4.3Het oordeel van de rechtbankFeit 1
Aangifte
Op 27 februari 2014 doet aangever [naam benadeelde partij 1] aangifte. Hij verklaart in zijn aangifte via de site Bullchat een betaalde seksafspraak te hebben gemaakt met een man die zich [A.] noemde. [naam benadeelde partij 1] heeft op 25 februari 2014 om 21:00 uur in de Sint Jansstraat te Ottersum afgesproken met deze [A.]. [A.] zou vervolgens met [naam benadeelde partij 1] meerijden naar de woning van [naam benadeelde partij 1] om aldaar samen de avond en de nacht door te brengen. [A.] zou hiervoor een bedrag van € 150,00 ontvangen.
Omstreeks het afgesproken tijdstip bevond [naam benadeelde partij 1] zich in de nabijheid van de kerk te Ottersum, alwaar hij een parkeerplek had gevonden. [naam benadeelde partij 1] heeft dan telefonisch contact met [A.], ook omdat hij ergens anders heeft moeten parkeren dan eerst was afgesproken.
Op enig moment stond er een jongeman aan de bestuurderszijde naast zijn auto, die [naam benadeelde partij 1] vroeg of hij degene van de chat is. Deze jongeman gedroeg zich schuw en nerveus. Plotseling zette deze jongeman een mes op de keel van [naam benadeelde partij 1]. [naam benadeelde partij 1] heeft het mes niet goed kunnen zien, maar meent dat het een gekarteld mes was met een lemmet van 25 tot 30 centimeter. De jongeman schreeuwde om geld. [naam benadeelde partij 1] heeft zich daarop verdedigd, ten gevolge waarvan hij afweerverwondingen aan zijn linker onderarm heeft opgelopen. Het lukte [naam benadeelde partij 1] met zijn rechterhand om zijn auto in de stand ‘drive’ te zetten. Het mes was toen bij zijn keel weg, maar het lukte de jongeman om [naam benadeelde partij 1] nog enkele malen met het mes in het gezicht te snijden. Achteraf had [naam benadeelde partij 1] het gevoel dat de jongeman kwaad werd en daarom snijbewegingen maakte. [naam benadeelde partij 1] kon uiteindelijk wegrijden, maar heeft verderop moeten stoppen vanwege de hoeveelheid bloed die hij verloor.
Op de terechtzitting van 2 december 2014 is aangever [naam benadeelde partij 1] als getuige onder ede gehoord. Hij verklaarde consistent met zijn eerdere verklaringen. Hij ontkende verdachte te hebben gezoend en heeft andermaal het mes beschreven dat door verdachte is gehanteerd.
Letsel
Uit de verklaring van het UMC St. Radboud Nijmegen blijkt dat de behandelend arts diverse bloedende wonden in het gezicht van [naam benadeelde partij 1] heeft geconstateerd. Er was sprake was van ernstig uitwendig bloedverlies. De wonden in het gezicht werden gehecht met in totaal 22 hechtingen.
Forensisch arts [naam arts] omschrijft in zijn rapportage letselschade onder meer de volgende verwondingen:
- Op het voorhoofd richting haargrens, links vanuit de middenlijn een verticaal lopende, boogvormige huidverwonding van ongeveer 5 centimeter met hechtingen;
- Op de linkerzijde van het hoofd ter hoogte van de haargrens, schuin boven de buitenzijde van de linker wenkbrauw, een streepvormige huidverwonding van ongeveer 2,5 centimeter met hechtingen;
- Op de linkerzijde van het hoofd, vanaf de onderzijde van het linkeroog naar de linkeroorlel een deels kromme, deels rechtlijnige huidverwonding van ongeveer 11 centimeter met hechtingen;
- In het verlengde van de hierboven beschreven huidverwonding (onderzijde linkeroog naar linkeroorlel) een rechtlijnige huidverwonding van ongeveer 3,5 centimeter schuin lopend achter de linker oorschelp richting achterzijde hals;
- Op de linkerzijde van het hoofd, schuin lopend vanuit de linkerwang richting onderkaak een rechtlijnige huidverwonding van ongeveer 4,5 centimeter met hechtingen;
- Aan de voorzijde van de hals, onderzijde kin, een deels kromme, deels rechtlijnige huidverwonding van ongeveer 4 centimeter met hechtingen;
- Op de behaarde hoofdhuid links, ongeveer 4 centimeter boven het linkeroor, een horizontaal lopende, rechtlijnige huidverwonding van ongeveer 1,5 centimeter;
- Op de buitenzijde van de linker onderarm twee schuin en parallel lopende, rechtlijnige huidverwondingen van ongeveer 2 centimeter en ongeveer 3 centimeter met rafelige wondranden.
