ouders kan duidelijk maken wat de kinderen nodig hebben. De kinderrechter heeft de ouders gevraagd een verslag van de kinderpsychiater over te leggen, waarna een nadere mondelinge behandeling zal volgen.

5.De standpunten ter zitting van 17 oktober 2014

De vader deelt mee dat hij twee keer bij de kinderpsychiater is geweest, maar dat de moeder daar niet was. De psychiater heeft de vader laten weten dat de kinderen niet meer onder behandeling staan en dat zij niets in het hoofd mankeren. De kinderen hebben bij de vader nooit last van tics.
De omgangsregeling is vooral financieel een probleem voor de vader. De vader zit niet langer in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (verder: WSNP), maar hij beschikt nog steeds over weinig financiële middelen. De vader wil een keer per maand omgang waarbij het vervoer tussen de ouders wordt gedeeld. Er moet voor eenieder duidelijkheid komen.
[minderjarige] wilde tijdens het laatste omgangsweekend niet mee naar [woonplaats]. De vader weet niet waardoor dit komt. De vader denkt dat het in het belang van de kinderen is indien de raad een onderzoek doet naar de mogelijkheden van een omgangsregeling en wenst zo spoedig mogelijk weer contact te hebben met de kinderen.
De moeder betwist dat zij niet naar de psychiater wilde komen. De eerste keer heeft zij wegens omstandigheden afgezegd en de tweede afspraak is door de vader afgezegd. Daarna had de psychiater geen behoefte meer aan een gesprek.
De vader heeft het telkens over de financiële kant van de omgangsregeling, maar het moet gaan over de kinderen. De moeder zit thans in de WSNP en heeft financieel geen mogelijkheden om de vader tegemoet te komen.
De vader is de omgangsregeling geruime tijd niet nagekomen. [minderjarige] wilde niet mee met de vader. Hij zegt dat hij tikken van de vader tegen het hoofd heeft gehad en de vader zou gezegd hebben dat hij [minderjarige] niet meer wil. De moeder weet niet hoe hier mee om te gaan.
De door de vader verzochte duidelijkheid is er al. Er is een omgangsregeling vastgesteld, maar die wordt niet nagekomen. De moeder denkt dat er nu rust moet komen. Het gaat niet goed met de kinderen en de moeder vindt dat de hulpverlening eerst afgerond moet worden.
De raad maakt zich zorgen over de situatie en zou graag willen weten welke onderliggende problematiek er allemaal speelt. De kinderen moeten zich veilig en gelukkig voelen, maar het lijkt dat dit niet het geval is, vooral bij [minderjarige].
De raad kan met de thans beschikbare informatie geen advies geven ten aanzien van de verzoeken van beide ouders en zou graag aanvullend onderzoek doen om duidelijkheid te verschaffen. Uitgangspunt dient in eerste instantie te zijn dat er omgang is tussen de vader en de kinderen, maar het raadsonderzoek moet uitwijzen waar de kinderen het meest bij gebaat zijn en hoe de eventuele omgangsregeling in de toekomst vorm moet worden gegeven. Thans de door de vader verzochte omgangsregeling vastleggen zou slechts gebaseerd zijn op financiële gronden, maar de zorgen over de kinderen worden daarmee niet weggenomen. Er dient zicht te komen op het welbevinden van de kinderen tijdens de omgang.

6.Beoordeling

6.1.
Artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is van toepassing. Ingevolge het bepaalde in dit artikel heeft de niet met gezag belaste ouder recht op omgang. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Ingevolge artikel 1: 377e BW kan de rechtbank op verzoek van (één van) de ouders een beslissing inzake de omgang wijzigen indien de omstandigheden zijn gewijzigd.
6.2.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:377e BW. Uit het ingediende verzoekschrift en de verklaringen ter zitting is gebleken dat de vastgestelde omgangsregeling niet of nauwelijks wordt nagekomen en dat de kinderen daarvan last hebben. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wijziging van omstandigheden zodat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
6.3.
Gezien de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, acht de rechtbank zich thans onvoldoende voorgelicht om een definitieve beslissing te nemen over de verzochte wijziging van de omgangsregeling.
De rechtbank is van oordeel dat de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht, onderzoek dient te verrichten en de rechtbank dient te adviseren over de vraag of omgang tussen de vader en de kinderen nog in het belang van de kinderen is en zo ja, over de vraag welke mogelijkheden er zijn voor een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen en hoe deze, in voorkomend geval, qua vorm en frequentie in het belang van de kinderen dient te worden vormgegeven.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de omgangsregeling thans niet wordt nagekomen door de vader. De vader is de kinderen geruime tijd niet komen halen en kan de kinderen geen zekerheid geven over het al of niet doorgaan van de in voormelde beschikkingen vastgestelde omgangsmomenten. De rechtbank acht deze situatie niet in het belang van de kinderen. Daarom oordeelt de rechtbank dat geen omgang dient plaats te vinden gedurende het raadsonderzoek. Mocht de raad gaandeweg het onderzoek het opstarten van omgang in het belang van de kinderen vinden, dan staat het de raad uiteraard vrij om naar bevind van zaken te handelen.

7.Beslissing

De rechtbank:
wijzigt de bij beschikkingen van de rechtbank Maastricht van 18 mei 2011 en 22 december 2011 vastgestelde omgangsregeling en bepaalt dat er
voorlopig, gedurende het raadsonderzoek, geen omgang plaatsvindt tussen de vader en [minderjarige] en [minderjarige];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht, onderzoek te verrichten en te adviseren zoals onder 6.3. is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan voor de duur van vier maanden, in afwachting van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van S.L.M. Heijnens, griffier op 26 november 2014.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.