ECLI:NL:RBLIM:2014:11171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
03/700418-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en twee pogingen tot diefstal; medeplegen; oplegging ISD-maatregel

Op 16 december 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij woninginbraken en pogingen tot diefstal. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.D.M. Schepers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 28 oktober en 2 december 2014. De tenlastelegging omvatte vier feiten: de inbraak in een woning, twee pogingen tot inbraak in een schuur en een auto, en diefstal van een fiets. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen deze feiten had gepleegd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de derde tenlastelegging wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de eerste twee feiten, waarbij de verdachte was betrokken bij de inbraak en de poging tot inbraak. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, aangiftes en sporenonderzoek. De verdachte werd vrijgesproken van de derde tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de fiets had gestolen. Voor de vierde tenlastelegging, de poging tot diefstal uit een auto, oordeelde de rechtbank dat er sprake was van medeplegen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn criminele verleden en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte dringend behandeling en begeleiding nodig had om zijn criminele gedrag te doorbreken. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraak, in het gelijk gesteld en werd een schadevergoeding toegewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge aanpak van recidivisten in het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700418-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. K.D.M. Schepers, advocaat te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 28 oktober 2014 en 2 december 2014, waarbij tijdens de laatste zitting de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] te Schinnen;
Feit 2:samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd in te breken in een schuur behorende bij de woning aan de [adres] te Schinnen;
Feit 3:samen met (een) ander(en) een fiets uit een schuur heeft gestolen;
Feit 4:samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd goederen en/of geld uit een auto te stelen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden. Hij heeft daartoe ten aanzien van de feiten 1 en 2 het volgende aangevoerd. De bewoonster van de woning aan de [adres] te Schinnen heeft twee keer aangifte gedaan. In de woning zijn braaksporen aangetroffen die blijkens onderzoek zijn veroorzaakt door een schroevendraaier die in de door verdachte geleende auto is aangetroffen. Die auto is zowel na de eerste aangifte als na de tweede aangifte (die beide in dezelfde nacht zijn gedaan) gezien in de directe nabijheid van de woning. Bovendien is verdachte vlak na de tweede aangifte in de buurt aangehouden onder verdachte omstandigheden. Verbalisanten herkennen hem dan als de man die ze eerder die nacht bij de woning hebben gezien. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat uit de aangifte, de getuigenverklaringen, de aanhouding van verdachte in de Caddy en het aantreffen van de glassplinters in de rugzak van de verdachte, die waarschijnlijk afkomstig zijn van de stukgeslagen autoruit, voldoende blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit de betreffende auto. Ten aanzien van het derde tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft zij vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft zij eveneens vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar op de plaats delict was, maar dat was samen met iemand anders. Die andere persoon was degene die de autoruit heeft stukgeslagen en daarna in de auto heeft geleund. Verdachte wist van te voren hier niets van en heeft zelf ook geen uitvoeringshandelingen verricht. Door de getuige is gemeld dat het leek alsof de verdachte op de uitkijk stond. Er is dan ook onvoldoende bewijs voor medeplegen door de verdachte. De aangever en de getuige hebben niets verklaard over een rugzak, dus waarschijnlijk had verdachte die op dat moment niet bij zich. Een verklaring voor de glasscherven in deze rugzak zou kunnen zijn dat die andere persoon (na de ruit te hebben ingeslagen) zijn handschoenen heeft uitgedaan en dat zo het glas in de rugzak terecht is gekomen. Daarnaast is niet onomstotelijk vast komen te staan dat het glas in de rugzak daadwerkelijk afkomstig was van de stukgeslagen autoruit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2 [1]
