ECLI:NL:RBLIM:2014:11482

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
C-03-198465 HA RK 14-236
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft BAX-SHOP.NL B.V. op 7 november 2014 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. A.J. Henzen, rechter bij de Rechtbank Limburg, vanwege vermeende partijdigheid. Dit verzoek volgde op een rolbeslissing van de rechter waarbij uitstel werd verleend voor het indienen van de conclusie van antwoord in een lopende procedure. Verzoekster stelde dat de rechter in strijd met het rolreglement had gehandeld door uitstel te verlenen zonder een gemotiveerd verzoek van de gedaagde partij. De rechter heeft in zijn reactie aangegeven dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om van het rolreglement af te wijken, en dat er geen strijd met het reglement was, aangezien hij handelde in het belang van de goede procesorde.

De wrakingskamer heeft de zaak op 18 november 2014 behandeld, waarbij noch verzoekster noch de rechter aanwezig waren. De gemachtigde van de gedaagde was wel aanwezig. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en de rechter zorgvuldig afgewogen. Verzoekster betoogde dat de beslissing van de rechter om uitstel te verlenen de schijn van partijdigheid wekte, terwijl de rechter stelde dat zijn beslissing niet onbegrijpelijk was en binnen zijn bevoegdheden viel.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing van de rolrechter om uitstel te verlenen was niet zo onbegrijpelijk dat deze alleen verklaard kon worden door vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij benadrukte dat wraking niet het juiste middel is om onwelgevallige procesbeslissingen aan te vechten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 november 2014.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Datum uitspraak: 27 november 2014
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/198465 / HA RK 14-236
De meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
BAX-SHOP.NL B.V.,
gevestigd te Goes (hierna verzoekster),
in rechte vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.J. Otten van Classic Incasso B.V.
door wie een verzoek ingediend is dat strekt tot wraking van:
mr. A.J. Henzen, rechter in deze rechtbank (hierna: de rechter).

1.Het verloop van de procedure

Bij een op 7 november 2014 ter griffie van de rechtbank (hierna: de griffie) binnengekomen faxbericht met vier bijlagen heeft verzoekster een verzoek tot wraking ingediend in de procedure met zaaknummer 3381011 CV EXPL 14-9508 tussen verzoekster en
[gedaagde].
Op 12 november 2014 heeft de rechter de wrakingskamer bericht dat hij niet in het verzoek tot wraking berust en hij heeft de wrakingskamer een schriftelijke reactie doen toekomen waarvan een afschrift naar verzoeker is verzonden. Tevens heeft hij de wrakingskamer bericht dat hij niet gehoord wenst te worden.
Op 17 november 2014 is in reactie op de oproeping voor de zitting en de reactie van de rechter een brief van de gemachtigde van verzoekster binnengekomen met het verzoek kennis te mogen nemen van de handgeschreven aantekening waarvan de rechter in zijn reactie melding maakt.
De secretaris van de wrakingskamer heeft de gemachtigde van verzoekster op
17 november 2014 telefonisch bericht dat de handgeschreven aantekening is overgenomen in de aan verzoeker geadresseerde brief van 31 oktober 2014. Verzoekster heeft tevens medegedeeld dat zij niet ter zitting zal verschijnen en een schriftelijke reactie zal sturen.
Bij faxbericht van 17 oktober 2014 om 17.22 uur heeft verzoekster een schriftelijke reactie ingediend.
Het verzoek tot wraking is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 18 november 2014, waar verzoekster noch de rechter zijn verschenen. Mr. Palmen, gemachtigde van gedaagde in de procedure met zaaknummer 3381011 CV EXPL 14-9508 tussen
verzoekster en [gedaagde] heeft als belanghebbende de zitting bijgewoond.
De wrakingskamer heeft de datum van de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van verzoeker

Verzoekster stelt dat zij tot driemaal toe is benaderd door de gedaagde partij met het verzoek toestemming te verlenen voor een uitstelverzoek. Ondanks dat deze toestemming ontbrak, heeft de rechter wel uitstel verleend voor het indienen van de conclusie van antwoord en dat ook nog op de dag na de rolzitting. Verzoekster stelt dat de rechter deze beslissing heeft genomen in strijd met het rolreglement. Er is van de zijde van gedaagde of van haar gemachtigde geen gemotiveerd verzoek overgelegd, gebaseerd op klemmende redenen of bijzondere omstandigheden. Voorts had dit verzoek op of voor de zitting van 29 oktober 2014 ingediend moeten worden en niet de dag na de zitting.
Omdat er geen enkele rechtsgrond was om het verzoek van de gedaagde partij toe te wijzen en haar alsnog een week de gelegenheid te geven om ondanks de weigering van toestemming van de eisende partij een conclusie van antwoord te laten indienen, heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt en ziet verzoekster reden een wrakingsverzoek in te dienen.

3.Standpunt van de rechter

De rechter zet uiteen dat hij, ondanks dat er geen eenstemmig verzoek tot uitstel lag, toch een week uitstel heeft verleend. Hij stelt dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als rolrechter om van het rolreglement af te wijken.
Dat er geen eenstemmig verzoek lag, betekent niet dat sprake is van strijd met het rolreglement. De rechter betoogt dat hij conform artikel 1.4 van het reglement bevoegd is af te wijken van dit reglement indien dit in het belang is van de goede procesorde of noodzakelijk is voor de instructie van de zaak. Ook wijst hij in dit verband nog op artikel 2.11 van het reglement waarin is vermeld dat de rechter kan terugkomen van een rolbeslissing indien en voor zover de aard van de beslissing zich daartegen niet verzet en de omstandigheden daartoe nopen.

4.De beoordeling

4.1
Wraking is het middel dat partijen ten dienste staat om het hen – onder meer – ingevolge artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens toekomende recht op behandeling van hun zaak door een onpartijdige rechter af te dwingen.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 37, eerste lid Rv bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen.
Van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling en overtuiging van de rechter (partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de – objectief gerechtvaardigde – vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van partijdigheid en de overtuiging van verzoeker weliswaar relevant, maar doorslaggevend is of de twijfel over de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de rechter, door zijn rolbeslissing van 30 oktober 2014 om de wederpartij, de gedaagde in onderliggende zaak, een week uitstel te geven voor het indienen van de conclusie van antwoord de schijn op zich heeft geladen dat hij partijdig is. Daarmee verzet verzoekster zich tegen een zuivere procesbeslissing van de rolrechter.
De wrakingskamer stelt voorop dat het niet aan haar is die beslissing van de rolrechter inhoudelijk te toetsen. Wraking is niet het geëigende middel om onwelgevallige procesbeslissingen terug te draaien; daarvoor zijn de normale rechtsmiddelen aangewezen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan de vrees voor vooringenomenheid slechts objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rolrechter door het verlenen van een week uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven.
Het procesreglement geeft de rechter in artikel 4.1 de bevoegdheid af te wijken van de in het reglement opgenomen bepalingen. De rolrechter heeft aanleiding gevonden in het onderhavige geval van die bevoegdheid gebruik te maken. De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing van de rechter om uitstel te verlenen voor het indienen van de conclusie van antwoord, hoewel niet direct voor de hand liggend, niet zodanig onbegrijpelijk is dat hierdoor blijkt van een vooringenomenheid die het wrakingsverzoek kan doen slagen. De door verzoekster geschetste gang van zaken en haar beleving daarvan, kunnen daaraan niet afdoen.
De wrakingskamer wijst derhalve het verzoek tot wraking af.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking van mr. Henzen van 7 november 2014 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, en mr. F.L.G. Geisel en mr. J.W. Rijksen, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2014.