Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
eiseres,
advocaat mr. W. van de Wier;
1.[gedaagde 1],wonendete Vaals,gedaagde sub 1,advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud,
2.[gedaagde 2],wonendete [adres 1],gedaagde sub 2,verschenen in persoon;
3.de Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARKSTAD VASTGOED B.V.,gevestigdte Hoensbroek,gedaagde sub 3,niet verschenen.
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
“overeenkomst
3.Het geschil
4.De beoordeling
als vast zou staandat [gedaagde 1] zonder recht of titel in het appartement verblijft, van haar niet gevergd kan worden dat zij die situatie laat voortbestaan. Het probleem in het onderhavige geschil is echter dat dit niet vast staat. [gedaagde 1] stelt dat hij na het vertrek van zijn moeder, die een huurovereenkomst had met [betrokken BV], in de plaats is getreden van zijn moeder, althans dat een nieuwe overeenkomst tussen hem en [betrokken BV] tot stand is gekomen. Hij heeft immers het appartement gedurende tweeënhalf jaar bewoond en ook – zij het onregelmatig – de huur betaald. [betrokken BV] heeft volgens [gedaagde 1] ook nooit gesommeerd terzake achterstallige huur en ook nooit bezwaar gemaakt tegen het feit dat hij het appartement bewoonde.
5.De beslissing
- [gedaagde 1] begroot op € 282,00 aan vast recht en € 816,00 voor salaris advocaat;
- [gedaagde 2] begroot op € 282,00 aan vast recht en € 816,00 voor salaris advocaat;
- Parkstad Vastgoed B.V. begroot op nihil.