ECLI:NL:RBLIM:2014:11310

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
C-03-200205 - KG ZA 14-706
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van derdenbeslag onder de koper op de vordering tot betaling van de koopprijs van een onroerende zaak

In deze zaak vorderden Molenparc B.V. en Wing Holding B.V. (hierna gezamenlijk Molenparc c.s.) de opheffing van een conservatoir beslag dat BBOM Buro voor Bouwbegeleiding, Ontwikkeling en Management B.V. en BBOM Holding B.V. (hierna gezamenlijk BBOM c.s.) hadden gelegd op de vordering tot betaling van de koopprijs van onroerende zaken. De achtergrond van de zaak betreft een bodemprocedure waarin BBOM c.s. nakoming vorderde van een koopovereenkomst met betrekking tot het project 'Molenbeek Centrum'. Molenparc c.s. had een deel van de koopprijs voldaan, maar BBOM c.s. vorderde het resterende bedrag. Molenparc c.s. stelde dat BBOM c.s. tekort was geschoten in de overeenkomst en vorderde in reconventie schadevergoeding.

De voorzieningenrechter overwoog dat de opheffing van een conservatoir beslag kan worden bevolen indien er sprake is van ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht of als het beslag onnodig is. Molenparc c.s. stelde dat het beslag vexatoir was en dat BBOM c.s. onrechtmatig handelde door het beslag te handhaven. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van Molenparc c.s. zwaarder woog dan dat van BBOM c.s., omdat het beslag de eigendomsoverdracht blokkeerde en BBOM c.s. geen betaling zou ontvangen uit de koopprijs.

Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter het beslag op te heffen en BBOM c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 24 december 2014 door mr. Y.J.C.A. Roeffen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/200205 / KG ZA 14-706
Vonnis in kort geding van 24 december 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOLENPARC B.V.,
gevestigd te Roermond,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WING HOLDING B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseressen,
advocaat mr. G.J.A. van Dinter,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BBOM BURO VOOR BOUWBEGELEIDING, ONTWIKKELING EN MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Heerlen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BBOM HOLDING B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagden,
advocaat mr. D.E.M.P.J. Reijnart.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Molenparc c.s. genoemd worden en Molenparc B.V. en Wing afzonderlijk.
Gedaangden zullen hierna gezamenlijk BBOM c.s. genoemd worden en BBOM een BBOM Holding afzonderlijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en (nagezonden) producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Molenparc c.s.
  • de pleitnota van BBOM c.s., inclusief producties 1 tot en met 4 die voorafgaande aan de mondelinge behandeling zijn toegezonden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een bodemzaak aanhangig. BBOM c.s. vordert in die zaak nakoming van de op 3 september 2009 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de verkoop van het project “Molenbeek Centrum”. Het project ziet op de ontwikkeling van een locatie gelegen te Sittard. De ontwikkeling van het project is gestart door BBOM en het project is verkocht aan Wing Group B.V. en Molenparc. Partijen zijn overeen gekomen dat Wing Group B.V. de projectvennootschap Molenparc B.V. met daarin het project zal overnemen van BBOM tegen betaling van een bedrag van € 1.800.000,00 exclusief btw. Tot op heden heeft Molenparc c.s. van deze koopprijs een bedrag van € 610.000,00 betaald
(€ 600.000,00 voor de grond en € 10.000,00 voor de aandelen in de vennootschap Molenparc B.V.). BBOM c.s. is derhalve een bodemprocedure gestart en vordert daarin de resterende koopprijs, totaal een bedrag van € 1.416.100,00 inclusief btw. In reconventie stelt Molenparc c.s. zich op het standpunt dat BBOM c.s. toerekenbaar tekort is geschoten omdat de aan Molenparc c.s. overgedragen vennootschap Molenparc B.V. en het project niet voldeed aan de gewekte verwachtingen. Molenparc c.s. stelt daardoor schade te hebben geleden van ongeveer € 6.000.000,00, welke zij in reconventie vordert. Deze bodemprocedure staat thans op de rol van januari 2015 voor vonnis.
2.2.
Ter zekerheid van haar verhaal heeft BBOM c.s. op 12 juni 2013 ten laste van Molenparc B.V. en Wing Group B.V. conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaken gelegen te Sittard en kadastraal bekend gemeente Sittard, sectie B, nummers 5540 (geheel), 5541 (geheel) 5542 (gedeeltelijk), 5543 (gedeeltelijk), 5544 (gedeeltelijk), 4855 (gedeeltelijk) (hierna te noemen: de gronden).
2.3.
Bij vonnis van 12 december 2013 is voornoemd beslag op de gronden door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, locatie Roermond, opgeheven.
2.4.
Ter zekerheid van verhaal heeft BBOM c.s. daarnaast op 8 december 2013 ten laste van Molenparc B.V.
onder meerconservatoir derdenbeslag gelegd onder
mr. Hubertus Emile Cornelius Savelkoul q.q. in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nieuwe Borg Ontwikkeling B.V. (hierna de curator) op alle goederen van Molenparc B.V., zijnde onder meer de vorderingen die Molenparc B.V. op de curator heeft. Molenparc B.V. heeft een vordering op de curator, bestaande uit de betaling van de koopprijs van de gronden, welke volgens de afrekening van de notaris van 19 december 2014 afgerond een totaal bedrag van
€ 540.000,00 inclusief kosten bedraagt.
2.5.
Voorts is in casu het navolgende relevant. Op 7 juli 2010 is op de gronden, tot zekerheid voor betaling van al hetgeen Molenparc aan[X] (hierna te noemen: [X]) in privé en Wing Holding B.V. verschuldigd is of zal worden ten behoeve van [X] en Wing Holding B.V. een hypotheek gevestigd voor een totaalbedrag van
€ 4.320.000,00 inclusief rente en kosten. De vordering van de hypotheekhouders bedraagt thans nog circa € 1.332.000,00.
2.6.
Hoewel de hypotheekhouders de openbare verkoop van de gronden onlangs hadden aangezegd en de executieveiling op 18 december 2014 reeds was gepland heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, locatie Maastricht bij kort geding vonnis van
17 december 2014 het de hypotheekhouders verboden om de gronden openbaar te verkopen op straffe van een dwangsom.
2.7.
Op 11 juni 2011 heeft Molenparc B.V. onder meer voormelde gronden verkocht aan Nieuwe Borg Ontwikkeling B.V. (hierna NBO).
2.8.
Op 30 januari 2012 is ten laste van Molenparc en ten behoeve van [X] en zijn echtgenote een recht van hypotheek gevestigd inclusief rente en kosten voor een bedrag van
€ 945.000,00.
2.9.
NBO heeft de gronden op 21 november 2012 doorverkocht aan Jongen Molenbeek B.V.
2.10.
Op 24 februari 2014 is NBO failliet verklaard met benoeming van mr. Hubertus Emile Cornelius Savelkoul als curator. De curator heeft zich op verzoek van Molenparc B.V. bereid verklaard de koopovereenkomst na te komen waarbij concerngaranties van VolkerWessels Bouw- en Vastgoedontwikkeling B.V. (hierna: VolkerWessels) en Jongen Molenbeek B.V. (hierna: Jongen Molenbeek) als zekerheid werden afgegeven. Later heeft de curator bij brief van 11 september 2014 aangekondigd dat de concerngaranties zou worden verstrekt met een bankgarantie.
2.11.
Bij vonnis van 22 oktober 2013 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, locatie Maastricht, is Molenparc c.s. - kort samengevat - onder meer veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan de eigendomsoverdracht van de gronden aan de curator, waarbij de voorwaarden en bedingen zoals vastgelegd in de conceptleveringsakte als uitgangspunt hebben te dienen tegen betaling door de curator van de koopsom van
€ 514.193,05 inclusief btw, op straffe van een dwangsom.
2.12.
De curator, VolkerWessels en Jongen Molenbeek hebben zich op het standpunt gesteld dat zij geen medewerking kunnen en zullen verlenen aan de eigendomsoverdracht omdat zij de koopsom niet zullen en niet kunnen betalen aan de notaris danwel aan Molenparc B.V., vanwege de blokkerende werking van het beslag dat BBOM c.s. op
8 december 2014 heeft gelegd onder de curator.

