ECLI:NL:RBLIM:2014:11172

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
03/659005-14, 03/661063-14, 03/216158-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Causaal verband tussen bewezenverklaarde gedraging verdachte en overlijden slachtoffer met veroordeling tot gevangenisstraf en tbs

Op 24 december 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van doodslag, mishandeling en vernieling. De zaak betreft drie parketnummers: 03/659005-14, 03/661063-14 en 03/216158-13. De verdachte heeft op 8 januari 2014 in Roermond het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen met een schaar in de buik, borst en keel gestoken, wat leidde tot haar overlijden op 13 januari 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer, ondanks de verdediging die aanvoerde dat het overlijden het gevolg was van een herseninfarct en niet van de steekwonden. De deskundige B. Kubat heeft verklaard dat de dissecties van de halsslagader, die tot het herseninfarct leidden, waarschijnlijk zijn veroorzaakt door stomp trauma, mogelijk als gevolg van medisch handelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat de dood van het slachtoffer aan hem kan worden toegerekend. De verdachte is ook veroordeeld voor de mishandeling van [slachtoffer 2] en de vernieling van een bril van [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en tbs met dwangverpleging, rekening houdend met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de kosten van de uitvaart van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03/659005-14, 03/661063-14 en 03/216158-13
Parketnummer : 04/850364-12 (tul)
Datum uitspraak : 24 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Stein op [geboortedatum],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 Sittard.
Raadsman is mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 december 2014.
De rechtbank heeft op 10 december 2014 gehoord: de officier van justitie, de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, de deskundige J.L.J. Volders, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Limburg en de deskundige dr. B. Kubat, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
parketnummer 03/659005-14:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2014 tot en met 8 januari 2014
in de gemeente Roermond, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, deze [slachtoffer 1] (meermalen) met één of meerdere
scha(a)r(en), in elk geval met één of meerdere scherpe voorwerp(en), in haar
buik en/of borst en/of keel, in elk geval in haar lichaam gestoken althans
gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2014 tot en met 8 januari 2014 in
de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven
te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg genoemde
[slachtoffer 1] (meermalen) met één of meerdere scha(a)r(en), in elk geval met één
of meerdere scherpe voorwerp(en), in haar buik en/of borst en/of keel, in elk
geval in haar lichaam heeft gestoken althans gesneden, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer: 03/661063-14
hij, op of omstreeks 23 juli 2013, in de gemeente Roermond, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (zijnde een huisgenoot), meermalen althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
parketnummer: 03/216158-13
hij op of omstreeks 10 september 2013 te Roermond opzettelijk en
wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in de zaak met parketnummer 03/659005-14 primair tenlastegelegde doodslag bewezen zal worden verklaard. Zij vordert vrijspraak van de primair tenlastegelegde voorbedachten rade. Blijkens de verklaring van de patholoog ter terechtzitting waren de door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsels zonder behandeling dodelijk. De aanval op het slachtoffer en/of de als gevolg daarvan noodzakelijke behandeling hebben tot de dissecties en uiteindelijk de dood van het slachtoffer geleid. Verdachte is verantwoordelijk voor zowel de aanval als de noodzakelijke behandeling en aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het in de zaken met de parketnummers 03/661063-14 en 03/216158-13 tenlastegelegde zal worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 03/659005-14 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Er is geen wettig en overtuigend bewijs om de voorbedachten rade te bewijzen. Ook is er geen causaal verband tussen het door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel en haar overlijden als gevolg van een groot herseninfarct ten gevolge van herseninklemming. Niet kan worden vastgesteld waardoor dit herseninfarct is veroorzaakt. Uit het deskundigenrapport en de toelichting daarop ter terechtzitting blijkt dat de door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte steekwonden niet hebben bijgedragen aan haar dood. Het als gevolg van de steekwonden noodzakelijk medische handelen kan wel hebben bijgedragen aan haar dood evenals een stomp trauma. De eventuele oorzaken van een stomp trauma (het aan de haren trekken en slaan) zijn echter niet tenlastegelegd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de subsidiair tenlastegelegde poging doodslag niet bewezen kan worden verklaard. Er zou eventueel sprake kunnen zijn geweest van toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar dat is niet tenlastegelegd. In de zaak met parketnummer 03/216158-13 stelt de verdediging dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard en in de zaak met parketnummer 03/661063-14 is er volgens de verdediging onvoldoende overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen
4.3.1.
