ECLI:NL:RBLIM:2014:10904

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
03/659323-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting, vrijheidsberoving en bedreiging van een 13-jarig meisje door TBS’er tijdens onbegeleid verlof

Op 16 december 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die tijdens zijn onbegeleid verlof uit een TBS-kliniek een 13-jarig meisje heeft bedreigd en geprobeerd te verkrachten. De verdachte, die al eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, heeft het slachtoffer op 23 augustus 2013 in de gemeente Venray benaderd. Hij heeft haar met een mes bedreigd, haar gedwongen te stoppen met haar fiets en haar over een hek getild. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelingen heeft verricht die gericht waren op het seksueel binnendringen van het slachtoffer, wat resulteerde in een poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met een proeftijd van twee jaar, en heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 1.883,15 toegewezen. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen messen verbeurd verklaard en de hennep onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van een passende straf, rekening houdend met de reeds opgelegde TBS-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/659323-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 december 2014
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
verblijvende in het FPC de Rooyse Wissel te Oostrum.
Raadsman is mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 5 september 2014 en 2 december 2014. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben op de laatste zitting hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:heeft geprobeerd om [naam slachtoffer 1] te verkrachten, dan wel heeft geprobeerd om ontucht met haar te plegen;
Feit 2:[naam slachtoffer 1] opzettelijk van haar vrijheid beroofd heeft, dan wel dat hij haar heeft gegijzeld;
Feit 3:[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot verkrachting heeft hij aangevoerd dat de verdachte zelf heeft verklaard dat hij die dag seksueel contact wilde zoeken, dat hij een meisje achterna is gefietst, haar met een mes heeft bedreigd en haar over een hek heeft getild en tegen haar heeft gezegd dat “ze gingen seksen”. Die verklaring komt geheel overeen met die van aangeefster [naam slachtoffer 1]. Alle door de verdachte verrichte handelingen waren gericht op het verkrachten van het meisje, waardoor er sprake is van een begin van uitvoering. Ten aanzien van de onder 2 primair tenlastegelegde vrijheidsberoving heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen te stoppen en haar onder bedreiging van een mes heeft gedwongen mee te gaan, waardoor er sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de verdachte in meerdaadse samenloop gepleegd met het onder 1 primair tenlastegelegde, aldus de officier van justitie. Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde bedreiging heeft de officier van justitie bepleit dat er geen reden is om aan de verklaring van de aangeefster te twijfelen. Daarbij komt dat de verdachte een mes bij zich had en dat ook heeft gebruikt om haar angst aan te jagen. Dit derde feit heeft hij in eendaadse samenloop gepleegd met de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting een pleitnota overgelegd, waarnaar de rechtbank hier kortheidshalve verwijst. De verweren van de verdediging zullen onder 3.3 besproken worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 23 augustus 2013 is door [naam slachtoffer 1] aangifte gedaan van vrijheidsberoving en bedreiging, gepleegd in de gemeente Venray. Zij heeft verklaard dat ze onderweg was met haar fiets toen een man haar inhaalde en de weg voor haar versperde. Hij haalde een wit mesje uit zijn zak, dat hij voor zich hield. Zij hoorde dat de man tegen haar zei: “Als je schreeuwt of gaat huilen dan ga ik je snijden, of wil je dat ik je doodmaak?”. Op een gegeven moment stond zij met de man ter hoogte van een hekwerk. De man tilde haar over het hekwerk. Vervolgens pakte hij haar vast en nam haar tegen haar wil mee naar de achterzijde van de daar gelegen speelplaats. Hij zei: “Je hoeft niet bang te zijn, we gaan alleen maar seksen”. Toen moest aangeefster weer over een hekwerk klimmen. Dit lukte niet meteen. De man zei toen: “Opschieten, of moet ik weer het mes pakken” en hij greep daarbij naar zijn broekzak. Achter het hekwerk waren bosjes gelegen. Nadat zij over het hekwerk was geklommen zag aangeefster kans om weg te rennen. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens zijn verlof bij de Rooyse Wissel (waar verdachte in het kader van een eerder opgelegde terbeschikkingstelling verblijft) is weggegaan om met voorbedachten rade een klein kind te gaan verkrachten, dat hij een meisje onder bedreiging van een mes heeft meegenomen en dat als zij niet ontsnapt was, hij haar in de bosjes zou hebben verkracht. [3] Ook heeft hij verklaard dat hij voordat hij verlof kreeg al van plan was om het delict te plegen. Toen hij het meisje (aangeefster) zag fietsen dacht hij dat hij met haar wel eens seks zou kunnen hebben. Vervolgens fietste hij langs haar en zei tegen haar dat ze moest blijven staan. Hij heeft haar arm vastgepakt en gezegd: “Blijf staan, moet ik nu echt mijn mes uit mijn zak pakken?”. Toen zij vroeg wat hij wilde, heeft hij gezegd dat hij seks met haar wilde. Hij heeft haar bedreigd met een wit mesje. Vervolgens heeft hij haar over een hek getild. Toen zij weer over een hek moesten klimmen, is het meisje weggerend. De verdachte heeft verklaard dat hij verwachtte dat achter het hek een dikke rij bosjes stond waar hij rustig seks met haar kon hebben. [4]
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van verdachte niet opgevat kan worden als een bekentenis dat hij de aangeefster daadwerkelijk wilde verkrachten. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte met de bewoordingen “seks hebben” ook heel goed iets anders dan seksueel binnendringen bedoeld kan hebben. Misschien heeft hij slechts met haar willen knuffelen. De verklaring die hij spontaan in het politiebusje heeft afgelegd en waarin hij het woord “verkrachten” heeft gebruikt is volgens de raadsman niet bruikbaar voor het bewijs, nu achteraf niet goed kan worden vastgesteld hoe die verklaring precies tot stand is gekomen. Met name is onduidelijk of al de cautie was gegeven en verdachte was gewezen op zijn recht om vooraf een advocaat te raadplegen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
De spontane verklaring van verdachte waarin hij tegenover de politie heeft verklaard dat hij haar wilde verkrachten en dat ook tegen haar heeft gezegd, is opgetekend in een proces-verbaal dat door twee verbalisanten op ambtseed is ondertekend. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van dit proces-verbaal. Te meer niet nu verdachte ook in zijn latere verhoren heeft verklaard dat hij wilde “seksen” met een jong meisje. Dat verdachte met het woord “seksen” geen daadwerkelijke penetratie, maar (wellicht) alleen knuffelen heeft bedoeld, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu “seksen” in het dagelijkse taalgebruik opgevat wordt als geslachtsgemeenschap. Voor alleen even knuffelen zou verdachte bovendien geen rustig plekje achter de bosjes hoeven te zoeken.
Dat aan verdachte vooraf nog geen cautie was gegeven en/of ”Salduz mededeling” was gedaan maakt in dit specifieke geval niet dat de verklaring niet gebruikt mag worden voor het bewijs. Verdachte verklaarde immers spontaan, nog voordat de verbalisanten hem vragen hadden kunnen stellen. In dat geval zijn er geen gevolgen verbonden aan het nog niet gegeven hebben van de cautie en/of de “Salduz mededeling”.
Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat slechts drie bestanddelen van de tenlastelegging bewezen kunnen worden, namelijk 1) het versperren van de weg en dwingen te stoppen, 2) een mes tonen en dit mes voor zich houden en 3) het over het hek tillen van het slachtoffer. Nu de verdachte ontkent bewoordingen van dreigende aard te hebben geuit, kunnen die bestanddelen van de tenlastelegging niet bewezen worden, nu daarvoor slechts één bewijsmiddel (de aangifte) voorhanden is. De bestanddelen die overblijven zien volgens de raadsman enkel op het onderdeel “dwingen” en zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm onvoldoende gericht op voltooiing van een verkrachting. Er is dus nog geen sprake van een begin van uitvoering. Ook dit verweer verwerpt de rechtbank en wel op grond van het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij langs aangeefster is gefietst, dat hij haar heeft vastgepakt, dat hij tegen haar heeft gezegd “moet ik nu echt mijn mes uit mijn zak pakken?”, dat hij haar heeft bedreigd, dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij seks met haar wilde, dat hij haar bedreigd heeft met een wit mesje en dat hij haar over een hek heeft getild. Deze gang van zaken strookt exact met de verklaring zoals die door aangeefster is afgelegd, hetgeen haar verklaring betrouwbaar maakt. Daarom acht de rechtbank ook de overige feitelijke handelingen die verdachte in de tenlastelegging worden verweten bewezen. Dat alleen het slachtoffer hierover verklaard staat hier niet aan in de weg, omdat niet ieder onderdeel van een tenlastelegging door twee bewijsmiddelen hoeft te worden “belegd”.
