Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
[naam bestand 1], op de afbeelding staat een geheel naakt meisje die de kennelijke leeftijd heeft tussen de 14 en de 16 jaar oud. Het meisje zit op een bed. Het meisje heeft haar benen gebogen en opgetrokken haar handen voor haar vagina hierdoor is haar blote vagina niet zichtbaar. Haar blote borsten zijn goed zichtbaar in beeld;
[naam bestand 2], op de afbeelding staan twee geheel naakte meisjes die de kennelijke leeftijd hebben tussen de 14 en 16 jaar oud. De beide meisjes staan in een doucheruimte. Een meisje staat schuin tegen een muur aan. Van dit meisje is een blote borst en bil zichtbaar in beeld. Het andere meisje staat met haar rug naar de muur. Van haar is de blote vagina zichtbaar. Zij heeft haar armen gebogen en omhoog voor haar borsten waardoor haar borsten niet zichtbaar zijn;
[naam bestand 3], [naam bestand 4], op de afbeelding staat een meisje die de kennelijke leeftijd heeft tussen de 12 en de 14 jaar oud. Het naakte bovenlichaam van het meisje is zichtbaar. Haar blote borsten zijn goed zichtbaar in beeld;
[naam bestand 5], [naam bestand 6], op de afbeelding staat een meisje die de kennelijke leeftijd heeft tussen de 14 en 16 jaar oud. Het naakte bovenlichaam van het meisje is zichtbaar. Haar blote borsten zijn goed zichtbaar in beeld;;
3.De voorvragen
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan; de officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- is niet gebleken van het bestaan van gronden voor een schorsing van de vervolging.
lost files’betreffen, dit onvoldoende is voor een bewezenverklaring inzake artikel 240b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
‘ich heb zoevuul zin… det wilse gaar neet weite’, ‘hesse auk las van nattigheid beej ut idee??’, ‘Oeehh [minderjarige].. lekkre geile meid.. de maks mich noow wal steeds mier zin.. hihihi’, ‘Ik veul iets greuije..hihihi’en ‘(…)
we goan iers vreeje.. dan proate.. en dan weer vreeje… Veural neet iers proate…’. De volgende zinsneden zijn door [minderjarige] naar verdachte gestuurd: ‘
Heb zin in dich hihi grr’, ‘om dich op te werme en op te winde!’en
‘Ja wat doan we dr aan he lieve naughty [verdachte]! Grrr want you!!’.
lost files’en
‘temporary internet files’. Daargelaten of het voormelde vermoeden van minderjarigheid van de personen op de afbeeldingen correct is, geldt als uitgangspunt dat daarmee niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het opzettelijke bezit als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Dat kan anders zijn indien vastgesteld kan worden dat verdachte beschikte over bijzondere kennis omtrent de tijdelijke mappen of over software waarmee verwijderde bestanden of mappen kunnen worden teruggehaald. Tot die vaststelling komt de rechtbank niet. Daarenboven overweegt de rechtbank dat niet kan worden aangenomen dat de gemiddelde computergebruiker over voldoende kennis van tijdelijke mappen beschikt, dat kan worden aangenomen dat het aantreffen van bepaalde bestanden in de tijdelijke mappen het bezit daarvan impliceert. Nu verdachte heeft verklaard dat wanneer hij een afbeelding zag met daarop iemand die de kennelijke de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, hij deze afbeelding meteen weg klikte, zal verdachte van het onder feit 3. ten laste gelegde worden vrijgesproken.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De oplegging van straf
strafblad’) ten name van de verdachte.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
vrijvan het de onder
3.tenlastegelegde feit;
- verklaart het ten laste gelegde onder 1. en onder 2. bewezen, zoals hierboven onder
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals hierboven onder
- verklaart de verdachte deswege strafbaar;
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
van zes maanden niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter alsnog de tenuitvoerlegging daarvan gelast omdat de verdachte voor het einde van
een proeftijd, welke wordt gesteld op een periode van twee jaren, de algemene voorwaarde dat de verdachtezich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit heeft overtreden;