Parketnummer 03/659005-14:
Primair:
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 10 december 2014, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard [2] :
Het klopt dat ik op 8 januari 2014 in Roermond [slachtoffer 1] met een schaar heb gestoken in de buik en in de borst. Ik kan mij niet herinneren dat ik [slachtoffer 1] meer dan twee keer heb gestoken.
Uit de lijkschouw [3] blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende:
Op 13 januari 2013 heeft een lijkschouw plaats gevonden op [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum so1]). De dood is vastgesteld op 13 januari 2014.
Uit een medische verklaring van dr. Klinkenberg, SEH-arts bij het Laurentius Ziekenhuis Roermond d.d. 23 januari 2014 [4] blijkt dat deze op 9 januari 2014 het volgende letsel heeft waargenomen bij [slachtoffer 1]:
Letsel rechter zijde luchtpijp als gevolg van een steekwond. Open klaplong linker zijde als gevolg van steekwond. Meerdere steekwonden hoofd, hals, borst en buik.
(…)
Ernstig letsel als gevolg van meerdere steekwonden, ten tijde van opvang mogelijk levensbedreigend.
Blijkens het rapport van het pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 17 juni 2014, verricht door dr. B. Kubat, arts en patholoog [5] , blijkt dat bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer 1], het volgende is gebleken:
Er waren zeer veel toegebrachte letsels, deels met ernstige letsels van de inwendige organen waarvoor een grote operatieve ingreep noodzakelijk was.
De deskundige B. Kubat [6] heeft ter terechtzitting d.d. 10 december 2014, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
Op twee plaatsen is sprake geweest van dissectie van de halsslagader. De dissecties hebben geleid tot het ontstaan van bloedstolsel(s), wat heeft geleid tot het herseninfarct op 12 januari 2014. Dit herseninfarct heeft geleid tot inklemming van de hersenen, wat de dood tot gevolg heeft gehad. Dissectie kan worden veroorzaakt door scherp trauma, stomp trauma, of spontaan. Andere oorzaken voor dissectie zijn niet mogelijk. In dit geval zijn de dissecties niet ontstaan door scherp trauma. Er zijn wel steekletsels in het gebied rondom de halsslagader maar de halsslagader zelf is niet geraakt. Spontane dissectie is zeer zeldzaam. Bij het slachtoffer was sprake van atherosclerose passend bij haar leeftijd. Ik heb dat in mijn rapport een ziekelijke afwijking genoemd omdat het niet iets is waarmee men geboren wordt, maar de mate van atherosclerose was in het onderhavige geval niet ongewoon. In geval van atherosclerose is het risico op spontane dissectie het grootst als sprake is van een instabiele plaat. Een instabiele plaat betreft een ontsteking maar daar was in het onderhavige geval geen sprake van. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat de atherosclerotische verandering in dit geval tot de dissecties heeft geleid.
Het is waarschijnlijk dat de dissecties zijn veroorzaakt door een stomp trauma. Stomp trauma kan het gevolg zijn van medisch handelen. Ook kan stomp trauma ontstaan door het overstrekken c.q. verdraaien van het hoofd door bijvoorbeeld het trekken aan de haren of hard slaan tegen het hoofd. Stomp trauma kan tevens het gevolg zijn van directe impact op of in de nabijheid van de halsslagader door bijvoorbeeld een klap tegen de hals of door de impact van steken in de buurt van de halsslagader. Als gevolg van het noodzakelijke medisch handelen zou een stomp trauma kunnen zijn ontstaan. Bijvoorbeeld als gevolg van de haak waarmee de intubatie werd aangebracht of als gevolg van de scopie om inwendig letsel te onderzoeken. Het stomp trauma dat heeft geleid tot de dissecties kan ook al veroorzaakt zijn op 8 januari 2014, gelet op geconstateerde letsels in de nabijheid van het gebied van de halsslagader en het hoofd. Het stomp trauma kan veroorzaakt zijn door het overstrekken of verdraaien van het hoofd door het trekken aan de haren, of het slaan op hals/hoofd, of door de impact van het steken in het gebied van de halsslagader.