Deze feitelijke handelingen gaan verder dan de enkele voorbereiding. Door het slachtoffer te onderscheppen en onder dwang mee te voeren naar een stille plaats waar ze zouden “gaan seksen”, is er sprake van handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op een begin van uitvoering van de verkrachting.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank ook de onder 2 primair tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft met betrekking tot feit 3 bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde woorden heeft gebezigd, omdat alleen de aangeefster hierover heeft verklaard en zij bovendien niet eenduidig is geweest over de gebruikte bewoordingen. Verdachte zou dus partieel vrijgesproken moeten worden van dit feit.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zoals hierboven reeds is overwogen, is voor een bewezenverklaring van de gehele tenlastelegging niet vereist dat alle onderdelen van deze tenlastelegging door twee bewijsmiddelen worden gedekt. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangeefster dat verdachte ook de in de tenlastelegging genoemde bedreigende woorden heeft gebruikt. De rechtbank overweegt hierbij nog dat de woorden ook passen bij het tonen van een mes.
De rechtbank acht ook het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 23 augustus 2013 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheden [naam slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], met dat oogmerk
-genoemde [naam slachtoffer 1] de weg heeft versperd en heeft gedwongen met een door haar bestuurde fiets te stoppen en
-genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Blijf staan, moet ik nu echt mijn mes uit mijn zak pakken" en
- een mes uit zijn broekzak heeft gehaald, dat mes voor zich heeft gehouden en heeft getoond aan genoemde [naam slachtoffer 1] en
- genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je schreeuwt of gaat huilen dan ga ik je snijden, of wil je dat ik je dood maak"
- op dreigende toon tegen genoemde [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, seks met haar wilde hebben en
- genoemde [naam slachtoffer 1] over een hek heeft getild en
- genoemde [naam slachtoffer 1] met kracht heeft vastgepakt en meegenomen en daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je hoeft niet bang te zijn, we gaan alleen maar seksen" en
- genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Opschieten, of moet ik weer het mes pakken", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
op 23 augustus 2013 in de gemeente Venray opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door die [naam slachtoffer 1] de weg te versperren en te dwingen met de door haar bestuurde fiets te stoppen en een mes uit zijn zak te halen, dat voor zich te houden en dat aan die [naam slachtoffer 1] te tonen en die [naam slachtoffer 1] over een hek te tillen en die [naam slachtoffer 1] met kracht vast te pakken en mee te nemen, dit alles tegen de wil van die [naam slachtoffer 1];
3.
op 23 augustus 2013 in de gemeente Venray [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan genoemde [naam slachtoffer 1] en daarbij genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je schreeuwt of gaat huilen dan ga ik je snijden, of wil je dat ik je dood maak" en "Blijf staan, moet ik nu echt mijn mes uit mijn zak pakken" en "Opschieten, of moet ik weer het mes pakken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot verkrachting;
feit 2 primair:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de verdachte is door [naam psychiater], psychiater, een onderzoek naar de geestesvermogens van verdachte ingesteld. Van dit onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport opgemaakt, gedateerd 18 november 2014. Dit rapport vermeldt als conclusie dat onderzochte ten tijde van het plegen van de aan hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van pedofilie, ADHD (gecombineerd type), afhankelijkheid van verschillende middelen in gedwongen remissie en een persoonlijkheidsstoornis NAO. De tenlastegelegde feiten kunnen hem - indien bewezen -
in verminderde mateworden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is echter geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid geheel uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat de tenlastegelegde feiten al bijna anderhalf jaar geleden hebben plaatsgevonden en dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet gewenst is, omdat verdachte momenteel dwangverpleging ondergaat in het kader van een eerder opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling. Die maatregel is in het voorjaar nog verlengd met twee jaar nadat de rechter die hierover moest oordelen had vernomen van het onderhavige delict. Er is geen vooruitzicht op een beëindiging in de nabije toekomst. Daar komt bij dat de verdachte nog geen zicht heeft op nieuw (onbegeleid) verlof. De raadsman heeft verzocht aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Een langere gevangenisstraf, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, acht de raadsman niet opportuun.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In 2001 is aan verdachte (onder andere) de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd voor vrijheidsberoving, aanranding en bedreiging van een 13-jarig meisje. Die TBS-maatregel is laatstelijk op 2 april 2014 verlengd met twee jaar.
Twaalf jaar later, tijdens een onbegeleid verlof, heeft de verdachte wederom een 13-jarig meisje lastig gevallen en heeft hij geprobeerd haar te verkrachten. Daartoe heeft hij haar wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en bedreigd. Het slachtoffer was met de fiets onderweg toen de verdachte haar dwong te stoppen, haar een mes toonde en tegen haar zei dat hij haar dood zou maken als ze zou schreeuwen of huilen. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer over een hek getild en wilde hij haar meenemen naar een afgelegen plekje om naar eigen zeggen “te gaan seksen”. Het plan van verdachte is uiteindelijk niet gelukt, omdat het slachtoffer kans zag om weg te rennen en door twee voorbijgangers werd opgevangen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de vordering die namens het slachtoffer is ingediend blijkt dat deze ervaring voor het slachtoffer zeer beangstigend is geweest en dat zij er tot op de dag van vandaag nog de (psychische) gevolgen van ondervindt.