Op 16 juli 2014 heeft [benadeelde] aangifte [2] gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres] te Puth. Zij heeft verklaard dat zij die nacht omstreeks 1:30 uur alleen in haar woning was toen zij gestommel hoorde en stemmen van minimaal twee personen. Nadat de politie is gearriveerd blijkt dat de achterdeur naar de kelder is opengebroken, gevolgd door een deur naar het woongedeelte. Uit de hal waren enkele sleutels ontvreemd. De verbalisanten hebben gerelateerd dat er braakschade aan een kelderdeur is, dat de gehele kelderverdieping is doorzocht en dat er meerdere deuren zijn opengebroken. Ook de sloten van de toegangsdeuren van de paardenstallen (schuur) zijn geforceerd. Tevens zijn er goederen (o.a. gereedschappen) klaargezet in een kruiwagen om meegenomen te worden. Deze goederen zijn door de verbalisanten teruggeplaatst in de schuur, die opnieuw is afgesloten. [3] Een verbalisant gaat in de buurt van de woning rondkijken en ziet ter hoogte van een grasveld, dat grenst aan de achtertuin van de betreffende woning, een zwarte personenauto van het merk Toyota, type Celica, staan voorzien van het kenteken [nummer]. [4]
Omstreeks 5:10 uur diezelfde nacht krijgt de politie wederom een melding dat er in de woning aan de [adres] te Puth op de alarmknop is gedrukt. In de tuin van de woning zien verbalisanten twee mannen met een kruiwagen lopen, die wegrennen als zij de verbalisanten zien. De toegangsdeur aan de achterzijde van de schuur is opnieuw opengebroken, terwijl deze eerder die nacht door de verbalisanten deugdelijk was afgesloten. De goederen zijn opnieuw klaargezet in twee kruiwagens. [5] [benadeelde] heeft vervolgens wederom aangifte gedaan, nu van poging tot inbraak. [6] Ter plaatse gaande verbalisanten horen via de mobilofoon dat twee verdachten wegrennen. Eén van die verbalisanten ziet dan 20 meter bij hem vandaan een persoon tussen woningen uit komen rennen. Als die persoon in zijn richting kijkt, begint hij te wandelen. De man, zijnde verdachte, wordt aangehouden. Hij is dan hevig bezweet, heeft een versnelde ademhaling en voelt warm en nat aan. Tussen de woningen waar verdachte uit kwam gerend is geen steeg, maar zijn enkel tuinen. [7] De verbalisanten die in de tuin de twee dieven met de kruiwagen betrapten herkennen verdachte als de persoon die zij even daarvoor in de tuin achter de kruiwagen hebben zien lopen. [8]
In de directe omgeving van de woning is (wederom) de hiervoor genoemde zwarte personenauto merk Toyota, type Celica, voorzien van het kenteken [nummer] aangetroffen. Deze keer stond de Toyota met de voorzijde in de andere richting dus er is kennelijk in de tussentijd mee gereden. Op de achterbank van deze auto staat duidelijk zichtbaar een zwarte tas met daarin diverse inbrekerswerktuigen. Het weiland waarbij de auto geparkeerd staat, grenst aan het perceel van de [adres]. [9] In deze auto zijn sleutels aangetroffen die aangeefster [benadeelde] herkent als haar eigendom. [10] De aangetroffen inbrekerswerktuigen zijn veiliggesteld ten behoeve van een werktuigsporenonderzoek. Eén van de schroevendraaiers is beschadigd, in die zin dat de vouw ontbreekt. In de sponning van de kluis in de woning van [benadeelde] is een afgebroken vouw van een schroevendraaier gevonden. [11] Het vergelijkend werktuigsporenonderzoek wijst uit dat de in de sponning van de kluis aangetroffen vouw behoort bij de in de auto aangetroffen schroevendraaier. Tevens zijn andere werktuigsporen in de woning veroorzaakt met deze schroevendraaier. [12]
De Toyota Celica blijkt op naam te staan van [getuige]. Zij geeft verklaard dat verdachte op 15 juli 2014 omstreeks 23:30 uur haar auto heeft geleend. [13]
Verdachte heeft ter zake geen verklaring afgelegd.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Na de tweede melding van aangeefster [benadeelde] omstreeks 5:10 uur zien de verbalisanten die ter plaatse gaan twee mannen in de tuin van de woning van [benadeelde] lopen met een kruiwagen, met hierin spullen uit de schuur van [benadeelde]. De mannen zetten het vervolgens op een lopen en even later wordt in de directe nabijheid van de woning de verdachte aangehouden, die door de verbalisanten herkend wordt als één van de mannen die zij in de tuin van de woning zagen lopen. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat het verdachte was die rond 05.00 uur heeft geprobeerd om samen met een ander bij [benadeelde] in te breken. Was verdachte echter ook betrokken bij de eerste inbraak?
Kort na de eerste inbraak is in de omgeving van de woning een auto aangetroffen. Daarvan is later vastgesteld dat die auto kort voor deze inbraak door de eigenaar aan verdachte was uitgeleend. In die auto zijn later, naast inbrekerswerktuigen, sleutels aangetroffen die ten tijde van de eerste inbraak zijn buitgemaakt. Bovendien is één van de schroevendraaiers die in de auto werd aangetroffen gebruikt bij de eerste inbraak. Daarmee staat vast dat de dieven met deze auto naar de plaats van de eerste inbraak zijn gereden en daar later gestolen spullen en gebruikt inbrekerswerktuig in hebben gelegd. Blijft de vraag of verdachte daar dan bij was.