De medische conclusie is dat de dissecties zijn veroorzaakt door stomp trauma. Ik kan echter niet aangeven wat de oorzaak van het stomp trauma was (overstrekken/verdraaien van het hoofd, medisch handelen of directe impact op de halsslagader). De oorzaken kunnen elkaar hebben versterkt. Als gevolg van het opgelopen letsel is bloedverlies opgetreden, de longfunctie is verstoord geraakt en de maag was doorboord als gevolg waarvan de maaginhoud in haar buikholte is terecht gekomen. Het medisch handelen was dan ook noodzakelijk. Overledene is geopereerd en aanvankelijk ging het goed met haar. Zonder medisch ingrijpen zou ze aan het veroorzaakte letsel zijn overleden.
Causaliteit:
Verdachte heeft het slachtoffer op 8 januari 2013 met een schaar meermalen in de buik, borst en keel gestoken. Op 13 januari 2013 is het slachtoffer overleden aan de gevolgen van herseninklemming welke inklemming is te herleiden tot dissecties van de halsslagader.
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde door de verdachte verrichte gedraging – het meermalen steken in de buik, borst en keel – en de dood van het slachtoffer, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van die gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend. Indien niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde gedraging in de keten van gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, is voor het redelijkerwijs toerekenen van het gevolg aan (een gedraging van) de verdachte ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een onmisbare schakel
kan hebbengevormd in de gebeurtenissen die tot het gevolg (i.c. de dood) hebben geleid, alsmede dat
ook aannemelijk isdat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die gedraging is veroorzaakt.
Gelet op de verklaring van de deskundige ter terechtzitting kan niet
zonder meerworden vastgesteld dat de bewezenverklaarde gedraging van verdachte (het meermalen steken) in de keten van gebeurtenissen een noodzakelijke factor is geweest voor het intreden van het gevolg. Het gevolg zou immers ook kunnen zijn ingetreden door dissecties in de halsslagader die spontaan zijn opgetreden dan wel zijn opgetreden door stomp trauma als gevolg van een klap tegen de hals dan wel overstrekking c.q. verdraaiing van het hoofd door bijvoorbeeld het trekken aan haren of (hard) slaan tegen het hoofd of de hals.
Op grond van de verklaring van de deskundige kan in ieder geval worden vastgesteld dat het steken in de (borst, buik en) keel een onmisbare schakel
kan hebbengevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van het slachtoffer hebben geleid. Uit de verklaring van de deskundige blijkt immers dat ook door de impact van het steken – in de buurt van de halsslagader – stomp trauma kan zijn veroorzaakt dat tot de dissecties en uiteindelijk herseninklemming en daarmee de dood heeft geleid. Daarnaast blijkt uit die verklaring dat
het stomp trauma ook (tevens) kan zijn veroorzaakt door het medisch handelen dat noodzakelijk was in verband met het opgelopen letsel van het slachtoffer. Dat letsel heeft verdachte toegebracht door het slachtoffer meermalen in de borst, buik en keel te steken.
De rechtbank stelt voorts vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte het slachtoffer zodanig hard tegen het hoofd heeft geslagen dan wel aan de haren heeft getrokken dat daarbij haar hoofd overstrekt/verdraaid is geraakt zodat daaruit stomp trauma aan de halsslagader heeft kunnen ontstaan. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat het stomp trauma en daarmee de dissecties door dergelijke gedragingen zijn ontstaan.
Nu op grond van de verklaring van de deskundige bovendien kan worden aangenomen dat een spontaan ontstane dissectie – op zichzelf al zeer zeldzaam – in dit geval zeer onwaarschijnlijk is, is aannemelijk dat de dood van het slachtoffer met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de bewezenverklaarde gedraging – het steken in borst, buik en keel - en/of het als gevolg daarvan noodzakelijk medisch handelen is veroorzaakt. De dood van het slachtoffer is aldus toe te rekenen aan verdachte. Nu het meermalen met een schaar steken in de borst, buik en keel zozeer is gericht op de dood van het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd. Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Voorbedachten rade:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de in de zaak met parketnummer 03/659005-14 primair tenlastegelegde voorbedachten rade omdat zij, evenals de officier van justitie en de verdediging, van oordeel is dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3.2.