[naam arts] stelt vervolgens dat de paarsblauwe verkleuringen en zwelling rond het linkeroog kunnen passen bij bloeduitstortingen veroorzaakt door inwerkende (stompe) kracht, bijvoorbeeld door botsend of drukkend geweld. De overige letsels op het hoofd en de hals kunnen passen bij snij-/steek- en/of krasverwondingen, bijvoorbeeld veroorzaakt door een scherp voorwerp. De letsels op de linker onderarm kunnen passen bij
krab-/krasverwondingen veroorzaakt door bijvoorbeeld een scherp of hoekig voorwerp of een ruw oppervlak. [naam arts] concludeert dat de diverse letsels op het hoofd, in de hals en de linker onderarm ongeveer even lang gelegen zijn ontstaan door inwerking van uitwendig geweld en kunnen passen bij kras-/krabverwondingen, snij-/steekverwondingen en bloeduitstortingen.
Forensisch arts [naam arts] concludeert in zijn rapportage d.d. 20 augustus 2014 dat de verwondingen zich boven op het hoofd, aan de linker voor- en zijkant van het hoofd, in de hals en op de linkerarm bevinden. Het gaat om oppervlakkige snij- en kraswonden, een diepere snijwond, bloeduitstortingen en krabletsel.
Het scenario dat een deel van de verwondingen (snij- en krasverwondingen) door verdachte mogelijk is toegebracht met een sleutelbos lijkt minder waarschijnlijk, maar kan op basis van de verkregen gegevens niet worden uitgesloten. [naam arts] merkt hierbij op dat de daadwerkelijke sleutelbos hier mogelijk meer duidelijkheid over had kunnen geven.
De overige letsels, te weten de bloeduitstortingen en de zwelling rond het linkeroog en de krabverwonding op de linker onderarm van aangever kunnen passen bij de verklaring van verdachte dat hij de aangever geslagen en gekrabd heeft.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 2 december 2014 waargenomen dat er op het voorhoofd van [naam benadeelde partij 1] een litteken zichtbaar is en dat er op de linkerwang van [naam benadeelde partij 1] twee littekens zichtbaar zijn.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting van 25 juni 2014 heeft verdachte verklaard dat hij een afspraak met [naam benadeelde partij 1] heeft gemaakt via Bullchat, dat hij naar [naam benadeelde partij 1] is toegelopen en dat hij bij de auto van [naam benadeelde partij 1] heeft gestaan.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 februari 2014 in Ottersum met een mes snij- en steekwonden heeft toegebracht aan het gezicht en aan de hals van [naam benadeelde partij 1].
Poging doodslag
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [naam benadeelde partij 1].
