ECLI:NL:RBLIM:2014:11500

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
C/03/181006 / FA RK 13-1066
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactverbod en diagnostisch onderzoek in familiezaken met alcoholproblematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 10 december 2014 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een moeder en een vader met betrekking tot hun minderjarige kind. De moeder verzocht om een tijdelijk contactverbod voor de vader, die onder invloed van alcohol betrokken was bij een ernstig incident op 4 juli 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, ondanks eerdere ontkenningen, problemen heeft met alcoholgebruik, wat de veiligheid van het kind in gevaar brengt. De rechtbank heeft de vader voor een periode van zes maanden verboden om contact te hebben met het kind, en heeft toestemming verleend voor een psychodiagnostisch onderzoek van het kind, om de impact van de situatie op het kind te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind is om eerst duidelijkheid te krijgen over de gevolgen van het alcoholgebruik van de vader en de algehele situatie voordat er weer contact kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook gewezen op de noodzaak van deskundige informatie over de vader's alcoholproblematiek en de gevolgen daarvan voor het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder tot het gelasten van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming afgewezen, omdat zij geen aanleiding zag voor een dergelijk onderzoek op dat moment.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 10 december 2014
C/03/181006 / FA RK 13-1066Zaaknummer: C/03/181006 / FA RK 13-1066
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[moeder],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats], [gemeente],
advocaat mr. I.F.H. Nelissen, kantoorhoudende te Valkenburg aan de Geul,
tegen:
[vader],
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats], [gemeente],
advocaat mr. B. Keybeck, kantoorhoudende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook door deze rechtbank gegeven en op 16 juli 2013, 19 februari 2014 en 2 juli 2014 uitgesproken beschikkingen.

1.Verder verloop van de procedure

Op 15 juli 2014 is een (nader) verzoekschrift van de moeder ter griffie ontvangen.
Op 13 augustus 2014 (fax, zonder bijlagen) respectievelijk 14 augustus 2014 (post, met bijlagen) is een verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, van de vader ter griffie ontvangen.
Op 20 oktober 2014 is een aanvullend verzoekschrift van de moeder ter griffie ontvangen.
Op 22 oktober 2014 is een brief, met bijlagen, van de moeder ter griffie ontvangen.
Op 22 oktober 2014 is een brief, met bijlagen, van de vader ter griffie ontvangen.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 28 oktober 2014, waar partijen met hun advocaten zijn verschenen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnota c.q. zittingsaantekeningen overgelegd.
Met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de zittingsrechter ter zitting besloten de zaak ter afdoening te verwijzen naar de meervoudige kamer. De zittingsrechter heeft daarbij meteen de namen van de rechters die deel uitmaken van de meervoudige kamer aan partijen medegedeeld.

2.Verdere beoordeling

2.1.1
Het op 15 juli 2014 ter griffie ontvangen gewijzigd verzoek van de moeder strekt ertoe om bij – uitvoerbaar bij voorraad te verklaren – beschikking, de beschikkingen van 14 juli 2010,
19 februari 2014 en 2 juli 2014 te wijzigen en (zo begrijpt de rechtbank) de vader tijdelijk te verbieden om contact te hebben met de minderjarige [minderjarige], (roepnaam: [minderjarige]) geboren te [geboorteplaats] op [2005].
Het op 20 oktober 2014 ter griffie ontvangen aanvullend verzoek van de moeder strekt ertoe een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten. Daarnaast verzoekt de moeder vervangende toestemming te verlenen voor een diagnostisch onderzoek van [minderjarige] met de gelegenheid de uitkomst van dit onderzoek over te leggen, als bedoeld in artikel 810a Rv.
