In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de Combinatie, bestaande uit PLOEGAM B.V. en VAN DEN BIGGELAAR GROND EN WATERBOUW BV, dat de Gemeente Heerlen wordt verboden het werk te gunnen aan VAN BEERS HOOGELOON B.V. en dat de Gemeente wordt verplicht tot heraanbesteding. De aanleiding voor deze vordering is een nationale openbare aanbesteding die de Gemeente in juni 2014 heeft uitgeschreven voor de aanleg van een hoofdriool en andere werkzaamheden. De Combinatie stelt dat haar inschrijving ten onrechte ongeldig is verklaard en dat de aanbestedingsprocedure onrechtmatig is verlopen. De Gemeente heeft de inschrijving van de Combinatie terzijde gelegd op basis van onduidelijkheden in de inschrijfstaten, wat volgens de Combinatie niet voldoende gemotiveerd is.
De voorzieningenrechter heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. De Gemeente heeft betoogd dat de inschrijving van de Combinatie niet voldeed aan de eisen van het bestek en dat de gevraagde toelichting op de inschrijving niet voldoende was. De Combinatie heeft echter aangevoerd dat de Gemeente de beoordelingscriteria niet op een transparante en gelijke manier heeft toegepast, wat zou hebben geleid tot een schending van het gelijkheidsbeginsel.
Na het horen van de argumenten van beide partijen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen voldoende gronden zijn voor heraanbesteding. De rechter concludeert dat de Gemeente de aanbestedingsregels niet heeft geschonden en dat de vorderingen van de Combinatie moeten worden afgewezen. De Combinatie wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente en Van Beers zijn begroot op respectievelijk € 1.278,00 en € 816,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.E. de Kort op 11 december 2014.