4.3.1De feiten 1 en 2
4.3.1.1 Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2
Op 13 augustus 2013 heeft verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 3 augustus 2013 heeft [slachtoffer 1] tweemaal gebeld naar het servicecenter van de politie Limburg. Op maandag 12 augustus 2013 heb ik, verbalisant [verbalisant 1], de gesprekken teruggeluisterd en woordelijk uitgewerkt.
De woordelijke uitwerking van melding 1 op 3 augustus 2013 omstreeks 17:27 uur:
(…)
J ([slachtoffer 1]): Goedemiddag met mevrouw [slachtoffer 1]. (…) hij heeft mij net weer flink doorgelaten, heeft hij mij hier in zijn kamer opgesloten en is weggegaan. En ik wilde graag, ik wil hier weg voordat euh.. voordat het helemaal uit de hand loopt.
S (Servicecenter politie): en jij zit nu in die woning van hem?
J: Ja, hij heeft mij hier opgesloten en ik kom er niet uit of niks.
S: En welk adres is dat?
J: euh..[adres]? In Maasniel is dat.
S: Welk nummer?
J: 11.
S: En wie is dat die jongen?
J: Dat is [verdachte]. (…)
(…)
J: Ja, ik wil hier zo snel mogelijk weg meneer, echt, ik ben echt bang voor hem.
(…)
Op 3 augustus 2013 hebben de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 3 augustus 2013, omstreeks 17:33 uur, ontvingen wij, verbalisanten, van de centralist van de Regionale Meldkamer te Venlo, de opdracht om te rijden naar de [adres] te Roermond, alwaar [slachtoffer 1] tegen haar wil in een kamer werd opgehouden. Zij zou alleen in de kamer verblijven.
Wij, verbalisanten, zijn onmiddellijk ter plaatse gereden.
Op 3 augustus 2013, omstreeks 17:46 uur, waren wij ter plaatse. Wij zagen dat de voordeur van perceel [adres] geopend was. Wij hebben meerdere malen luidkeels medegedeeld dat wij van de politie waren. Wij hoorden op een van de bovenste etages dat [slachtoffer 1] om hulp schreeuwde. Wij zijn via de trappen naar de tweede etage van het pand gerend, afgaande op het geschreeuw van [slachtoffer 1]. Wij hoorden dat [slachtoffer 1] ons mededeelde dat zij geen sleutel had om de kamerdeur te openen, dat zij alleen op de kamer was en dat zij opgesloten zat.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb met mijn rechter geschoeide voet meerdere malen tegen de kamerdeur getrapt waardoor deze werd geopend. Wij, verbalisanten, hebben de kamer betreden en hoorden [slachtoffer 1] mededelen dat zij tegen haar wil werd opgehouden en dat zij vandaag mishandeld was door [verdachte]. Wij zagen dat [slachtoffer 1] geëmotioneerd was, heel angstig reageerde en stond te trillen op haar benen.
Wij zagen dat op een nachtkast een opengeklapt vlindermes lag. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag aan de uiterste punt van het steekgedeelte van het vlindermes een rood puntje.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 3 augustus 2013 verklaard – zakelijk
weergegeven –:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling.
Vandaag, 3 augustus 2013, was ik in de woning/kamer van [verdachte] op het adres [adres] te Maasniel. Ik zat op het bed met mijn rug naar [verdachte] toe en draaide een sigaret. Opeens voelde ik wat aan mijn linker oor. Ik greep met mijn linkerhand naar mijn oor en ik zag dat er bloed aan mijn hand zat. Ik draaide mij toen meteen om en ik zag dat hij een goudkleurig vlindermes op een nachtkastje neerlegde.
Ik zag dat hij vies naar mij keek en ik hoorde dat hij zei: ‘hier heb jij ook wat’.
Later vertrok hij zonder iets tegen mij te zeggen en sloot de kamer weer af. Ik had geen sleutel om de kamer uit te komen. Ik dacht op dat moment alleen nog maar: ‘ik moet weg, ik moet uit die kamer weg en ik moet naar een veilige plek.’