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte boos opzet had op de dood van [naam benadeelde partij 1]. De vraag resteert dan of wellicht sprake was van opzet in voorwaardelijke zin. Daarvoor is vereist dat er een aanmerkelijke kans op de dood bestond en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
De forensisch arts heeft in zijn aanvullende rapportage d.d. 20 augustus 2014 geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de aangever zou zijn overleden ten gevolge van zijn verwondingen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van [naam benadeelde partij 1] moeten echter alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder ook de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Zoals reeds in het voorgaande is omschreven, blijkt uit de medische informatie dat sprake was van ernstig uitwendig bloedverlies bij [naam benadeelde partij 1] en dat er 22 hechtingen nodig waren om de wonden te dichten. Tevens blijkt uit de medische informatie dat de wonden zich in het gezicht en aan het hoofd, maar ook in de hals van [naam benadeelde partij 1] bevonden. Ook blijkt uit de verklaring van [naam benadeelde partij 1] dat hij zich heeft verzet tegen verdachte, waardoor sprake was van een voor verdachte ongecontroleerde situatie.
De rechtbank overweegt dat de hals een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, van een relatief beperkte oppervlakte. Niet alleen bevinden zich hier zenuwknooppunten en aders, ook de halsslagader had geraakt kunnen worden in de ongecontroleerde steekbewegingen van verdachte. Naar algemene ervaringsregels levert een verwonding van de halsslagader zeer groot bloedverlies en daardoor ook de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer op. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het steken dan wel snijden met een mes in de hals, alsmede het meermalen steken dan wel snijden in de directe nabijheid van de hals van het slachtoffer de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel met zich heeft meegebracht.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verdachte die aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het steken met een mes in iemands hals en het meermalen met een mes steken in de directe nabijheid van de hals gelet op de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van die persoon dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van die persoon heeft aanvaard. Door te steken met een scherp mes op en in de nabijheid van een dergelijke kwetsbare plek van het lichaam heeft verdachte aldus bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [naam benadeelde partij 1] in voorwaardelijke zin, waardoor zij – al hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking genomen – tot een bewezenverklaring komt van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Alternatief scenario?
De rechtbank heeft na het horen van de verklaring van verdachte op de terechtzitting van 25 juni 2014 besloten om het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd te schorsen, teneinde de alternatieve verklaring van verdachte te doen onderzoeken.
Zo is er door de rechtbank nader onderzoek gelast door een forensisch geneeskundige naar het ontstaan van de verwondingen van [naam benadeelde partij 1] in relatie tot de stelling van verdachte dat hij deze verwondingen heeft toegebracht met een sleutelbos en/of een sleutelhanger. In dit verband had verdachte toegezegd de desbetreffende sleutelbos voor onderzoek ter beschikking te stellen, maar dit heeft hij, ondanks herhaalde pogingen van verbalisanten, niet gedaan.
Ondanks het feit dat verdachte de sleutelbos niet heeft afgegeven, is er door de forensisch arts nader gerapporteerd naar aanleiding van de verklaring van verdachte hieromtrent.
De rechtbank ziet zich geconfronteerd met twee tegenstrijdige verklaringen. Enerzijds is er het scenario dat aangever schetst. Hierbij merkt de rechtbank op dat de aangever vanaf het eerste contact met de hulpdiensten consistent is in zijn verklaringen over het gebruik van een mes. Daartegenover staat het scenario van verdachte, dat hij ter terechtzitting van 25 juni 2014 voor het eerst naar voren heeft gebracht. Verdachte heeft toen verklaard dat hij, toen hij bij de auto van [naam benadeelde partij 1] stond, iets naar voren leunde in het open portierraam. [naam benadeelde partij 1] trok hem daarop in de auto, probeerde hem te zoenen en zijn tong in zijn mond te steken. Omdat hij dit niet wilde, heeft hij met zijn sleutelbos [naam benadeelde partij 1] van zich af geslagen en gekrabd. Aan zijn sleutelbos hing onder meer een sleutelhanger van de voetbalclub NEC, die een scherpe punt heeft. Verdachte is, na het afleggen van zijn verklaring op 25 juni 2014, door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om zijn verklaring nader te onderbouwen, maar verdachte heeft hier geen gebruik van gemaakt.
De verklaring van verdachte is, kortom, de enige ondersteuning voor de door verdachte betrokken stelling dat [naam benadeelde partij 1] de agressor was en dat hij, verdachte, uit zelfverdediging heeft moeten handelen. De rechtbank hecht echter geen geloof aan deze verklaring van verdachte.
