ECLI:NL:RBLIM:2014:11510

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
C/03/186891 / FA RK 14-54
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De betekenis en het verwoorden van de stem van het kind in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot zorg- en opvoedingstaken

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, uitgesproken op 23 december 2014, wordt de betekenis van 'de stem van het kind' in een echtscheidingsprocedure belicht, met een focus op de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De zaak betreft een verzoekster, aangeduid als de vrouw, en een verweerder, aangeduid als de man, die beiden advocaten hebben ingeschakeld. De procedure is gestart met een eerdere beschikking op 31 oktober 2014, waarin de rechtbank de zorg- en contactregeling had aangehouden. Tijdens de zitting op 19 december 2014 zijn beide partijen verschenen, en is de minderjarige, die door de kinderrechter is gehoord, in de beoordeling betrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is dat de raad een onderzoek instelt naar de zorg- en opvoedingstaken, gezien de wensen van de minderjarige en de huidige situatie van geen contact met de vader. De minderjarige heeft aangegeven dat zij graag contact wil met haar vader, maar dat dit moet beginnen met een 'schone lei'. De vrouw heeft aangegeven het contact te willen stimuleren, terwijl de man ook zijn liefde voor zijn dochters heeft uitgesproken en bereid is om mee te werken aan het herstel van het contact.

De rechtbank heeft partijen verzocht om binnen twee weken na ontvangst van het rapport van de raad hun standpunt kenbaar te maken. Tot die tijd wordt iedere verdere beslissing aangehouden. De rechtbank heeft ook vragen geformuleerd over de zorgregeling en eventuele contra-indicaties die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter P.H.J. Frénay, tevens kinderrechter, in aanwezigheid van griffier B.M.J.F. Eurlings.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: C/03/186891 / FA RK 14-54
Beschikking d.d. 23 december 2014 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet, gevestigd te Hoensbroek,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. F.H. Kuiper, gevestigd te Heerlen.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 31 oktober 2014;
- het door de man op 9 december 2014 in het geding gebrachte aanvullend stuk.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 december 2014.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de man en zijn advocaat en de vrouw en haar advocaat.
1.3.
Bij beschikking van 31 oktober 2014 heeft de rechtbank de zaak voorzover van belang aangehouden ten aanzien van de zorg- en contactregeling en ten aanzien van een regeling over de wijze waarop partijen elkaar informeren omtrent gewichtige aangelegenheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarigen:
- [minderjarige], geboren op [1999] te [geboorteplaats] en
- [minderjarige], geboren op [2003] te [geboorteplaats].
[minderjarige] is op 29 oktober 2014 door de kinderrechter gehoord.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 31 oktober 2014. Hetgeen [minderjarige] bij de kinderrechter heeft verklaard, is in essentie aan haar ouders op 19 december 2014 voorgehouden.
2.2.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken en informatie- en consultatieregeling
Zoals ter zitting met partijen en hun advocaten is besproken, is het dringend noodzakelijk in het belang van met name de kinderen van partijen dat de raad een onderzoek instelt ter beantwoording van en ter advisering over de volgende vragen:
Zijn er contra-indicaties bij partijen en/of de kinderen aanwezig voor het vaststellen van een zorgregeling met hun vader? Zo ja, in welke mate ? zo nee, welke zorgregeling is het meest in het belang van de kinderen en op welke wijze dient het contact tussen de kinderen en hun vader, die hen niet dagelijks verzorgt te worden geregeld/bepaald? Hoe gedetailleerd dient deze regeling te zijn?
Zijn proefcontacten tussen de kinderen, althans één van de kinderen en vader aangewezen met name ook tijdens het onderzoek van de raad?
Dienen partijen en/of de kinderen bepaalde hulpverlening te gaan volgen en zo ja, welke en waarom, zodat de geadviseerde zorgregeling daadwerkelijk tot stand kan komen?
Zijn er tijdens het onderzoek nog feiten en omstandigheden naar voren gekomen die naar het oordeel van de raad van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen voor de in deze door de rechtbank te nemen beslissing.
In dit verband wijst de rechtbank de raad op het feit dat [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven dat zij graag contact wil met haar vader maar dat hij dan wel met haar met een schone lei moet kunnen beginnen. Ook heeft [minderjarige] verklaard dat zij vroeger tot haar 12e heel goed contact had met haar vader: zij waren twee handen op één buik, maar daarna begrepen ze elkaar niet meer heel goed. In de huidige situatie waarin [minderjarige] sedert februari 2014 geen contact meer heeft met haar vader voelt zij zich machteloos en verdrietig, terwijl zij zich graag blij wil voelen. Zij wenst fatsoenlijk contact met haar vader. Ze wil zich niet bang voelen bij haar vader.
De man heeft aangegeven dat hij van zijn beide dochters houdt en dat hij heel graag weer met beiden contact wil. Hij wil meewerken om de beletselen die daarvoor bestaan op te ruimen.
De vrouw heeft aangegeven het contact van de dochters met hun vader te willen stimuleren. Zij denkt dat het niet goed voor de verhoudingen in haar gezin dat één van de dochters wel en de ander geen contact heeft met de man.
Beide partijen stemmen in met een onderzoek door de raad en zullen zich op dit onderzoek gaan voorbereiden.
Wat betreft de procedure nadat het rapport van de raad is ontvangen.
Zodra het rapport van de raad bij partijen bekend is, dienen zij binnen 2 weken na dagtekening van het rapport de rechtbank schriftelijk te informeren of zij het eens zijn met het advies of niet. Partijen dienen zich met elkaar te verstaan en indien zij het beiden eens zijn met het advies bij de rechtbank aan te geven of een nieuwe mondelinge behandeling nodig is en of meteen een beschikking kan worden gegeven. In dat laatste geval dienen partijen wel na te gaan welke verzoeken zij wensen te doen én de andere partij daarover te informeren.
In afwachting van het rapport van de raad en het bericht van elke partij naar aanleiding van dit rapport wordt iedere beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
Verzoekt de raad een onderzoek in te stellen naar en te rapporteren over hetgeen hiervoor is overwogen;
Bepaalt dat partijen binnen 2 weken na de dagtekening van het rapport bij de rechtbank schriftelijk hun standpunt dienen kenbaar te maken over hetgeen hiervoor is overwogen;
Houdt iedere verdere beslissing aan pro forma tot 30 april 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.M.J.F. Eurlings op 23 december 2014, zijnde de griffier buiten staat deze beschikking te ondertekenen.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.