Voor feiten als de onderhavige, die een grote impact hebben op zowel het slachtoffer als de maatschappij, zou naar het oordeel van de rechtbank normaliter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel gecombineerd met de maatregel TBS, de enige passende straf zijn. Zoals hierboven vermeld ondergaat verdachte echter al meer dan 12 jaar de maatregel van TBS met dwangverpleging en er is geen zicht op beëindiging hiervan. Dit plaatst de rechtbank voor de vraag of die geijkte straf hier wel passend is.
De rechtbank is van oordeel dat het opnieuw opleggen van een TBS-maatregel geen daadwerkelijk effect heeft. Verdachte ondergaat immers al een TBS met dwangverpleging voor een gelijkluidend delict. Een nieuwe TBS zou daar niets aan toevoegen en met name niet van invloed zijn op de duur van de verpleging en de invulling daarvan.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou daar wel invloed op hebben in die zin dat de behandeling dan enige tijd zal worden onderbroken en het moment waarop verdachte, eventueel, weer in de maatschappij komt verder wordt opgeschoven. Toch zal de rechtbank in het onderhavige geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat uit het overgelegde TBS verlengingsadvies van psychiater Masthoff d.d. 25 november 2013 volgt dat verdachte weliswaar al 12 jaar in een TBS-kliniek wordt behandeld maar dat, ondanks het feit dat de kliniek hier reeds in 2007 op is gewezen, ten onrechte pedofilie niet als hoofddiagnose is gesteld. Verdachte is gedurende al die jaren zodoende voornamelijk behandeld voor ADHD en verslavingsproblematiek. Het feit dat verdachte al die jaren niet de optimale behandeling heeft gehad maakt dat de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat (nog) verder uitstel daarvan – als gevolg van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - in het onderhavige geval niet opportuun is. De mate waarin pedofilie behandelbaar is en de recidive van verdachte tijdens een onbegeleid verlof maken dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte bovendien nog vele jaren van zijn vrijheid zal zijn beroofd.
Daarom zal de rechtbank nu volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar. Deze proeftijd gaat overigens pas in op het moment dat de maatregel tot TBS met dwangverpleging wordt beëindigd, waardoor de verdachte ook dan nog een stok achter de deur heeft om geen nieuwe strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, een passende straf.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.883,15, bestaande uit € 383,15 materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van een deel van de materiële schade, bestaande uit kosten voor gemiste dans- en theaterlessen ad
€ 100,25 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu die kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van de tenlastegelegde feiten. Voor het overige heeft de raadsman de vordering niet betwist. Wel heeft de raadsman verzocht om het toegewezen bedrag niet te vermeerderen met de wettelijke rente, nu de strafzaak eigenlijk al op 3 december 2013 behandeld zou worden en de verdachte door een vermeerdering van de wettelijke rente buiten eigen toedoen in een nadeliger positie wordt gebracht.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering als slachtoffer wordt aangemerkt diegene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. De vraag waarvoor de rechtbank zich allereerst gesteld ziet is wat hierbij de betekenis is van de bewoording “rechtstreeks”.
Met rechtstreekse schade wordt gedoeld op schade die het gevolg is van een gedraging die valt onder het belang dat het tenlastegelegde feit beoogt te beschermen (zie in deze zin b.v. HR 7 december 1993, NJ 1994, 244). De rechtbank is van oordeel dat aan dit criterium is voldaan. Tenlastegelegd en bewezen is overtreding van de artikelen 242, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr). Deze artikelen beogen de persoonlijke vrijheid van mensen te beschermen. De verdachte heeft een inbreuk op die persoonlijke vrijheid gemaakt.
Gelet op het bovenstaande is [naam slachtoffer 1] gerechtigd een vordering benadeelde partij in te dienen en is zij ontvankelijk in haar vordering. Het toetsingskader dat vervolgens toegepast dient te worden, om na te gaan welke schade nu daadwerkelijk voor vergoeding in aanmerking komt, is hetzelfde toetsingskader dat van toepassing is in het civiele recht, te weten: alle schade die redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de verweten handeling.
Dit toetsingskader brengt de rechtbank tot het oordeel dat alle schade die [naam slachtoffer 1] heeft gevorderd kan worden toegewezen. De schade die zij vordert is in redelijkheid te beschouwen als een gevolg van hetgeen haar overkomen is en is voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal derhalve aan materiële schade toewijzen een bedrag van
€ 383,15.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat genoemd toetsingskader impliceert dat onder omstandigheden schade niet meer redelijkerwijs aan de verweten handeling kan worden toegeschreven, bijvoorbeeld omdat het verband te ver verwijderd is. Hiervan is in dit geval dus geen sprake.
