3.3Het oordeel van de rechtbankTen aanzien van feit 1:
[K.O.] deed op 4 mei 2011 mede namens [benadeelde partij] aangifte van verduistering. Zij verklaarde dat een man die opgaf te zijn [naam verdachte] , verdachte, op 16 december 2010 in Maastricht een Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken 1] huurde. Verdachte had deze auto niet meer teruggebracht, evenmin had hij de huur betaald. Op 3 februari 2011 heeft verdachte een witte Seat Ibiza met het kenteken [kenteken 1] gehuurd. Ook deze auto had hij niet teruggebracht, de huur was ook niet betaald.
Op 6 mei 2011 ontving de politie een melding dat de Seat Ibiza met het hiervoor weergegeven kenteken op een parkeerplaats ter hoogte van het adres [adres] te Maastricht was aangetroffen. Door de politie werd vervolgens een onderzoek ingesteld in de auto waarbij bleek dat de Seat tot aan de nok toe volgeladen was met goederen, waaronder ongeopende enveloppen geadresseerd aan [naam verdachte] , [adres] te Maastricht.
Op 8 mei 2011 zag de politie de Volkswagen Polo met het hiervoor weergegeven kenteken over de Fregatweg te Maastricht rijden. De politie heeft vervolgens de bestuurder van deze auto, [T.O.], aangehouden.Deze verklaarde dat hij de auto al vanaf december 2010 in gebruik had en dat hij [naam verdachte] elke woensdag of vrijdag ongeveer € 225,00 voor de onkosten betaalde. [naam verdachte] zou zelf ook in een witte Seat huurauto rijden.
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op respectievelijk
16 december 2010 en 3 februari 2011 een Volkswagen Polo en een Seat Ibiza heeft gehuurd en deze niet heeft geretourneerd. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde verduistering van beide auto’s wettig en overtuigend bewezen. Immers heeft verdachte deze auto’s gehuurd en na het verstrijken van de overeengekomen huurtermijn niet teruggebracht. Uit de verklaring van de bestuurder van de Volkswagen Polo, [T.O.], leidt de rechtbank af dat verdachte als heer en meester over deze auto beschikte. Hij heeft de auto immers aan [T.O.] (weder)verhuurd. Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van [T.O.], in onderlinge samenhang bekeken met het aantreffen van de witte Seat, volgeladen met goederen inclusief post die voor verdachte bestemd was, af dat verdachte na het verstrijken van de huurtermijn de Seat Ibiza voor zichzelf is gaan houden en als heer en meester over de Seat Ibiza beschikte.
Ten aanzien van feit 2:
Vast staat dat [G.M.] op 13 mei 2011 aangifte van poging tot oplichting deed. Hij verklaarde dat [naam verdachte] op 22 december 2010 via de website van zijn bedrijf, [benadeelde partij 2], een telefoon bestelde. Diezelfde dag is [naam verdachte] naar zijn bedrijf gekomen om de telefoon af te halen en liet toen een betalingsoverzicht zien waaruit bleek dat een bedrag van € 449,95 was overgeboekt. [G.M.] heeft [naam verdachte] vervolgens een Apple Iphone 4 meegegeven; [naam verdachte] zou diezelfde avond het restant bedrag van € 400,05 komen langsbrengen. Op 25 december 2010 zag [G.M.] dat het betalingsoverzicht vervalst was, hij kon namelijk zelf de bedragen op dit betalingsoverzicht veranderen. Ook het resterende bedrag van € 400,05 werd nooit betaald.