In dat verband acht de rechtbank van belang dat verdachte de persoon is die de auto heeft geleend vlak voor de eerste inbraak. Tijdens die eerdere inbraak heeft de aangeefster gestommel in haar woning gehoord en de stemmen van twee personen. Later die avond waren er wederom twee dieven bij haar woning en deze keer is verdachte aangehouden. De tweede keer willen de dieven dezelfde spullen meenemen die zij de eerste keer ook al klaar hadden gezet. Verdachte heeft geen verklaring gegeven met betrekking tot het gebruik van de auto door een andere persoon terwijl onder de gegeven omstandigheden van verdachte een dergelijke verklaring wel verwacht mocht worden. Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank er van uit dat verdachte ook bij de eerste inbraak betrokken is geweest en hij deze samen met een ander heeft gepleegd.
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te kunnen komen ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde diefstal. Zij zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 4 [14]
Op 7 maart 2014 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan van poging tot diefstal van, of uit, haar auto, die geparkeerd stond voor haar woning aan het [adres 2] te Brunssum. Zij heeft verklaard dat zij die nacht omstreeks 1:30 uur schuifgeluiden hoorde en een knal. Toen zij naar buiten keek zag ze twee mannen naar een donkerkleurige bestelauto lopen en daarmee wegrijden. Even later zag zij dat die bestelauto stapvoets voor haar woning langs reed. Na 112 gebeld te hebben zag zij de auto weer in de straat staan, werd er met groot licht geknipperd en reed de auto weer weg. Na een tijdje zag zij die bestelauto weer rijden, maar dit keer gevolgd door een onopvallende en een opvallende politieauto. Toen zij buiten ging kijken zag zij dat de ruit van het rechter voorportier van haar auto eruit was geslagen. [15]
De buurvrouw van aangeefster, [getuige 2], is als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij omstreeks 1:15 uur mannenstemmen hoorde, gevolgd door een harde klap, alsof er iets werd ingegooid of ingeslagen. Vanuit haar slaapkamerraam zag zij dat twee mannen wegliepen, in een donkere Volkswagen Caddy stapten en wegreden. Kort daarna kwam dezelfde auto weer het plein op gereden en parkeerde daar met de lampen aan. De twee mannen die zij eerder ook al had gezien stapten uit en liepen in de richting van de auto van de buurvrouw. Toen zij enkele meters van die auto verwijderd waren liepen ze terug naar de VW Caddy en reden weg. Even later hoorde zij weer mannenstemmen en zag ze dat wederom dezelfde twee mannen nogmaals naar de auto van de buurvrouw liepen. Zij keken de hele tijd om zich heen. Eén van de mannen, de jongste, leunde op de auto en ging er aan de passagierszijde met zijn hele lichaam in. De andere, wat oudere, man was de wacht aan het houden. Hij liep rond en keek op zich heen. Vervolgens liepen zij samen weg. De getuige zag dezelfde VW Caddy die zij eerder had gezien vervolgens rijden, gevolgd door een onopvallende en een opvallende politieauto. [16]
Na een korte achtervolging wordt de VW Caddy door een onopvallende en een opvallende politieauto klemgereden. De bestuurder van de auto weet te ontkomen. De bijrijder wordt aangehouden. Dit betreft de verdachte. Hij draagt een rugzak bij zich waarin inbrekerswerktuigen worden aangetroffen. [17] Verdachte heeft geen verklaring af willen leggen.
De rechtbank acht, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 7 maart 2014, samen met een ander, heeft geprobeerd om in te breken in een personenauto. Zij overweegt daartoe dat zowel de aangeefster als de getuige [getuige 2] tot drie keer toe twee mannen in een Volkswagen Caddy zien en dat deze mannen zich alle drie de keren bij de auto van aangeefster ophouden. De eerste keer dat de mannen bij de auto gezien worden horen zowel aangeefster als de getuige een klap. De derde keer gaat één van de mannen met zijn gehele bovenlichaam in de auto - waarvan naderhand een ruit kapot geslagen blijkt te zijn - en de ander houdt de wacht, aldus de getuige [getuige 2]. De rechtbank leidt uit dit alles af dat is gepoogd in te breken in de auto van aangeefster en dat twee mannen hiertoe tot drie keer toe samen in een auto naar de auto van aangeefster zijn gereden, waarbij de laatste keer gepoogd is de klus af te maken doordat één van de twee mannen in de auto is gaan hangen. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat er sprake is van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de beide mannen dat sprake is van medeplegen. Dat verdachte één van deze twee mannen is geweest blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat de verdachte de bijrijder is van de VW Caddy die zowel aangeefster als de getuige tot drie maal toe hebben gezien en die vervolgens wordt achtervolgd door een onopvallende en een opvallende politieauto.