2.1.2
Zakelijk weergegeven voert de moeder ter onderbouwing van voormelde verzoeken aan dat op
4 juli 2014 een ernstig incident heeft plaatsgevonden. Daarbij was aan de kant van de vader weer sprake van alcoholgebruik. Volgens de moeder werpt de nasleep van dat incident, namelijk de detox-behandeling van de vader, ook een ander licht op eerdere verklaringen van de vader, waarbij zijn alcoholprobleem stelselmatig werd ontkend en opmerkingen van de moeder in die richting zelfs leidden tot beschuldigingen van de vader aan het adres van de moeder. Nadat de vader direct na het incident leek in te zien dat hij een probleem heeft, heeft hij daarna onvoldoende laten zien dat hij alles in het werk stelt om dat probleem op te lossen. Voor zover de vader stelt dat hij geen alcoholprobleem meer heeft, biedt hij onvoldoende inzicht in wat hij ter afwending van dat probleem heeft gedaan en maakt hij die stelling ook niet aannemelijk aan de hand van ter zake relevante objectieve informatie van deskundige behandelaars.
In samenhang gezien met de verminderde mogelijkheden in het netwerk van vaderszijde om de contacten tussen [minderjarige] en de vader in goede banen te leiden, acht de moeder op grond van voormelde zaken de contacten tussen de vader en [minderjarige] niet meer veilig.
De moeder stelt daarbij dat [minderjarige] zichtbaar last heeft van wat zich op 4 juli 2014 heeft afgespeeld. Voordat sprake kan zijn van hervatten van de contacten tussen de vader en [minderjarige] dient daarom eerst onderzoek te worden verricht naar de mogelijke nadelige gevolgen bij [minderjarige] van de hele gang van zaken. Alsdan zal, in voorkomend geval, ook onderzocht moeten worden hoe eventueel contactherstel op een voor [minderjarige] verantwoorde manier vormgegeven kan worden. De moeder heeft verder bevestigd dat door de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verder te noemen: de stichting, is geadviseerd [minderjarige] deel te laten nemen aan een zogenoemd “CLAS-traject”.
[minderjarige] heeft sinds het incident op 4 juli 2014 wel nog contact gehad met een aantal familieleden van de vader, maar niet met de vader zelf.
2.2
De vader heeft verweer gevoerd tegen voormelde gewijzigde en aanvullende verzoeken. Ter onderbouwing van zijn verweer voert de vader, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, aan dat hij de behandeling voor zijn alcoholprobleem met goed gevolg heeft doorlopen. De vader stelt daarbij dat zijn alcoholprobleem niet betekent dat hij een alcoholverslaving heeft; hij gebruikte slechts incidenteel alcohol. Hij heeft verder de gang van zaken rond zijn vrijwillige opname en de verdere behandeling van zijn alcoholprobleem toegelicht.
Dat de vader nog geen toestemming heeft gegeven voor diagnostisch onderzoek van [minderjarige] hangt er enerzijds mee samen dat hij sinds 4 juli 2014 geen contact meer met haar heeft gehad. Anderzijds is rond [minderjarige] nu een traject gestart via de stichting. Het door de moeder beoogde onderzoek maakt geen deel uit van dat traject en vormt een extra belasting van [minderjarige]. Bij gebrek aan contact met en informatie over [minderjarige] kan de vader de noodzaak van het beoogde onderzoek niet inschatten.
Indien besloten zou worden tot een nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, dan zal de vader daaraan meewerken.
2.3
De Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht, verder te noemen: de raad, heeft ter zitting verklaard dat de veiligheid van [minderjarige], een jong kind met een enorme “rugzak”, in het gedrang is.
Volgens de raad is de stelling van de vader, ten tijde van het raadsonderzoek een jaar geleden, dat hij geen probleem had, inmiddels door de feiten achterhaald. Het ligt dan ook op de weg van de vader om schriftelijke informatie te verstrekken over:
- wat er sinds de “Detox-opname” is gebeurd;
- welke diagnose is gesteld, met welk probleem de vader te maken heeft (is er sprake van een verslaving?);
- waarom de “detox” nodig was en wat de aanleiding van die “detox” was (ging het om een incident?);
- welke behandeling heeft plaatsgevonden en nog plaatsvindt, met concrete data van behandeling, de inhoud van de behandeling en de mate van medewerking van vader aan die behandeling;
- wat de risico’s zijn met betrekking tot de rol van de vader als verantwoordelijke ouder van [minderjarige].