Primair is de oplichting van [benadeelde partij 2] in of omstreeks het tijdvak van 7 februari 2011 tot en met 18 februari 2011 ten laste gelegd, subsidiair is het gebruikmaken van een vals of vervals geschrift in diezelfde periode ten laste gelegd. Nu uit de aangifte blijkt dat [G.M.] op 22 december 2010 en dus niet in het ten laste gelegde tijdvak, de telefoon aan verdachte heeft afgegeven, nadat deze een - naar later bleek - vervalst betalingsoverzicht had laten zien, kan het ten laste gelegde niet worden bewezen en moet verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5:
S.E.B.M. [benadeelde partij 10] deed op 21 maart 2012 klacht van belaging. Zij verklaarde dat zij verdachte na het overlijden van haar vriend in 2010 had leren kennen en een relatie met hem kreeg. In januari 2012 heeft zij de relatie met verdachte beëindigd en is vervolgens bij haar moeder in Geulle gaan wonen. Verdachte belde [benadeelde partij 10] vanaf 16 januari 2012 zeer frequent en stuurde haar honderden sms-berichten en e-mails. De laatste 3 weken voordat [benadeelde partij 10] aangifte deed, reageerde zij niet meer op de sms- en e-mailberichten die verdachte haar stuurde, ook heeft zij de telefoon niet meer opgenomen als verdachte belde. [benadeelde partij 10] ontving daarna nog steeds sms-berichten en telefoontjes van verdachte dat hij haar wil spreken.
[benadeelde partij 10] heeft een overzicht van e-mailberichten en Whatsapp-berichten overgelegd.Daaruit blijkt dat [benadeelde partij 10] op 8 februari 2012 een Whatsapp-bericht aan verdachte heeft verzonden met de tekst: “Waarom de moeite nemen om langs te komen, ik bespreek niks over jeff, alleen met jeff zelf. Dat respect heb ik. Ik had al verwacht dat niemand op zou pakken. Laat mij verder met rust, bedankt.”Verdachte heeft [benadeelde partij 10] daarna meerdere Whatsapp-berichten gestuurd, waarin hij vroeg om contact met haar.
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, nadat [benadeelde partij 10] uitdrukkelijk had aangegeven dat zij met rust gelaten wilde worden, [benadeelde partij 10] zeer frequent sms-berichten en e-mails stuurde en haar heel vaak belde. De ten laste gelegde belaging van [benadeelde partij 10] acht de rechtbank daarom bewezen.
Ten aanzien van feit 6:
V.G. [benadeelde partij 11], wonende te Geulle, verklaarde dat verdachte in 2011 voorstelde om samen met haar dochter, [benadeelde partij 10], een bedrijf te beginnen. Verdachte wilde uitvaartkisten laten bedrukken met foto’s of tekeningen. [benadeelde partij 10] zou deze kisten ontwerpen. Verdachte vertelde dat vrienden in zijn bedrijf hadden geïnvesteerd. [benadeelde partij 11] besloot verdachte geld te lenen voor het opstarten van het bedrijf. Dit geld was onder meer bedoeld voor het uitkopen van investeerders, het betalen van juridische kosten en het betalen van rekeningen voor drukwerk en het opzetten van een website. Verdachte beloofde [benadeelde partij 11] het
geleende geld terug te betalen, maar zij heeft nooit geld van hem gekregen.
[benadeelde partij 10] verklaarde dat het bedrijf dat zij samen met verdachte wilde opstarten Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] was genaamd en dat het idee om uitvaartkisten te laten bedrukken met foto’s of tekeningen [naam bedrijf] werd genaamd.
Uit een transactieoverzicht dat van de rekening van verdachte is gemaakt, blijkt dat [benadeelde partij 11] in de periode van 26 augustus 2011 tot en met 3 oktober 2011 onder vermelding van [naam bedrijf] in totaal € 11.250,00 heeft overgeschreven op de rekening van verdachte. Uit het transactieoverzicht kan niet worden afgeleid dat verdachte ten behoeve van [naam bedrijf] uitgaven heeft gedaan voor octrooien of patenten of andere bedrijfsgerelateerde uitgaven.
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat [benadeelde partij 11] in de periode van 26 augustus 2011 tot en met 3 oktober 2011 een bedrag van in totaal € 11.250,00 heeft overgeschreven op de bankrekening van verdachte. Dat geld was bedoeld voor de oprichting en de daarmee samenhangende kosten van het bedrijf dat verdachte samen met haar dochter zou opstarten, Uitvaartzorg [naam bedrijf 2]. Uit het transactieoverzicht blijkt dat verdachte dit geld nooit heeft gebruikt voor dit doeleinde. De rechtbank acht de ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 11] dan ook bewezen.