Daarbij komt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de VW Caddy en zijn betrokkenheid bij het misdrijf, terwijl dat in deze situatie wel van hem verlangd kan worden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 16 juli 2014, in de gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] (nummer 75) heeft weggenomen vier sleutels van die woning toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, welk feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
2.
op 16 juli 2014 in de gemeente Schinnen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur (behorende tot een woning gelegen aan de [adres]) weg te nemen een (grote) hoeveelheid gereedschappen, in elk geval goederen van hun gading toebehorende aan [benadeelde] en zich daarbij de toegang tot die schuur te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak,
- zich met zijn mededader naar voornoemde schuur heeft begeven, en vervolgens
- met zijn mededader met voornoemd oogmerk een deur van die schuur heeft opengebroken, althans geforceerd, en vervolgens
- een kruiwagen heeft volgeladen met goederen van zijn gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 7 maart 2014 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Volkswagen Polo kenteken [nummer 2]) weg te nemen geld en/of goed(eren) van hun gading toebehorende aan [benadeelde 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen en die weg te nemen goederen van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van braak, door met zijn mededader een ruit van voornoemde personenauto te breken en vervolgens met zijn hele bovenlichaam die personenauto in te gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de verdachte is door [CC], klinisch psycholoog, een onderzoek naar de geestesvermogens van verdachte ingesteld. Van dit onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport opgemaakt, gedateerd 15 oktober 2014. Dit rapport vermeldt als conclusie dat bij onderzochte ten tijde van het plegen van de aan hem ten laste gelegde feiten sprake was van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Vanwege de ontkennende houding van betrokkene kan de vraag welke conclusie met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid te geven is niet beantwoord worden.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, met de in het rapport gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of de ISD-maatregel in voorwaardelijke zin. Gelet op de verslechterde gezondheidstoestand van de verdachte en zijn veranderde coöperatieve houding is het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet aan de orde. Bij een voorwaardelijke straf krijgt de verdachte de kans om aan te tonen dat hij dit keer wel een andere wending aan zijn leven wil geven.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is bij justitie bekend als een veelpleger. Dit blijkt ook uit het uitgebreide strafblad van verdachte. Verdachte is diverse malen veroordeeld tot gevangenisstraffen en in 2008 tot een voorwaardelijke ISD-maatregel. Al deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu heeft verdachte een woninginbraak gepleegd en heeft hij geprobeerd om in een schuur en in een auto in te breken.
Door de officier van justitie is oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. De rechtbank kan tot oplegging van deze maatregel overgaan indien is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 38m, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het gestelde in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank dat:
  • verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak en twee keer poging tot diefstal met braak en dat dit misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 6 november 2014 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige feiten minstens drie keer eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens een misdrijf en daarbij een gevangenisstraf heeft gekregen;
  • de bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van de bovengenoemde straffen.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt.
De reclassering schat in haar advies van 14 oktober 2014 het recidiverisico in als hoog. Verder blijkt uit dit advies dat verdachte op de meeste leefgebieden ernstige problemen heeft. Verdachte heeft immers geen werk, heeft kennelijk een slechte financiële situatie, heeft een geschiedenis van antisociale gedragingen en beschikt over beperkte sociale vaardigheden. In tegenstelling tot het verleden lijkt verdachte nu wel bereid te zijn om mee te werken met reclasseringstoezicht. Het is echter de vraag in hoeverre hij intrinsiek gemotiveerd is voor begeleiding/behandeling. Zijn bereidheid lijkt meer voort te komen uit de dreiging van de ISD-maatregel, aldus de rapporteur. In het verleden had verdachte een negatieve houding ten aanzien van hulpverlening en begeleiding. De reclassering ondersteunt de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel, mits zijn gezondheidstoestand dat toelaat.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij wil meewerken aan een reclasseringstoezicht. Hij wil dit echter niet via een ISD-maatregel, omdat zijn gezondheidstoestand is verslechterd en hij dan zijn woning zal kwijtraken.