In de Rapportage Letselschade van GGD Noord-Limburg d.d. 3 augustus 2013 is vermeld
– zakelijk weergegeven –:
Naam arts : C.J. van Leeuwen
Naam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [voornamen]
Geboorteplaats en -datum : [geboortegegevens]
Vraagstelling opdrachtgever:
Letselbeschrijving
Onderzoeksactiviteiten:
Foto’s gemaakt van genoemde letselplaatsen/letsels. Beschrijving en interpretatie van genoemde letsels.
Bevindingen:
Op foto 2 is een wondje te zien, qua vorm passend bij een sneetje cq kloofje, in de linker oorlel. (ca. 3 mm lang, ca. 0,5 mm diep)
Beschouwing/conclusie:
De verwonding aan het oor zou door drukken met een mespunt (van een puntig mes) net door de huid kunnen zijn ontstaan.
Op 10 september 2013 hebben de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 3 augustus 2013 te 21:39 uur werd door ons, verbalisanten, een forensisch onderzoek naar sporen verricht.
Het onderzoek is verricht in een woning (kamerverhuur) te [adres] te Roermond.
Tijdens het zoeken in de kamer werd door ons, verbalisanten, een vlindermes [AADZ3583NL] op een nachtkastje gevonden.
Het veiliggestelde mes [AADZ3583NL] werd op 4 augustus 2013 door ons onderzocht. Op de punt van het lemmet van het mes werd bloed aangetroffen. Dit bloed werd bemonsterd met een wattenstaafje [AAFK4553NL].
Op 22 augustus 2013 heeft verbalisant [verbalisant 6] het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 22 augustus 2013 werd door mij, verbalisant, een forensisch onderzoek naar biologische sporen verricht aan onderstaande bemonstering.
Spoor : 19227
SIN : AAFK4553NL
Soort : Bloed
Plaats veiligstellen : Op punt van vlindermes
Onderzoek bemonstering AAFK4553NL
Als onderdeel van de standaard onderzoeksprocedure heb ik de bemonstering onderzocht op de aanwezigheid van bloed. De aanwezigheid van bloed in de bemonstering is met de tetrabasetest bevestigd. Ik heb de bemonstering veiliggesteld in een cupje en in de originele verpakking en verzegeld.
De aanvraag onderzoek NFI houdt – zakelijk weergegeven – in:
PL-code/referentienummer: PL236E 2013069771-8
Vraagstelling
- Van wie is het humaan biologisch celmateriaal?
- Maak een DNA-profiel en vergelijk het met alle aanwezige DNA-profielen binnen de zaak.
- SIN : AAFK4553NL
- SIN : RABA5490NL
Voornaam [voornamen]
Achternaam [slachtoffer 1]
Geboortedatum [geboortedatum]
In het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut is het volgende gerapporteerd – zakelijk weergegeven –:
Het onderzoeksmateriaal AAFK4553NL#01 (een bemonstering) en RABA5490NL (een referentiemonster wangslijmvlies van [slachtoffer 1]) is aan een DNA-onderzoek onderworpen.
SIN
Beschrijving DNA-profiel / celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAFK4553NL#01
DNA-profiel van een vrouw
- slachtoffer [slachtoffer 1]
kleiner dan één op één miljard
4.3.1.2 Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van het telefonisch contact tussen aangeefster [slachtoffer 1] en de politie, het aantreffen van aangeefster in de afgesloten woning van de verdachte, de emotionele toestand waarin aangeefster is aangetroffen en de verklaring van aangeefster, stelt de rechtbank vast dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] in zijn woning heeft opgesloten en haar daarmee wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
Ten aanzien van feit 2:
Op grond van de verklaring van aangeefster, het geconstateerde letsel aan haar oor en het in de woning van de verdachte aangetroffen mes met daarop bloed van aangeefster, stelt de rechtbank vast dat de verdachte haar met een mes in het oor heeft gesneden of gestoken.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] voor zover deze voor het bewijs is gebezigd, nu haar verklaring op diverse onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.3.1.3 Partiële vrijspraak van feit 2
Naast het snijden en/of steken met een vlindermes in het oor, is aan de verdachte onder feit 2 ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet) heeft getrapt en/of geschopt.