Ten aanzien van feit 8:
[H.S. 1] deed op 26 april 2012 mede namens Ford [benadeelde partij 13] aangifte. Hij verklaarde dat hij op 2 maart 2012 een e-mail kreeg met het verzoek een auto te huren. Later die dag heeft de heer [T.H.] de betreffende auto, een Ford Focus met het kenteken [naam kenteken] bij het filiaal van [benadeelde partij 13] in Maastricht afgehaald. De huur van de auto is niet betaald, evenmin is de auto na de overeengekomen termijn geretourneerd aan Ford [benadeelde partij 13].
[T.H.], degene die de Ford Focus met het hiervoor genoemde kenteken bij Ford [benadeelde partij 13] heeft opgehaald, verklaarde dat hij dit in opdracht van verdachte deed. Verdachte had hem gevraagd mee te gaan naar het garagebedrijf. Bij het garagebedrijf zei verdachte dat hij zijn rijbewijs niet bij zich had en vroeg toen aan [T.H.] of hij zijn rijbewijs wilde tonen aan de baliemedewerker. Hij zag verdachte nog wel eens in de auto rijden.
De rechtbank acht de onder feit 8 primair ten laste gelegde verduistering van een auto van Ford [benadeelde partij 13] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een Ford Focus bij Ford [benadeelde partij 13] heeft gehuurd en deze na het verstrijken van de huurtermijn niet heeft teruggebracht. Voorts leidt de rechtbank uit de verklaring van [T.H.] af dat verdachte nadien als heer en meester over de auto heeft beschikt. [T.H.] zag verdachte namelijk nog wel eens in de auto rijden.
Ten aanzien van feit 9:
Vast staat dat R.M. [benadeelde partij 14] op 21 december 2012 aangifte deed van aangifte. Hij verklaarde dat op Marktplaats.nl 2 speakers werden aangeboden door [R.] [naam verdachte]. [benadeelde partij 14] kwam met deze man overeen dat hij de speakers voor € 400,00 zou kopen. Op aandringen van de verkoper schreef [benadeelde partij 14] het aankoopbedrag over op diens rekening. Afgesproken werd dat verdachte de speakers naar [benadeelde partij 14] zou brengen. Verdachte kwam echter nooit opdagen en had steeds een smoes. Zo zou hij werken voor [D.] en veel met de politie Venlo & Limburg Noord werken. Evenmin heeft verdachte het
geld dat [benadeelde partij 14] had overgeschreven terug op diens rekening overgemaakt.
Ten laste gelegd is de oplichting van [benadeelde partij 14]. Uit de aangifte blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat [benadeelde partij 14] tot afgifte van het geldbedrag van € 400,00 is bewogen door een van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen. Bovendien wijkt de modus operandi in deze zaak af van de overige ten laste gelegde oplichtingen. Verdachte biedt in dit geval goederen aan via Marktplaats.nl die hij vervolgens niet levert, in tegenstelling tot de andere ten laste gelegde oplichtingen waarbij hij goederen afneemt en deze vervolgens niet betaalt. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder feit 9 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 11:
De rechtbank acht de onder feit 11 ten laste gelegde oplichting van Automobielcentrale [benadeelde partij 16] niet wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de aangiftes van [naam bedrijf 3] Holding B.V. en Automobielcentrale [benadeelde partij 16] onvoldoende blijkt dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een medewerker van [naam bedrijf 3] Investment Groep die namens dat bedrijf opdrachten kon geven, en dat Automobielcentrale [benadeelde partij 16] daardoor werd bewogen tot afgifte van een gerepareerde en een leenauto.