Parketnummer 03/661063-14:
[slachtoffer 2] deed op 25 juli 2013 aangifte en verklaarde, zakelijk weergegeven, als volgt [7] :
Op dinsdag 23 juli 2013 bevond ik mij in mijn woning op de [adres] te Roermond. De woning wordt behalve door mij ook bewoond door [getuige] en [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] op me af kwam en ik zag en voelde dat hij me met zijn tot vuist gebalde rechterhand vol op mijn onderlip sloeg. Ik ondervond flinke pijn van die slag en ik zag dat er een bloedend wondje op mijn onderlip was ontstaan door die slag. U zegt dat ik ook een wondje/bloeduitstorting op mijn linkerwang heb. [verdachte] is die morgen daarna uit onze woning overgeplaatst.
De getuige [getuige] verklaarde op 8 augustus 2013, zakelijk weergegeven, als volgt [8] :
[slachtoffer 2] en [verdachte] zijn ook bewoners van de woning waarin ik woon. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] een keer of drie in zijn gezicht sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] in zijn gezicht bloedde en dat hij wat van een schaafwond had of zoiets. Daarna is [verdachte] uit de woning geplaatst.
4.3.3.
Parketnummer 03/216158-13:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [9] en de aangifte door [slachtoffer 3] [10] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 03/659005-14:
primair:
omstreeks 8 januari 2014 in de gemeente Roermond opzettelijk [slachtoffer 1]
van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte met dat opzet deze [slachtoffer 1] meermalen met een schaar in haar buik en borst en keel gestoken althans
gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
parketnummer: 03/661063-14
op 23 juli 2013 in de gemeente Roermond, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (zijnde een huisgenoot), heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
parketnummer: 03/216158-13
op 10 september 2013 te Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een bril, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. 03/659005-14 primair:
doodslag.
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 03/661063-14:
mishandeling.
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 03/216158-13:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de rapporten van de gedragsdeskundigen.
Het rapport van P.J. Vervoort, psychiater, vermeldt zakelijk weergegeven, het volgende:
Er is sprake van persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline kenmerken en afhankelijkheid van alcohol. Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van bovengenoemde stoornissen. Betrokkene was op dat moment ook onder invloed van alcohol. De ziekelijke stoornis beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat dit daar mede uit verklaard kan worden. In de aanloop naar het plegen van de tenlastegelegde feiten vinden meerdere krenkingen plaats. De persoonlijkheidsstoornis met het kwetsbare zelfbeeld kan wel mede het gebruik van het geweld verklaren. Het alcoholgebruik heeft zeer waarschijnlijk een ontremmende rol gespeeld bij het geweld. Betrokkene kende het gevaar van alcohol omdat hij meerdere negatieve ervaringen met alcohol heeft gehad. De stoornis heeft het tenlastegelegde in enige mate beïnvloed.
De persoonlijkheidsstoornis maakt betrokkene zeer kwetsbaar wanneer hij een intieme relatie aangaat. Er is een voortdurend gevaar van krenking van het fragiele zelfbeeld. De kans is reëel dat bij een nieuwe relatie door betrokkene opnieuw geweld wordt gebruikt als hij zich ernstig gekrenkt voelt. De geschiedenis van het alcoholgebruik laat zien dat betrokkene hiervoor ook zeer gevoelig is. Dit maakt de kans op herhaling zeker op de lange termijn groot. De behandeling zou het best kunnen starten binnen een klinische setting. Rapporteur adviseert terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden. De behandeling zal confronterend zijn voor betrokkene. Frustraties liggen dan op de loer en dan is een stevig kader nodig om betrokkene in behandeling te houden.