Volgens de raad dient deze informatie afkomstig te zijn van een ter zake deskundige specialist, die verbonden is aan een erkende instelling. Ook dient de specialist concrete informatie te verstrekken over de prognose.
Daarnaast wordt door de raad een diagnostisch onderzoek van [minderjarige] nodig geacht om duidelijkheid te krijgen over de vraag hoe het nu met [minderjarige] gaat en of, en zo ja in welke mate, zij belast wordt door de hele gang van zaken, waaronder het incident van 4 juli 2014. Ook de nodige informatie over de draagkracht van [minderjarige] dient afkomstig te zijn van een ter zake deskundige specialist. Pas wanneer alle relevante informatie voorhanden is kan door de raad een verantwoorde inschatting worden gemaakt van de vraag of, en zo ja hoe en in welk tempo, contactherstel tussen de vader en [minderjarige] vormgegeven kan worden op een in het belang van [minderjarige] verantwoorde wijze.
2.4
Vervangende toestemming medische behandeling
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek tot verlening van vervangende toestemming voor de beoogde medische behandeling dient te worden gekwalificeerd als een geschil als bedoeld in artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Indien een dergelijk geschil op verzoek van (één van) de ouders aan de rechtbank wordt voorgelegd, neemt de rechtbank een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de moeder tot verlening van vervangende toestemming voor een medische behandeling, bestaande uit een diagnostisch onderzoek van [minderjarige], dient worden toegewezen. Gelet op hetgeen zich de laatste jaren rond [minderjarige] heeft afgespeeld, en op hetgeen de raad ter zitting ter zake heeft verklaard, acht de rechtbank de noodzaak van een dergelijk onderzoek voldoende aannemelijk. Uit informatie van de raad blijken signalen dat [minderjarige] last heeft van loyaliteitsproblematiek, hetgeen ook op basis van de overige informatie aannemelijk is. Hoewel [minderjarige] nog een jong kind is, is het besef over wat zich rond haar afspeelt en over het alcoholgebruik van haar vader met het vorderen van haar leeftijd gegroeid. Aannemelijk is dat [minderjarige] daarvan last ondervindt. Verder is van belang dat het de ouders al geruime tijd niet lukt om in gezamenlijk overleg zorg te dragen voor [minderjarige]. Nu ook de raad een diagnostisch onderzoek nodig acht en de uitkomst van een dergelijk onderzoek medebepalend acht voor het uitbrengen van advies over de vragen of, hoe, in welke vorm en welk tempo, contactherstel met de vader mogelijk is, acht de rechtbank verlening van de verzochte vervangende toestemming voor het diagnostisch onderzoek in het belang van [minderjarige] wenselijk. De omstandigheid dat het diagnostisch onderzoek voor [minderjarige] belastend kan en waarschijnlijk zal zijn maakt het voorgaande niet anders. De noodzaak om duidelijkheid te krijgen over de vraag of en zo ja in welke mate [minderjarige] last heeft van hetgeen zich de laatste jaren rond haar heeft afgespeeld, neemt daardoor immers niet af. Daarbij mag van de bij dat onderzoek en bij eventuele andere onderzoeken betrokken professionals verwacht worden dat zij zicht hebben op en zo nodig rekening houden met de impact van de onderzoeken op [minderjarige].
De stelling van de vader, dat hij de toestemming weigert omdat hij zich recentelijk niet zelf een beeld heeft kunnen vormen van hoe het met [minderjarige] gaat, leidt niet tot een ander oordeel.
De verzochte vervangende toestemming voor een diagnostisch onderzoek van [minderjarige] zal op grond van het voorgaande worden verleend.
2.5
Tijdelijk contactverbod
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de moeder, om de vader tijdelijk het contact met [minderjarige] te verbieden, in zoverre dient te worden toegewezen dat het de vader voor de duur van zes maanden verboden wordt contact te hebben met [minderjarige], onder afwijzing van het meer of anders verzochte. De rechtbank overweegt daartoe dat de vader onder de huidige omstandigheden kennelijk ongeschikt wordt geacht tot omgang met [minderjarige].