De rechtbank is, mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, van oordeel dat verdachte dringend behandeling en begeleiding nodig heeft om aan zijn problemen te werken om zo de negatieve spiraal waarin hij terecht is gekomen te doorbreken. Niet alleen voor hem zelf, maar tevens voor de maatschappij, die hinder en overlast ondervindt van het voortdurende criminele gedrag van verdachte. Rest de vraag binnen welk kader de rechtbank deze behandeling en begeleiding aan verdachte moet opleggen.
De rechtbank overweegt dat de proceshouding van verdachte – namelijk die van een ontkennende verdachte – niet past bij die van iemand die schoon schip wilt maken en een andere wending aan zijn leven wilt geven. Mede gelet op de eerdere negatieve houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening en begeleiding, het feit dat hij in het verleden iedere medewerking aan een reclasseringstoezicht heeft geweigerd, alsmede het gegeven dat in 2008 al een voorwaardelijke ISD-maatregel aan hem is opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de onvoorwaardelijke ISD-maatregel de meest geëigende weg is om de begeleiding en behandeling van verdachte vorm te geven. Het betreft hier immers een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, die niet alleen voortzetting van het criminele gedragspatroon onmogelijk maakt, maar tevens een behandeling mogelijk maakt voor diegenen die hiertoe gemotiveerd zijn.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bepalen van de duur van de maatregel geen rekening moet worden gehouden met de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Zij overweegt daartoe dat deelname aan het gehele traject gedurende een periode van twee jaar een noodzakelijke voorwaarde is om de gewenste resocialisatie van verdachte in de maatschappij te kunnen bewerkstelligen.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 464,86 ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, bestaande uit € 114,86 materiële schade en
€ 350,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank oordeelt dat, nu de raadsvrouw de vordering niet heeft betwist, de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2014. Om te bevorderen dat het toegekende bedrag door verdachte wordt betaald, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.Het beslag

In beslag genomen zijn een lamp (nr. 9) en meerdere sleutels (nrs. 10, 11, 12, 14 en 15).
De officier van justitie heeft gevorderd deze voorwerpen terug te geven aan de rechtmatige eigenaren.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat niet duidelijk uit het dossier naar voren komt aan wie de verschillende voorwerpen toebehoren. Zij zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36f, 38m, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaar;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen lamp (nr. 9) en sleutels (nrs. 10, 11, 12, 14 en 15);
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde] vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2014, in de gemeente Schinnen, in elk in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] (nummer 75) heeft weggenomen vier, in elk geval een of meer sleutels van die woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welk feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd;
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2014 in de gemeente Schinnen, in elk geval in het arrondissement Limburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur (behorende tot een woning gelegen aan de [adres]) weg te nemen een (grote) hoeveelheid gereedschappen, in elk geval goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die schuur te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- zich, met een of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde schuur heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens)
- met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met voornoemd oogmerk een deur van die schuur heeft/hebben opengebroken, althans geforceerd, en/of (vervolgens)
- een kruiwagen heeft/hebben volgeladen met goederen van zijn/hun gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2014 in de gemeente Schinnen, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit uit een schuur (gelegen in de achtertuin van een woning aan de [adres 3]) heeft weggenomen een (wielren)fiets (merk: Track, type:7500, kleur:blauw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 7 maart 2014 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (Volkswagen Polo kenteken [nummer 2]) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een ruit van voornoemde personenauto te breken/verbreken en/of (vervolgens) met zijn hele (boven)lichaam die personenauto in te gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700418-14
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 16 december 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 2 december 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw is mr. K.D.M. Schepers, advocaat te Sittard.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, Woninginbrakenteam Zuid/West, met proces-verbaalnummer 2014077050, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 188 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [benadeelde], pagina 130-131.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 86-87.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 157-158.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 144-145.
6.Het proces-verbaal aangifte [benadeelde], pagina 162.
7.Het proces-verbaal aanhouding [verdachte], pagina 27-28.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 94.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 145.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 74.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek, dat geen deel uitmaakt van de doornummering.
12.Het proces-verbaal Werktuigsporenonderzoek, dat geen deel uitmaakt van de doornummering.
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pagina 141.
14.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, leiding district Kerkrade, leiding basiseenheid Landgraaf, met registratienummer PL2425-2014026158, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 56 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
15.Het proces-verbaal aangifte [benadeelde 2], pagina 5.
16.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 13-14.
17.Het proces-verbaal van aanhouding, pagina 16.