De rechtbank overweegt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat ook voldoende vast staat dat [naam slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden als gevolg van de door verdachte gepleegde feiten. Verdachte heeft haar immers bedreigd met een mes, wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en heeft haar proberen te verkrachten. Het slachtoffer heeft op voldoende wijze aannemelijk gemaakt dat zij psychische schade heeft geleden als gevolg van hetgeen haar is overkomen. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering ad € 1.500,- dan ook geheel toewijzen.
Samenvattend wijst de rechtbank de gehele vordering van € 1.883,15 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2013 tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank ziet geen reden de gevorderde rente niet toe te wijzen. Zij zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.Het beslag

In beslag genomen zijn 2 messen (nr. 1), een micro sd-kaart (nr. 2), een zakje hennep (nr. 3) en een simkaart (nr. 4).
De officier van justitie heeft gevorderd de messen verbeurd te verklaren, de hennep te onttrekken aan het verkeer en de sd-kaart en simkaart terug te geven aan de verdachte.
De raadsman heeft verzocht de in beslag genomen sd-kaart en simkaart terug te geven aan de verdachte. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat de in beslag genomen messen en hennep van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen sd-kaart en simkaart, nu het strafvorderlijk belang zich daar niet langer tegen verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 242, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachtezich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
  • verklaart aan het verkeer onttrokken twee messen (nr. 1) en een zakje hennep (nr. 3);
  • gelast de teruggave aan de verdachte van een computer (nr. 2) en een simkaart (nr. 4);
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], met dat oogmerk
- genoemde [naam slachtoffer 1] de weg heeft versperd en heeft gedwongen met een door haar bestuurde fiets te stoppen en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Blijf staan, moet ik nu echt mijn mes uit mijn zak pakken" en/of
- een mes uit zijn broekzak heeft gehaald, dat mes voor zich heeft gehouden en heeft getoond aan genoemde [naam slachtoffer 1] en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je schreeuwt of gaat huilen dan ga ik je snijden, of wil je dat ik je dood maak"
- op dreigende toon tegen genoemde [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, seks met haar wilde hebben en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] over een hek heeft getild en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] met kracht heeft vastgepakt en meegenomen en daarbij tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je hoeft niet bang te zijn, we gaan alleen maar seksen" en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Opschieten, of moet ik weer het mes pakken",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [naam slachtoffer 1], geboren op 30 juli 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen, met dat oogmerk genoemde [naam slachtoffer 1] over een hek heeft getild en tegen genoemde [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij seks met haar wilde hebben terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Venray opzettelijk [naam slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door die [naam slachtoffer 1] de weg te versperren en/of te dwingen met de door haar bestuurde fiets te stoppen en/of een mes uit zijn zak te halen, dat voor zich te houden en dat aan die [naam slachtoffer 1] te tonen en/of die [naam slachtoffer 1] over een hek te tillen en/of die [naam slachtoffer 1] met kracht vast te pakken en mee te nemen, dit alles tegen de wil van die [naam slachtoffer 1];
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden met het oogmerk genoemde [naam slachtoffer 1] te dwingen iets te doen en/of niet te doen, met dat oogmerk
- genoemde [naam slachtoffer 1] de weg heeft versperd en heeft gedwongen met een door haar bestuurde fiets te stoppen en/of
- een mes uit zijn broekzak heeft gehaald, dat mes voor zich heeft gehouden en heeft getoond aan genoemde [naam slachtoffer 1] en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] over een hek heeft getild en/of
- genoemde [naam slachtoffer 1] met kracht heeft vastgepakt en meegenomen, dit alles tegen de wil van die [naam slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 in de gemeente Venray [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan genoemde [naam slachtoffer 1] en/of (daarbij) genoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je schreeuwt of gaat huilen dan ga ik je snijden, of wil je dat ik je dood maak" en/of "Blijf staan, moet ik nu echt mijn mes uit mijn zak pakken" en/of "Opschieten, of moet ik weer het mes pakken", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/659323-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 16 december 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
verblijvende in het FPC de Rooyse Wissel te Oostrum.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 2 december 2014 heeft de raadsman namens de verdachte afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL 2379-2013076587 van de politie regio Limburg Noord, regionale recherche, jeugd-/slachtofferzorg en zedenzaken, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 130 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [naam slachtoffer 1], pagina 13-16.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 88.
4.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 augustus 2013, pagina 100-103.