De rechtbank acht het slaan, stompen, trappen en/of schoppen niet bewezen en overweegt hiertoe het volgende.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 3 augustus 2013, onderweg naar huis, van verdachte een flinke trap tegen haar rechterknie heeft gekregen. De verbalisant heeft in de aangifte gerelateerd dat aangeefster de broekspijp van haar rechterbeen optrok en zag dat zij een behoorlijke blauwe plek op de rechterknie had. In een andere verklaring heeft aangeefster verklaard dat zij niet heeft gezien hoe verdachte haar heeft getrapt, maar dat zij zeker weet dat verdachte dit heeft gedaan, omdat hij de enige was die bij haar in de buurt liep.
Verder heeft aangeefster verklaard dat zij vervolgens, thuis aangekomen, van verdachte een harde klap tegen haar rechteroor heeft gekregen.
De forensisch geneeskundige C.J. van Leeuwen heeft op 3 augustus 2013 bij aangeefster [slachtoffer 1] twee bloeduitstortingen aan de binnenzijde van het rechterbeen, vlak boven en onder de knie, geconstateerd. Volgens de arts echter, lijken deze bloeduitstortingen, gezien hun verkleuringen, van oudere datum te zijn. Dit letsel acht de rechtbank dan ook niet redengevend voor het bewijs van feit 2.
Daarnaast is bij aangeefster geen letsel geconstateerd dat zou kunnen zijn ontstaan door een harde klap tegen haar rechteroor.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster ten aanzien van het trappen tegen haar knie en het slaan tegen haar oor onvoldoende wordt gesteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook (partieel) vrijspreken.
4.3.1.4 Conclusie
Op grond van het overwogene ten aanzien van de feiten 1 en 2 acht de rechtbank deze feiten bewezen zoals is weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
4.3.3Feit 4
4.3.3.1 De overweging ten aanzien van feit 4 primair
Onder feit 4 primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij een bedrag van 5.100 euro heeft afgeperst van [slachtoffer 3].
Op 3 januari 2013 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat verdachte
- haar had verteld dat hij boetes open had staan en dat hij vast zou komen te zitten als hij deze boetes niet zou betalen;
- haar had gevraagd of zij de boetes wilde betalen;
- haar bovendien vaker om geld had gevraagd.
Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij de verdachte in de periode van mei 2012 tot november 2012 in totaal 5.100 euro heeft gegeven en dat de verdachte dreigementen in haar richting had geuit voor het geval zij de waarheid over het geld tegen haar ouders zou vertellen.
Gelet hierop is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de verdachte aangeefster niet door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van geld, maar dat aangeefster het geld vrijwillig aan de verdachte heeft gegeven.
4.3.3.2 De conclusie ten aanzien van feit 4 primair
Gelet op het vorenstaande, en bij gebrek aan overig bewijs, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 4 primair.
4.3.3.3 De overweging ten aanzien van feit 4 subsidiair
Onder feit 4 subsidiair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 3] heeft bedreigd.
Zoals hierboven reeds is weergegeven heeft [slachtoffer 3] op 3 januari 2013 aangifte gedaan en verklaard dat verdachte dreigementen in haar richting heeft geuit voor het geval zij de waarheid over het geld tegen haar ouders zou vertellen.