Het rapport van T. ’t Hoen, psycholoog, vermeldt zakelijk weergegeven, als volgt:
Er is sprake van alcoholafhankelijkheid en van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderlinetrekken. Ten tijde van het tenlastegelegde was hier sprake van, waarbij betrokkene aangeeft dat hij toen onder invloed was van alcohol. Betrokkene is krenkbaar, voelt zich snel afgewezen of tekort gedaan en toont zich wantrouwend, en wanneer de andere tekort schiet in zijn ogen of hem niet terug geeft wat hij voor zijn gevoel zelf ruimschoots investeert, levert dit sterke gevoelens van woede op. Dit is herhaaldelijk in de relatie met aangeefster gebeurd. De gevoelens van woede die hij op die momenten voelt, splitst hij lange tijd op een narcistische wijze volledig af, wat hij lang kan volhouden. Op een gegeven moment loopt de emmer bij hem over als de spanningen te hoog oplopen en zal hij een gevoel van controleverlies ervaren. Dit leidt tot plotseling en heftig acting out gedrag van lange tijd afgeweerde en opgekropte gevoelens van woede, krenking en frustratie. Het onder invloed verkeren van alcohol zal de remming op zijn impulsen alleen maar verder hebben doen afnemen. Voor het middelengebruik ten tijde van het tenlastegelegde en de gevolgen daarvan kan betrokkene echter grotendeels verantwoordelijk worden gehouden. Alles overziend kan gesteld worden dat betrokkene op het moment van het tenlastegelegde onvoldoende in staat was om zijn gedragsalternatieven op een weloverwogen wijze af te wegen en was hij als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate in staat zijn vrije wil te bepalen, ondanks dat mag worden aangenomen dat hij zich wel degelijk bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn handelen. Onderzoeker adviseert om betrokkene vanuit gedragskundig oogpunt als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op recidive van vergelijkbaar delictgedrag wordt als hoog ingeschat. Gezien de ernst en aard van het tenlastegelegd, de forse doorwerking van de pathologie op het tenlastegelegde feit en het als hoog ingeschatte recidiverisico is een behandeltraject in het kader van een TBS-maatregel te rechtvaardigen. Gezien de uitgesproken bereidheid en motivatie om een klinische behandeling aan te gaan acht onderzoeker een TBS met voorwaarden een voldoende zwaar kader.
De rechtbank volgt de rapportages van de deskundigen wat betreft de vastgestelde stoornis en het recidivegevaar alsmede de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is; de rechtbank maakt deze vaststellingen en deze conclusie tot de hare.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

7.De oplegging van straf en maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren met aftrek. Voorts heeft zij terzake van de doodslag TBS met verpleging van overheidswege gevorderd. Daartoe heeft zij verwezen naar de rapportages van de psycholoog en psychiater, waaruit blijkt dat TBS noodzakelijk is. Voorts heeft zij aangevoerd dat verdachte in het verleden reeds vele malen wegens geweldsdelicten met justitie in aanraking is geweest en dat hulp van gedragswetenschappers en reclassering tot nu toe niets heeft opgeleverd. Gelet daarop ontbreekt bij de officier van justitie het vertrouwen dat TBS met voorwaarden een voldoende dwingend kader biedt om recidive te voorkomen. Om te kunnen voorkomen dat verdachte recidiveert is behandeling met een maximaal beveiligingskader nodig. Gelet op deze omstandigheden is de officier van justitie van mening dat TBS met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om, gelet op hetgeen zij bewezen acht, oplegging van een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan geëist. De verdediging verzet zich tegen de gevorderde oplegging van TBS met dwangverpleging. Zij kan zich vinden in oplegging van TBS met voorwaarden zoals door de deskundigen geadviseerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, terwijl hij in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens mishandeling van zijn vriendin, schuldig gemaakt aan doodslag jegens haar. Hij heeft meermalen met een schaar op haar ingestoken. Vervolgens heeft hij haar badend in het bloed voor dood achtergelaten maar niet nadat hij de tas met persoonlijke spullen van het slachtoffer en zijn bier meenam. Vervolgens is hij naar de Maas gegaan waar hij, nadat hij de tas van het slachtoffer in het water heeft gegooid, dat bier is gaan opdrinken om tenslotte naar zijn kamer te gaan en te gaan slapen. Nadat hij het slachtoffer hulpeloos en voor dood heeft achtergelaten heeft hij zich op geen enkele wijze om haar bekommerd en heeft hij aldus geen (medische) hulp ingeschakeld.
Verdachte heeft het slachtoffer haar leven en toekomst op brute wijze ontnomen. Het benemen van iemands leven is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het hoogte rechtsgoed, het recht op leven. Het slachtoffer moet doodsangsten hebben uitgestaan, pijn hebben geleden en heeft moeten vechten voor haar leven. Zij heeft een grote operatie moeten ondergaan en op de intensive care gelegen om uiteindelijk te overlijden. Aan de nabestaanden is door het wegvallen van het slachtoffer bijzonder veel leed berokkend, zoals ook gebleken is uit de slachtofferverklaringen van haar zoon en zus.
Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte een huisgenoot heeft mishandeld en een bril van een medewerker van Moveoo heeft vernield. Het slachtoffer van de mishandeling heeft als gevolg daarvan pijn ondervonden en letsel opgelopen. Door het vernielen van de bril heeft verdachte overlast bezorgd.
Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 november 2014 is verdachte reeds vele malen eerder onherroepelijk ter zake van onder meer (huiselijk) geweld veroordeeld.
Als omstandigheid die strafverminderd werkt heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte terzake de doodslag verminderd toerekeningsvatbaar is.
Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval de maatregel van TBS moet worden opgelegd heeft de rechtbank in aanmerking genomen de inhoud van de rapporten van de gedragsdeskundigen zoals hierboven onder 6 is omschreven; op grond daarvan acht de rechtbank een TBS noodzakelijk nu bij verdachte tijdens de bewezen verklaarde doodslag een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane doodslag een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist. Daarbij overweegt de rechtbank dat de maatregel van TBS zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Met betrekking tot de vraag of aan verdachte een TBS met dwangverpleging dient te worden opgelegd dan wel volstaan kan worden met een TBS met voorwaarden, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in het (recente) verleden opgenomen is geweest in (verslavings-)klinieken en (ambulante) behandelingen heeft ondergaan maar dat die opnames en behandelingen tot op heden slechts tijdelijk effect hebben gehad. Verdachte valt elke keer weer terug in vergelijkbaar probleemgedrag en gewelddadig handelen met als triest dieptepunt de doodslag op zijn vriendin. De kans op herhaling is hoog en tot op heden is gebleken dat verdachte zich niet erg betrouwbaar toont en manipulatief is gebleken ten aanzien van het nakomen van voorwaarden. Bovendien heeft de rechtbank uit de houding van verdachte ter terechtzitting niet de indruk gekregen dat hij is doordrongen van de noodzaak voor een (intensieve) behandeling van zijn onderliggende problematiek en evenmin dat hij echt gemotiveerd is om zijn probleemgedrag en daaruit voortvloeiende agressie aan te pakken.
Uit het vorenstaande komt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam naar voren dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een bevel tot TBS met verpleging van overheidswege eisen. Een TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van het rechtbank, gelet op de wijze waarop deze pleegt te worden ingericht, onvoldoende kader om de hier in het geding zijnde veiligheid te waarborgen. Daaraan doet niet af dat de deskundigen tot het (overigens slechts summier gemotiveerde) advies komen om TBS met voorwaarden op te leggen waarbij de rechtbank bovendien opmerkt dat de maatregel van TBS met voorwaarden ingevolge artikel 38, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht slechts kan worden opgelegd in combinatie met een vrijheidsstraf van ten hoogste vijf jaren en dat met een dergelijke vrijheidsstraf naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden volstaan. Daarom zal de rechtbank, anders dan bepleit door de verdediging, het tot TBS met voorwaarden strekkende advies van de gedragsdeskundigen niet volgen en bevelen dat de ter beschikking te stellen verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval een langdurige gevangenisstraf passend is. Nu de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en de rechtbank de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege zal opleggen, acht de rechtbank – daarbij betrokken het eveneens vrijheidsbenemende karakter van die maatregel – een gevangenisstraf van 8 jaren aangewezen.