In dit verband neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte zijn verklaring pas na vier maanden heeft afgelegd. Gedurende zes politieverhoren heeft verdachte zich consequent beroepen op zijn zwijgrecht. Pas tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 25 juni 2014, en dus het moment waarop het einddossier gereed was, heeft verdachte een verklaring afgelegd. Weliswaar heeft verdachte het recht om zijn eigen processtrategie te bepalen en daarmee zelf te bepalen of en zo ja, wat hij op welk moment zegt, maar de situatie kan zich voordoen dat verdachte een strategie kiest, die afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Die situatie doet zich hier voor.
De rechtbank vermag niet in te zien waarom verdachte al die tijd heeft gewacht met het geven van zijn versie van de gebeurtenissen. Een verhaal dat in de ogen van de rechtbank, zou het op waarheid berusten, toch altijd hetzelfde zou zijn geweest. Verdachte verbleef al die tijd in voorarrest, terwijl zijn verklaring een ander licht op de verdenkingen jegens hem had kunnen werpen.
Ook acht de rechtbank het opmerkelijk dat verdachte zelf op geen enkele wijze medewerking heeft verleend om de aannemelijkheid van het door hem geschetste scenario te kunnen onderzoeken. Zo heeft hij geen medewerking verleend aan een nader verhoor door de politie en heeft hij ook de desbetreffende sleutelbos niet overhandigd aan de politie.
Verdachte doet afbreuk aan zijn eigen geloofwaardigheid doordat hij zijn verklaring diverse keren bijstelt. Tijdens de terechtzitting van 25 juni 2014 heeft verdachte toegezegd zijn sleutelbos bij de politie af te geven om nader onderzoek mogelijk te maken. Uit nadien opgemaakte dossierstukken blijkt dat verdachte dit niet gedaan. Bij de zoveelste poging van de verbalisanten om de sleutels te ontvangen, beweert verdachte dat hij de sleutelbos niet kan vinden. Daarnaar gevraagd tijdens de terechtzitting van 2 december 2014 verklaart verdachte éérst dat hij niet weet waar de sleutelbos is gebleven. Op een later moment tijdens diezelfde terechtzitting verklaart verdachte dat hij de bewuste sleutelbos op de avond van 25 februari 2014 in de Maas heeft gegooid. Verdachte stelt dat hij uit angst voor de rechtbank en voor justitie dit niet eerder heeft durven verklaren. Verdachte heeft desgevraagd evenwel niet kunnen concretiseren waaruit zijn angst dan zou bestaan. In aanmerking genomen dat verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2014 wel heeft durven verklaren over zijn aandeel in het gebeuren op 25 februari 2014, acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat hij daarentegen niet zou hebben durven te verklaren dat hij de beweerdelijk gebruikte sleutelbos zou hebben weggegooid. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat verdachte pas vlak voor de zitting van 2 december 2014 zijn vader en zijn raadsman op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij de sleutelbos reeds op 25 februari 2014 had weggegooid. Over angst voor zijn vader of zijn raadsman heeft verdachte evenwel niet gesproken.
Het voorgaande in samenhang bezien met de beschrijvingen van de letsels van [naam benadeelde partij 1] en het feit dat de forensisch arts het minder waarschijnlijk acht dat de verwondingen met een sleutelbos zijn toegebracht, maakt de gehele verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Hieraan doet niet af dat de forensisch arts niet kan uitsluiten dat de verwondingen met een sleutelbos zijn toegebracht. Zoals door de officier van justitie terecht is opgemerkt, is het voor een bewezenverklaring immers niet noodzakelijk dat elke alternatieve wijze van letseltoebrenging wordt uitgesloten.
Feit 2
De rechtbank acht de oplichting van [naam benadeelde partij 2] wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 juni 2014;
- de aangifte van[naam benadeelde partij 2].