Naast de verklaring van aangeefster heeft de officier van justitie voor het bewijs verwezen naar de verklaring van aangeefsters moeder en de verklaring van de ouders van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen weliswaar de aangifte enigszins ondersteunen, waar deze betrekking heeft op de ten laste gelegde bedreiging, doch niet in voldoende mate om te komen tot een bewezenverklaring van feit 4 subsidiair. Uit de verklaringen van deze getuigen blijkt immers geenszins hoe zij op de hoogte zijn geraakt van de beweerde bedreiging. Het is niet uit te sluiten dat zij slechts hebben herhaald wat aangeefster hen heeft verteld.
4.3.3.4 De conclusie ten aanzien van feit 4 subsidiair
Gelet op het vorenstaande, en bij gebrek aan overig bewijs, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van feit 4 subsidiair.
4.3.4Feit 5
4.3.4.1 De bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft op 28 maart 2010 verklaard – zakelijk weergegeven –:
Vorig jaar ben ik een tijdje bevriend geweest met [verdachte] (14-04-1991). Tijdens onze vriendschap heeft hij mij een telefoon, twee kettingen, drie ringen en twee hangertjes gegeven voor mij en mijn kindje.
Vandaag, zondag 28 maart 2010 omstreeks 20:00 uur, was ik in mijn woning te Geleen. Ik was ingelogd op mijn Hyves-account en ik zag dat [verdachte] mij aansprak middels het chatprogramma van Hyves. Ik zag dat hij schreef dat hij zijn goud terug wilde hebben en zijn telefoon met abonnement. Ik heb hierop geantwoord met een vraagteken. Hierna schreef hij een en ander terug. Ik voel mij hierdoor behoorlijk bedreigd.
De daadwerkelijke tekst van het gesprek tussen mij en [verdachte] zal ik op een later tijdstip aan u doen toekomen.
Tevens wil ik de spullen welke van [verdachte] zijn niet meer hebben. Ik neem ze niet mee terug en doe hier vrijwillig afstand van.
In het stamproces-verbaal d.d. 12 september 2013 heeft verbalisant [verbalisant 7] gerelateerd
– zakelijk weergegeven –:
Betreffend chatbericht was tevens voor de verbalisant zichtbaar en werd als bijlage bij de aangifte gevoegd.
Het chatgesprek houdt in:
1. hey wil em goud en foon trug
2. ??
3. ja dat goud en me lg cookie met abo
4. zo niet gool hgandgreanaat binnen
5. je heb die ringen van me opa en oma nog
6. anderds wil ik geld zien
7. geloofg mij msaasr
8. bent zat
9. ey kk hoer
10. ik trap jou deur in
11. en maak je af ik wil me goud trug en me foon
12. da goud was van me opa en oma
13. je had de kans
14. om te praten nu heb je de kans datr je sterft
15. e hoer
16. geloof me ik sta snel aan jilou deur
17. als ik me goud niet trug krijg sleep jou naar buiten gelof mij
18. was aan 10000euro goud
19. dat ik trug wil zo niet is jou kop een kogel schietscchijf
20. nu Is tg oorlog
21. je bent nu kapogt
22. en je vriend mAG JE HELPEN BOEIT NIET
23. kom wel ff met paar zigeuners langs
24. schet4n je helen kiet overhoop en rippen je helen huis leeg als jij t goud van onnze opa en oma
25. 3
26. 2
27. 1
28. je sterft
29. geloof mew
30. ik kmaa j diid
31. geloof me doodo dood dood dat goud van mij moet trug
32. geloof me
33. je ben dood
34. focking hoer
35. praat nu gvd of mak jou echt dood
36. weet wa je woont trap deur e/in en maak jou dood
37. Buzzzzzzzzzzzzzz!
38. Buzzzzzzzzzzzzzz!
39. Buzzzzzzzzzzzzzz!
40. dood ben je
De afstandsverklaring d.d. 28 maart 2010 houdt in – zakelijk weergegeven –:
[slachtoffer 4] verklaart op 28 maart 2010 op vrijwillige basis afstand te doen van de hieronder vermelde voorwerpen:
- drie ringen (1774710),
- twee kettingen met hangers (1774711) en
- een telefoon, LG Cookie (1774712),
teneinde deze aan de eigenaar terug te geven.