8.De benadeelde partijen

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij
[benadeelde]vordert vergoeding van een bedrag van in totaal
€ 5.423,45 wegens kosten die door haar zijn gemaakt in verband met het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Het gaat daarbij om de kosten van de uitvaart en reis- en verblijfkosten in het kader van afscheid en uitvaart. Verder verzoekt zij vergoeding van de reiskosten in verband met de strafzaak ter hoogte van € 274,40. In totaal vordert zij derhalve € 5.697,85 alsmede wettelijke rente, terzake van het onder parketnummer 03/659005-14 (primair en subsidiair) tenlastegelegde.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]vordert een schadevergoeding van € 315,00 terzake van het onder parketnummer 03/216158-13 tenlastegelegde.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer 3] en vordert dat aan de verdachte telkens de verplichting als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft –in geval van bewezenverklaring – de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet betwist. Wel heeft de verdediging primair aangevoerd dat doodslag niet bewezen kan worden en daarom verdachte ook niet aansprakelijk kan zijn voor de schade waarvan de benadeelde partij schadevergoeding vordert. De verdediging betwist de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] nu de benadeelde partij schadeloos is gesteld door zijn werkgever en hij derhalve geen schade heeft geleden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [benadeelde]
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder parketnummer 03/659005-14 tenlastegelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De benadeelde partij is de zus van het slachtoffer [slachtoffer 1] en heeft zich als drager van de kosten van lijkbezorging ex artikel 6:108, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek als benadeelde partij gevoegd. Ingevolge het bepaalde in artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering kan zij derhalve aanspraak maken op de kosten die in verband met de lijkbezorging van haar zus te haren laste zijn gekomen, voor zover die kosten in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. De gevorderde kosten voor verblijf en afscheid hangen zo zeer samen met de lijkbezorging dat deze eveneens voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de reiskosten die [benadeelde] heeft gemaakt in het kader van de strafzaak waarin zij zich heeft gevoegd en die door de verdediging niet worden bestreden zijn voor toewijzing vatbaar. Gelet op het bovenstaande, het feit dat de vordering inhoudelijk niet is betwist en de gestelde schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], met inbegrip van de gevorderde wettelijke rente, worden toegewezen. Nu de benadeelde partij zich niet heeft uitgelaten over de ingangsdatum van de wettelijke rente, terwijl die per schadepost kan verschillen, zal de ingangsdatum worden gesteld op de datum waarop het voegingsformulier door het parket is ontvangen, te weten 1 december 2014. Verdachte zal veroordeeld worden in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd, een bedrag van
€ 5.697,85, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 63 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf
1 december 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Vordering [slachtoffer 3]
Nu de benadeelde partij de schade als gevolg daarvan reeds vergoed heeft gekregen door zijn werkgever heeft de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het bewezen geachte geen schade geleden. Dat zijn werkgever door vergoeding van de schade aan [slachtoffer 3] mogelijk een regresvordering op verdachte heeft verkregen, kan niet worden meegewogen, nu een dergelijke vordering alleen door de werkgever kan worden ingesteld en het strafproces daarvoor geen ruimte biedt. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij derhalve afwijzen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Op 3 april 2014 heeft de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend ter griffie van deze rechtbank, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Roermond van 23 september 2013 in de zaak met parketnummer 04/850364-12 aan de veroordeelde opgelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging toewijsbaar is.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De proeftijd is ingegaan op 8 oktober 2013. Nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03/659005-14 zal de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toewijzen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 57, 63, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder de parketnummers 03/659005-14 primair, 03/661063-14 en 03/216158-13 tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4. is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2. is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van acht jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel:
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]voor een bedrag van
€ 5.697,85;
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde], te betalen een bedrag van € 5.697,85, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 5.697,85, subsidiair 63 dagen hechtenis, ten behoeve van de nabestaande
[slachtoffer 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de nabestaande niet opheft;
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.697,85, ten behoeve van voornoemde nabestaande daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] tevens in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van dat deel van de bij vonnis van de rechtbank te Roermond d.d. 23 september 2013, parketnummer 04/850364-12 opgelegde gevangenisstraf van twee maanden, ten aanzien waarvan was bepaald dat dit voorwaardelijk niet ten uitvoer zou worden gelegd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.T.G. Steeghs, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. P.M.S. Dijks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. B. Lenssen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 december 2014.
Mr. C.B. Lenssen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Parketnummer 03/659005-14:
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 december 2014.
3.Een geschrift, zijnde het verslag van de lijkschouw verricht door L.H.J van Hooren d.d. 13 januari 2014, pagina’s 384-388.
4.Een geschrift, zijnde een medische verklaring van de GGD Limburg-Noord d.d. 23 januari 2014, doorgenummerde pagina 262.
5.Een geschrift, zijnde een rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” opgemaakt op 17 juni 2014 door dr. B. Kubat.
6.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 10 december 2014.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 juli 2013.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2013.
9.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 10 december 2014.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2013, doorgenummerde pagina 003.