3.Het geschil

3.1.
Molenparc c.s. vordert samengevat - na vermindering van eis:
1. opheffing van het op 8 december 2014 gelegde beslag onder de curator op de vordering tot betaling van de koopprijs van de gronden van Molenparc c.s. op de curator en wel tot een bedrag van € 540.000,00 inclusief kosten, zonodig op straffe van een dwangsom,
2. een verbod om derdenbeslag te leggen onder de notaris en/of enige andere (rechts)handeling te verrichten die de eigendomsoverdracht van de gronden verhinderd, op straffe van een dwangsom,
3. BBOM c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
BBOM c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat de voorzieningenrechter inhoudelijk ingaat op de vorderingen overweegt zij dat Molenparc c.s. een dagvaarding heeft ingediend en naderhand nog een ruim 20 cm dik pak producties (waaronder diverse processtukken uit andere procedures, ook weer met producties die op dezelfde manier zijn genummerd als de producties die bij onderhavige dagvaarding horen) heeft toegezonden, zonder dat deze waren geordend met bijvoorbeeld met tabbladen. Hoewel Molenparc c.s. een beroep doet op deze producties, zal de voorzieningenrechter in dit kort geding enkel de uitdrukkelijk tijdens de mondelinge behandeling besproken producties bij haar beoordeling betrekken.
4.2.
Dan komt de voorzieningenrechter thans toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Molenparc c.s. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Het is aan Molenparc c.s. om aannemelijk te maken dat een van voornoemde gronden zich voordoet, waarbij geldt dat de beoordeling niet los kan geschieden van een afweging van de wederzijdse belangen.
4.3.
Molenparc c.s. stelt dat BBOM c.s. de eigendomsoverdracht blokkeert en dat zij daardoor jegens Molenparc B.V. onrechtmatig handelt, dat het beslag vexatoir is, dat het beslag dient te worden opgeheven in het kader van een belangenafweging en dat BBOM c.s. geen vorderingsrecht heeft.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat als niet weersproken vast staat dat de curator de koopprijs niet in handen van de notaris zal stellen vanwege het derdenbeslag, waardoor de eigendomsoverdracht niet kan doorgaan. Nu dit in de risicosfeer van Molenparc c.s. is gelegen zal Molenparc c.s. de dwangsommen tot een maximum van
€ 1.000.000,00 verbeuren. Daardoor heeft Molenparc c.s. in beginsel een gerechtvaardigd belang bij opheffing.
4.5.
Daar tegenover staat dat BBOM c.s. een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het beslag, omdat op voorhand niet onaannemelijk is dat haar vordering in de bodemprocedure succesvol zal zijn. Nu de bodemprocedure in staat van wijzen is, zal de voorzieningenrechter geen uitspraak doen over de door Molenparc c.s. aan haar vordering ten grondslag gelegde ondeugdelijkheid van de vordering van BBOM c.s. en in dat verband haar verrekeningsverweer en de tegenvordering van Molenparc c.s. tot schadevergoeding.
4.6.
De vraag is thans welk belang op dit moment zwaarder dient te wegen. Molenparc c.s. stelt dat de koopprijs geheel dient te worden afgedragen aan de hypotheekhouders en dat BBOM c.s. hoe dan ook, ondanks het beslag, geen geld zal ontvangen. Molenparc c.s. heeft daartoe onder meer een verklaring van de notaris overgelegd. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat op basis van die verklaring voldoende aannemelijk is dat de hypothecaire geldlening de koopprijs overstijgt. Daarmee is voldoende aannemelijk dat er ondanks het beslag niets aan BBOM c.s. zal worden betaald uit de koopprijs, waardoor geconcludeerd kan worden dat BBOM c.s. door het beslag te handhaven misbruik maakt van recht, waardoor het beslag als onrechtmatig kan worden aangemerkt en dient te worden opgeheven. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter verder dat in casu weliswaar sprake is van een vrijwillige verkoop, (de gronden worden niet executoriaal verkocht aan de curator) waardoor op Molenparc c.s. “slechts” een verbintenisrechtelijke verplichting rust om de koopprijs die de curator betaalt af te dragen aan de hypotheekhouders, echter indien Molenparc c.s. dat niet doet kan zij ook niet onbezwaard de gronden aan de curator leveren waardoor de eigendomsoverdracht om die reden niet kan plaatsvinden. Immers, tussen partijen staat als niet weersproken vast dat in de concept akte van levering is opgenomen dat Molenparc c.s. is gehouden de gronden te leveren zonder dat deze bezwaard zijn met onder meer hypotheken. Dat betekent dat de koopprijs, nu deze volgens de notaris lager is dan de hypothecaire geldlening hoe dan ook zal moeten worden afgedragen aan de hypotheekhouders, waardoor BBOM c.s., ondanks het beslag op de vordering tot betaling van de koopprijs, achter het net vist.
4.7.
BBOM c.s. heeft weliswaar gesteld dat van belang is dat in casu niet de bank hypotheekhouder is maar feitelijk [X] zelf (als bestuurder van onder meer Molenparc B.V en bestuurder en enig aandeelhouder van Wing Holding B.V. en de overige aan Molenparc gerelateerde vennootschappen) aan de touwtjes trekt, echter de wet geeft nu eenmaal een bevoorrechte positie aan de hypotheekhouder, waaraan de voorzieningenrechter in dit kort geding niet voorbij kan gaan. Om die reden zal de voorzieningenrechter het verzoek van BBOM c.s. om, in het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat het belang van Molenparc c.s. zwaarder weegt dan het belang van BBOM c.s., te bepalen dat BBOM c.s. het beslag pas dient op te heffen nadat Molenparc c.s. vervangende zekerheid heeft gesteld, afwijzen. Immers, aannemelijk is dat Molenparc c.s. zelf onvoldoende financiële zekerheden kan bieden (aan de bank voor een bankgarantie of rechtstreeks aan BBOM c.s.) anders dan de koopprijs voor de gronden die in beginsel dient te worden afgedragen aan de hypotheekhouders.
4.8.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter het beslag door middel van een constitutief vonnis, zal opheffen zoals gevorderd.
4.9.
Het gevorderde verbod om derdenbeslag te leggen onder de notaris en/of enige andere (rechts)handeling te verrichten die de eigendomsoverdracht van de gronden verhinderd, wordt afgewezen omdat niet op voorhand aannemelijk is dat indien BBOM c.s. weer beslag zou leggen of andere handelingen zou verrichten BBOM c.s. alsdan misbruik van recht maakt. De voorzieningenrechter overweegt dat een beslag onder de notaris de eigendomsoverdracht in beginsel niet verhindert en dat het verzochte verbod voor het overige te weinig specifiek is.
4.10.
BBOM c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Molenparc c.s. worden begroot op:
dagvaarding € 92,60
vast recht € 608,00
salaris advocaat
€ 816,00 +
€ 1.516,60

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het op 8 december 2014 ten laste van Molenparc B.V. onder de curator gelegde beslag op de vordering tot betaling van de koopprijs van de gronden van Molenparc B.V. op de curator, tot een bedrag van € 540.000,00 inclusief kosten,
5.2.
veroordeelt BBOM c.s. hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander is bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van Molenparc c.s. begroot op € 1.516,60,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2014. [1]

Voetnoten

1.type: SS