Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
eiseres,
advocaat mr. W. van de Wier;
1.[gedaagde 1],wonendete Vaals,gedaagde sub 1,advocaat mr. S.P. Koerselman;
2.[gedaagde 2],wonendete Nuth,gedaagde sub 2,advocaat mr. J.J.M. Goltstein;
3.de Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARKSTAD VASTGOED B.V.,gevestigdte Hoensbroek,gedaagde sub 3,niet verschenen.
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
“overeenkomst
3.Het geschil
4.De beoordeling
als vast zou staandat [gedaagde 1] zonder recht of titel in het appartement verblijft, van haar niet gevergd kan worden dat zij die situatie laat voortbestaan. Het probleem in het onderhavige geschil is echter dat dit niet vast staat. [gedaagde 1] stelt dat hij in september 2012 een huurovereenkomst heeft gesloten met [onderneming gedaagde 2] en [gedaagde 2] stelt dat hij daartoe gerechtigd was op grond van de overeenkomst tussen hem en [betrokkene] van 22 augustus 2008 voornoemd. Indien deze stellingen juist zijn, dan heeft de Gemeente wat betreft het appartement van [gedaagde 1] ingevolge het bepaalde in artikel 7:226 BW thans een huurovereenkomst met [onderneming gedaagde 2], ingevolge welke overeenkomst [onderneming gedaagde 2] gerechtigd was het appartement onder te verhuren aan [gedaagde 1]. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is uitgebreid gediscussieerd over de vraag of er tussen [betrokkene] en [onderneming gedaagde 2] een huurovereenkomst heeft bestaan én over de vraag of er vervolgens tussen [onderneming gedaagde 2] en [gedaagde 1] een huurovereenkomst bestond ten tijde van de verkoop van het appartement aan de Gemeente.
door [gedaagde 1] bewoondeappartement stelt de voorzieningenrechter vast dat de Gemeente daarbij geen enkel, laat staan spoedeisend, belang aannemelijk heeft gemaakt.
5.De beslissing
- [gedaagde 1] begroot op € 282,00 aan vast recht en € 816,00 voor salaris advocaat;
- [gedaagde 2] begroot op € 282,00 aan vast recht en € 816,00 voor salaris advocaat;
- Parkstad Vastgoed B.V. begroot op nihil.