Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
GEMEENTE VAALS,
1.[gedaagde 1],
2.[gedaagde 2],
1.Het verloop van de procedure
“overeenkomst
3.Het geschil
4.De beoordeling
als vast zou staandat [gedaagde 1] zonder recht of titel in het appartement verblijft, van haar niet gevergd kan worden dat zij die situatie laat voortbestaan. Het probleem in het onderhavige geschil is echter dat dit niet vast staat. [gedaagde 1] stelt dat hij een huurovereenkomst heeft gesloten met [BV gedaagde 2] en [gedaagde 2] stelt dat hij daartoe gerechtigd was op grond van de overeenkomst tussen hem en [betrokken BV] van 22 augustus 2008 voornoemd. [gedaagde 1] heeft ter onderbouwing van zijn stelling een door hem ondertekende huurovereenkomst voor appartement [huisnummer], ingaande op 8 januari 2010, en kopieën van overzichten van zijn bewindvoerder waarop de betaling van de huurpenningen aan [gedaagde 2] staan vermeld overgelegd. Indien deze stellingen juist zijn, dan heeft de Gemeente wat betreft het appartement van [gedaagde 1] ingevolge het bepaalde in artikel 7:226 BW thans een huurovereenkomst met [BV gedaagde 2], ingevolge welke overeenkomst [BV gedaagde 2] gerechtigd is het appartement onder te verhuren aan [gedaagde 1].