3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 3 februari 2011 heeft [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], aangifte gedaan ter zake van mensenhandel. [slachtoffer] verklaardedat zij begin september 2010 door de politie was teruggebracht naar de [hulpverleningsgroep], waar zij verbleef. Daar wilde ze weglopen. Ze had daarom drugs gebruikt, om zo naar het ziekenhuis te kunnen. Op 9 september 2010 was [slachtoffer] vanuit het ziekenhuis weggelopen en met twee jongens naar Heerlen gegaan. Daar ontmoette zij [verdachte] (hierna: verdachte), met wie zij was meegegaan naar het huis van verdachte in [H.]. Verdachte vroeg aan [slachtoffer] hoe oud zij was. [slachtoffer] zei tegen de verdachte dat zij 17 jaar was, hoewel zij op dat moment feitelijk pas 15 jaar was. Verdachte had haar vervolgens meegenomen naar een kamer en haar daar uitdagende kleding laten passen. De volgende dag had [slachtoffer] op verzoek van verdachte een digitale foto van zichzelf ter beschikking gesteld, welke foto door de verdachte op een erotische website werd geplaatst, onder vermelding van de werknaam [alias]. Nog diezelfde avond werd de verdachte gebeld door een klant. [slachtoffer] durfde niet te weigeren en deed daarom wat verdachte haar opdroeg; zij ging sexy kleding aan doen en wachtte boven op de slaapkamer. Enige tijd later kwam een man, in het gezelschap van verdachte, de trap omhoog. De man gaf twee biljetten van
€ 50,- aan verdachte en kwam daarna de slaapkamer op, waar [slachtoffer] zich bevond. [slachtoffer]
had deze man afgetrokken en gepijpt. Na afloop van het bezoek van de man had zij van de verdachte € 50,- ontvangen.
In de daaropvolgende twee à drie weken had [slachtoffer] meerdere keren seks gehad met klanten in de woning van verdachte. In totaal had zij ongeveer 20 klanten gehad. Verdachte regelde de gang van zaken. Zij sprak met de klanten af en bracht de klanten naar haar woning, waar [slachtoffer] seks had met deze mannen. De verdachte regelde ook de betaling. Er werd gemiddeld € 80,- tot € 100,- betaald aan verdachte. Daarvan ontving [slachtoffer] af en toe € 10,- of € 20,-. In totaal had [slachtoffer] ongeveer € 400,- of € 500,- gekregen van verdachte, maar omdat zij van dit geld ook de boodschappen moest betalen hield zij maar weinig geld over voor zichzelf.
Verdachte had [slachtoffer] ook een keer naar een escortklant gebracht, genaamd [betrokkene]. Deze [betrokkene] woonde in een flat in Hoensbroek-Heerlen. [slachtoffer] had seks met deze [betrokkene]. Verdachte, die al die tijd buiten in de auto had gewacht, had [slachtoffer] na afloop ook weer meegenomen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij uit angst voor de gevolgen geen klanten durfde te weigeren.
[slachtoffer] kon zich nog herinneren dat zij twee weken voor verdachte had gewerkt en dat zij
op 19 september 2010 was vertrokken uit de woning.