Het bewijs van ontvangst d.d. 10 september 2013 houdt in – zakelijk weergegeven –:
[verdachte] verklaart op 10 september 2013 te hebben ontvangen uit handen van de politie te Roermond onderstaande goederen:
- drie ringen (1774710),
- twee kettingen met hangers (1774711) en
- een telefoon, LG Cookie (1774712).
4.3.4.2 De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van de aangifte en de weergave van het chatbericht tussen de verdachte en aangeefster stelt de rechtbank vast dat de verdachte aangeefster via Hyves heeft bedreigd, kennelijk omdat aangeefster de beschikking had over diverse sieraden en een telefoon die zij ooit van verdachte had gekregen.
De rechtbank vindt hiervoor voldoende steun in het feit dat de verdachte deze goederen, waarvan aangeefster afstand deed, als eigenaar in ontvangst heeft genomen.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.3.4.3 Conclusie
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen acht de rechtbank feit 5 bewezen, zoals is weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
4.3.5Feiten 6 en 7
4.3.5.1 De bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft op 18 november 2012 verklaard – zakelijk weergegeven –:
Ik heb [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Echt, leren kennen op 22 september 2012. In de nacht van donderdag op vrijdag hierop volgend heb ik hem opgehaald op het station en mee naar huis genomen, naar mijn woning in Gouda. [verdachte] is vanaf toen niet meer bij me weggegaan.
In de periode, toen [verdachte] zo’n twee tot drie weken bij mij woonde, begon hij mij pijn te doen. Hij pakte me hard beet bij mijn gezicht en bij mijn armen. Hij kneep mij zo hard in mijn wangen dat mijn mond openging. Dat deed heel veel pijn. Hij kneep ook zo hard in mijn armen dat ik blauwe plekken had.
Eind oktober zijn [verdachte] en ik naar zijn ouders in Limburg gegaan. Ik had mijn sieraden meegenomen, waaronder mijn gouden koningsketting met daaraan een gouden panter met twee diamantjes als oogjes. Tijdens het winkelen zijn wij naar een juwelier in Echt geweest omdat mijn ketting beschadigd was. Deze heeft gekeken hoe duur het was om mijn ketting te maken. [verdachte] wilde ook bij een andere juwelier in Echt vragen hoe duur het repareren van de ketting was. Binnen bleek dat een winkel te zijn die goud taxeert en niet maakt. Hier vertelden ze mij dat mijn ketting zo’n 400 à 500 euro waard was. Toen ik thuis kwam bij de ouders van [verdachte] bleek dat mijn ketting weg was.
We hadden in die week regelmatig ruzie en daarbij greep [verdachte] mij regelmatig bij mijn armen en kneep hij mij zo hard dat mijn armen onder de blauwe plekken zaten. Ook heeft hij mij weer heel hard in mijn wangen geknepen.
Op een gegeven moment (de rechtbank begrijpt ongeveer twaalf dagen later) is mijn moeder me komen halen. Mijn moeder was met [persoon 6].
Ik denk dat [verdachte] mijn gouden ketting heeft gestolen en deze heeft verkocht.
Getuige [persoon 6] heeft op 18 januari 2013 verklaard – zakelijk weergegeven –:
U vraagt mij of ik wel eens blauwe plekken of ander letsel gezien heb bij [slachtoffer 5]. Zij heeft dit wel laten zien, maar dat was toen we haar ophaalden bij de ouders van [verdachte].
De getuigen [slachtoffer 2], [persoon 7] en [persoon 8] hebben op 13 januari 2013 verklaard – zakelijk weergegeven –:
In oktober 2012 kwam [verdachte] hier met een vriendinnetje van hem uit Gouda, [slachtoffer 5]. Die twee hebben hier een week gelogeerd.
