Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van ABN-AMRO.
2.De feiten
3.Het geschil
- ABN-AMRO handelt met de aangekondigde executie onrechtmatig tegenover hem;
- in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang van ABN-AMRO en zijn belang had ABN-AMRO in redelijkheid niet tot uitoefening van haar executiebevoegdheid kunnen komen;
- ABN-AMRO heeft geen bevoegdheid om tot executie op grond van de hypotheekakte over te gaan, nu Fortis Bank Nederland de hypotheekhoudster is gebleven, zoals ook blijkt uit het als productie 6 bij inleidende dagvaarding overgelegde "hypothecair bericht" met betrekking tot het pand;
- hij heeft eerder een afbetalingsregeling getroffen met ABN-AMRO, althans met AchtenvanGent Notarissen;
- in maart 2014 heeft hij een aflossing op de achterstand gedaan en sedert augustus 2014 heeft hij tot op heden een extra aflossing van ± € 500,00 per maand betaald;
- deze extra aflossing is in zijn ogen afgesproken met AchtenvanGent Notarissen namens ABN-AMRO;
- bij haar brief van 13 november 2014 heeft ABN-AMRO enerzijds melding gemaakt van de achterstand, maar hem anderzijds de mogelijkheid gegeven afspraken te maken omtrent een afbetalingsregeling;
- ABN-AMRO is slechts bereid de veilingverkoop op te schorten c.q. te staken als de achterstand ineens wordt voldaan en als tevens de tot op heden gemaakte notariskosten ad € 7.364,06 worden voldaan;
- hij is echter niet in staat het totaalbedrag ineens te voldoen;
- afgezet tegen de schuld van [eiser] aan ABN-AMRO van meer dan € 230.000,00 treedt een enorm verlies op, voor zowel ABN-AMRO als voor hem;
- ABN-AMRO maakt daarom misbruik van haar bevoegdheid om tot excutie over te gaan, nu de excutie slechts tot een zeer beperkt verhaal van de vordering van ABN-AMRO leidt en hem met een enorme restschuld en verlies van zijn eigendom achterlaat;
4.De beoordeling
816,00