De verdachte – die ten tijde van het ten laste gelegde ook zelf in de prostitutie werkte – heeft
ter terechtzitting verklaard dat zij vanaf 9 tot 19 september 2010 onderdak had verleend aan [slachtoffer], die in de prostitutie wilde werken. Zij had [slachtoffer] daarbij geholpen door een advertentie op een erotische website te plaatsen. Bij deze advertentie had zij een foto van [slachtoffer] geplaatst, welke foto [slachtoffer] zelf van haar Hyves profiel had gehaald. In de advertentie had de verdachte het telefoonnummer vermeld van haar eigen klantentelefoon. Gedurende de tien dagen dat [slachtoffer] bij de verdachte had gewoond, had zij meerdere klanten gehad. Als een klant belde naar de verdachte, gaf zij dit door aan [slachtoffer], die vrijwel altijd akkoord ging. De verdachte maakte vervolgens een seksafspraak voor [slachtoffer] met de klant. De verdachte had [slachtoffer] ook een keer naar een escortafspraak gebracht. Van de opbrengsten die [slachtoffer] uit de prostitutie genereerde moest zij een derde deel afdragen aan verdachte als vergoeding voor levensonderhoud en inwoning. De rest mocht [slachtoffer] zelf houden. Toen de verdachte [slachtoffer] had leren kennen, had [slachtoffer] verteld dat zij 19 jaar was. Twee dagen later had [slachtoffer] echter aangegeven dat dit niet klopte en dat zij eigenlijk 17 jaar was.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte:
- [slachtoffer] als prostituee heeft laten werken;
- voor die [slachtoffer] een advertentie op een erotische site onder de naam [alias] heeft geplaatst;
- voor die [slachtoffer] een kamer en/of een gelegenheid geregeld heeft waar zij zich kon prostitueren;
- de contacten heeft onderhouden met mannen/klanten voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen;
- [slachtoffer] heeft vervoerd naar één man/klant voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, en;
- die [slachtoffer] heeft bewogen om (een deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar, verdachte, af te dragen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat de verdachte erotische foto’s van [slachtoffer] heeft gemaakt, dat [slachtoffer] door de verdachte is voorzien van harddrugs en evenmin dat verdachte [slachtoffer] in een gecontroleerde en/of afgesloten woning heeft gehouden, zodat de verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte, door de hiervoor bewezen geachte feitelijke gedragingen, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer]. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Van mensenhandel is onder andere sprake indien iemand een persoon “….vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt met het oogmerk van uitbuiting van die ander….terwijl die ander de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt” (artikel 273f, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht).
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer] heeft vervoerd naar een klant, haar in haar woning heeft opgenomen en daar heeft gehuisvest terwijl zij nog geen 18 jaar was. Aan al deze elementen van het betreffende wetsartikel is dus voldaan. Rest de vraag of er bij verdachte ook sprake is van de opzet op uitbuiting.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en de Memorie van Toelichting op voornoemd wetsartikel, geldt dat – voor zover hier aan de orde – sprake is van een uitbuitingssituatie indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan
de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Nu het hier gaat om een 15 jarige kan haar situatie in geen enkel geval gelijk worden genoemd aan de omstandigheden waarin een mondige (en meerderjarige) prostituee in Nederland pleegt
te verkeren en is naar het oordeel van de rechtbank reeds daarom sprake van een uitbuitingssituatie.
Voorts wordt nog overwogen dat niet is vereist dat aangeefster daadwerkelijk is uitgebuit (Hoge Raad 27 oktober 2009, LJN BI7099). Het oogmerk daartoe volstaat. Dit oogmerk blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de aard van de tewerkstelling (het werken in de prostitutie door [slachtoffer]), de faciliterende diensten die de verdachte daarbij heeft verricht en het feit dat verdachte economisch voordeel heeft behaald uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer].
Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank al vast dat van mensenhandel sprake is.
De opsteller van de tenlastelegging heeft er echter voor gekozen nog meer vormen van mensenhandel ten laste te leggen, namelijk het ertoe
brengen zich beschikbaar te stellen
voor het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling(artikel 273f, eerste lid, sub 5 van het Wetboek van Strafrecht) en
opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f, eerste lid, sub 8 van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Is [slachtoffer] door de verdachte ertoe gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte voor [slachtoffer] een advertentie heeft geplaatst op
een (erotische) website onder de naam [alias] teneinde klanten te werven voor de prostitutie, dat zij voor [slachtoffer] afspraken maakte met klanten, dat zij haar naar een klant heeft gebracht en dat zij aan [slachtoffer] een van de slaapkamers van haar woning ter beschikking heeft gesteld
voor prostitutiewerkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, door het verrichten van deze (faciliterende) handelingen, [slachtoffer] ertoe gebracht zich beschikbaar
te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer], gezien haar jeugdige leeftijd en de positie waarin zij zich bevond (uit huis geplaatst en weggelopen van haar “groep”), geen reële eigen keuze had om zich wel of niet te prostitueren.
Heeft de verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling?
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte (een deel van) haar opbrengsten
uit de prostitutie moest afdragen aan de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling. De rechtbank merkt hierbij op dat ook indien [slachtoffer] werkelijk slechts een bedrag moest afdragen als vergoeding voor levensonderhoud en inwoning dit als een economisch voordeel moet worden gezien, nu daardoor de eigen lasten voor de verdachte lager uitvielen.
Ook deze vormen van mensenhandel kunnen dus ten aanzien van verdachte bewezen worden.