Op enig moment stonden [verdachte] en [slachtoffer 5] weer voor de deur om spullen op te halen. Wij hebben toen de blauwe plekken gezien welke [slachtoffer 5] op haar armen had. Dat is de eerste keer dat wij blauwe plekken zagen en [slachtoffer 5] toegaf dat ze daadwerkelijk geslagen werd door [verdachte].
[slachtoffer 5] is toen door haar moeder opgehaald.
Getuige [persoon 5] heeft op 11 januari 2013 verklaard – zakelijk weergegeven –:
Eind oktober 2012, begin november 2012, was ik in de woning van [slachtoffer 5] in Gouda. [slachtoffer 5] liet mij zien dat zij een blauwe bovenarm had. Dit had [verdachte] gedaan toen hij boos op haar was. (De rechtbank begrijpt dat [slachtoffer 5] tegen getuige van Es heeft verklaard dat [verdachte] dit had gedaan, toen hij boos op haar was.)
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 6 september 2013 het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Ik ben naar [bedrijf] op de [adres] te Hoensbroek gegaan. Daar sprak ik [medewerker] en ik vroeg hem of [verdachte] in zijn filiaal in Echt iets had verkocht. Hierop kreeg ik de registraties van aankopen van de jaren 2012 en 2013 van het [bedrijf] filiaal te Echt.
Bij het doorkijken van deze registraties kwam ik een aankoop tegen met de volgende bijzonderheden:
Datum: 31-10-12
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Legitimatienummer: [BSNnummer]
Omschrijving: Oud en sloopgoud
Totaal bedrag: € 490.
Op de ID-staat met betrekking tot de verdachte d.d. 8 augustus 2013 is vermeld – zakelijk weergegeven –:
Naam : [verdachte]
Voornamen : [voornamen]
Geboortedatum : [geboortedatum]
BSN : [BSNnummer]
4.3.5.2 De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 6:
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 5] en de verklaringen omtrent het bij aangeefster geconstateerde letsel van de getuigen [persoon 6] en [persoon 5] en van de ouders en de zus van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster [slachtoffer 5] meermalen met kracht heeft geknepen in haar armen en haar gezicht/wangen, waardoor zij letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van feit 7:
Uit de aangifte van [slachtoffer 5] blijkt dat zij eind oktober 2012 samen met verdachte in Echt bij een taxateur voor goud is geweest. Aldaar is de waarde van haar ketting getaxeerd op 400 tot 500 euro. Later diezelfde dag bleek dat haar ketting weg was.
Volgens een rekening van [bedrijf] heeft een persoon, genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum], legitimatienummer [BSNnummer], op 31 oktober 2012 in het filiaal van [bedrijf] te Echt voor 490 euro aan goud verkocht.
Gelet op de combinatie van de achternaam, de voornaam, de geboortedatum en het burgerservicenummer, zoals weergegeven op de rekening van [bedrijf], stelt de rechtbank vast dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die op 31 oktober 2012 een hoeveelheid goud voor een bedrag van 490 euro heeft verkocht aan [bedrijf]. Hieraan doet niet af dat de achternaam van de verdachte op de rekening niet helemaal juist is geschreven.
Dit betekent dat de verdachte op 31 oktober 2012, dus korte tijd na de taxatie van aangeefsters gouden ketting, beschikte over een hoeveelheid goud met dezelfde waarde als deze ketting en dit goud heeft verkocht.
Ter terechtzitting d.d. 7 februari 2014 heeft verdachte ontkend dat hij op 31 oktober 2012 een partij goud heeft verkocht. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze verklaring van verdachte als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt, dienende ter bemanteling van de waarheid dat hij de gouden ketting van aangeefster heeft gestolen en direct heeft verkocht.
Naar het oordeel van de rechtbank doet hieraan niet af dat op de rekening het hokje ‘oud en sloopgoud’ is aangekruist.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.3.5.3 Conclusie
Op grond van het overwogene ten aanzien van de feiten 6 en 7 acht de rechtbank deze feiten bewezen zoals is weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.