Vast staat immers dat de vader, nog daargelaten de vraag of sprake is van een alcoholprobleem of van een alcoholverslaving, op 4 juli 2014 onder invloed van alcohol fors agressief is geworden, hetgeen heeft geleid tot een ernstig incident waarbij [minderjarige] aanwezig was.
Het alcoholprobleem van de vader is al lange tijd een bron van onenigheid tussen de ouders. [minderjarige] ervaart als gevolg daarvan last op een dusdanige manier dat zij niet meer naar de vader wil.
Naar aanleiding van het incident op 4 juli 2014 heeft de vader erkend problemen te hebben met alcohol. Deze erkenning plaatst de eerdere verklaringen van de vader, waarbij hij zijn alcoholprobleem ontkende, in een ander licht. Daarom dicht de rechtbank thans ook gewicht toe aan de eerdere stellingen van de moeder rondom het alcoholgebruik van de vader en aan de stelling van de moeder dat de vader herhaaldelijk (voor het eerst in 2007) heeft verklaard te stoppen met drinken, aan welke toezeggingen hij zich vervolgens niet heeft gehouden.
Daarnaast is de rechtbank uit de verklaringen van de vader ter zitting van 28 oktober 2014 gebleken dat de vader in het kader van zijn verweer ten aanzien van de behandeling van zijn alcoholprobleem en ten aanzien van zijn werk voor hem voordelige stellingen heeft betrokken die onwaar zijn. Daarnaast geeft de vader, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, geen inzicht in de behandeling van zijn alcoholprobleem/verslaving en laat hij daardoor de angst en onzekerheid bij de moeder in stand. Op grond van voormelde zaken acht de rechtbank de vader onbetrouwbaar en daardoor ongeschikt.
Het ligt thans op de weg van de vader om, in de lijn van de door de raad geformuleerde vragen en gestelde vereisten aan de te verstrekken informatie, inzicht te geven in zijn situatie. Indien alsdan op grond van objectief verifieerbare informatie van ter zake deskundige specialisten blijkt dat de vader niet langer ongeschikt is tot omgang met [minderjarige], zal aan de raad advies gevraagd kunnen worden over contactherstel, waarbij dan rekening gehouden kan worden met de uitkomst van het psychodiagnostisch onderzoek van [minderjarige]. De rechtbank schat in dat, met het op adequate wijze opvragen en verstrekken van de nodige informatie door de vader, alsmede met het onderzoek van [minderjarige], en het vervolgens op grond van de beschikbare informatie door de raad maken van een inschatting van de mogelijkheden tot contactherstel een periode van in ieder geval zes maanden nodig is. Gelet hierop zal de rechtbank de duur van het contactverbod bepalen op een periode van zes maanden. Het is aan de vader om na deze periode eventueel een verzoek tot vaststelling van een verblijfsregeling te doen.
2.6
Raadsonderzoek
Gelet op hetgeen hiervoor onder de punten 2.4 en 2.5 is overwogen met betrekking tot een psychodiagnostisch onderzoek van [minderjarige] en met betrekking tot de op de weg van de vader liggende informatieplicht, ziet de rechtbank thans geen aanleiding een onderzoek door de raad te gelasten. Het verzoek van de moeder tot het gelasten van een onderzoek door de raad zal de rechtbank daarom afwijzen.
Gezien al het voorgaande wordt beslist als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijzigt de bij beschikking van 14 juli 2010 van de rechtbank Maastricht (thans: rechtbank Limburg Locatie Maastricht) vastgestelde verblijfsregeling alsmede de bij beschikking van
2 juli 2014 van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, vastgestelde voorlopige verblijfsregeling;
verbiedt de vader gedurende zes maanden contact te hebben met de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2005];
verleent, ter vervanging van de toestemming van de vader, toestemming tot het verrichten van een psychodiagnostisch onderzoek van [minderjarige];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, voorzitter, mr. E.J.M. Driessen en mr. A.M. Koster-van der Linden, allen rechter en tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2014 in tegenwoordigheid van mr. H.A.M. van de Ven, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.