[H.F.] verklaarde namelijk in de aangifte namens Automobielcentrale [benadeelde partij 16] dat verdachte om hulp vroeg bij het repareren van zijn Jeep. Nadat [benadeelde partij 16] had aangegeven dat zij eigenlijk geen reparaties aan Jeeps uitvoerden, omdat zij Land Rover dealer zijn, vroeg [naam verdachte] om hem desalniettemin te helpen omdat hij via [naam bedrijf 3] Holding Maastricht B.V. klant was van [benadeelde partij 16] met een Range Rover. Deze mededeling van verdachte was juist. Verdachte is in het verleden geregeld uit naam van [naam bedrijf 3] Holding Maastricht met een Range Rover bij [benadeelde partij 16] geweest. Vervolgens heeft [benadeelde partij 16] de afweging gemaakt om de Jeep van verdachte toch op te halen en te repareren en een leenauto aan [naam verdachte] ter beschikking te stellen. Op 4 juli 2013 werd de leenauto teruggebracht en de gerepareerde Jeep meegenomen door verdachte. De factuur werd vervolgens door [benadeelde partij 16] geadresseerd op naam van [naam bedrijf 3] Holding. Uit de zich in het dossier bevindende aangifte blijkt naar het oordeel van de rechtbank geenszins dat [naam verdachte] de opdracht tot reparatie van de Jeep heeft gegeven (en vervolgens de leenauto heeft geleend) op of uit naam van [naam bedrijf 3] Investment Groep, noch dat de facturering op zijn aangeven op naam van [naam bedrijf 3] Holding heeft plaatsgevonden. Dat [benadeelde partij 16] in haar afweging om [naam verdachte] wel te helpen met zijn Jeep - ondanks dat zij dat normaal gesproken als Land Rover dealer niet zouden doen - kennelijk is beïnvloed door de connectie die [naam verdachte] had met - goede klant - [naam bedrijf 3] Holding, maakt dit niet anders. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde oplichting.
Ten aanzien van feit 12:
G. [naam benadeelde partij 3] deed op 22 oktober 2013 namens Intermediaire Voorschotbank B.V. aangifte. Hij verklaarde dat op 25 juni 2013 een kredietaanvraag op naam van verdachte, wonende te Maastricht, voor een doorlopend krediet van € 5.000,- werd ontvangen. Op 4 juli 2013 ontving de bank een loonberekening van Uitvaart Zorg [naam bedrijf 2], waaruit bleek dat verdachte op 1 januari 2011 in dienst was getreden van dit bedrijf en € 2.450,- netto per maand aan salaris zou ontvangen. Na nader onderzoek bleek dat verdachte in 2013 geen salaris heeft ontvangen van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] en dat Uitvaart Zorg [naam bedrijf 2] niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het bedrijf Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] in oprichting was op 18 januari 2012 geregistreerd en op 18 juni 2012 ambtshalve doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.
Uit deze bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 4 juli 2013 een valse loonberekening heeft overgelegd bij het aanvragen van een krediet. Het bedrijf waarvan deze beweerdelijke loonberekening zou zijn, was namelijk niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en bestond dus niet. Evenmin kan verdachte op 1 januari 2011 in dienst zijn getreden bij Uitvaartzorg [naam bedrijf 2], omdat dit bedrijf blijkens informatie van de Kamer van Koophandel pas op 18 januari 2012 en dus ná de beweerdelijke indiensttreding van verdachte werd geregistreerd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse loonberekening om een krediet aan te vragen.
Ten aanzien van feit 3:
R. [benadeelde partij 5] deed op 22 juli 2010 aangifte van oplichting. Hij verklaarde dat een man, die zich als [naam verdachte] voorstelde, op 17 juni 2010 via e-mail reageerde op een door hem geplaatste advertentie voor een digitale mixer. Op 18 juni 2010 kreeg [benadeelde partij 5] een sms-bericht met de vraag of het geld ook overgeboekt kon worden. Ook vroeg [naam verdachte] of hij het rekeningnummer van [benadeelde partij 5] kon hebben, zodat het geld overgeboekt kon worden. Later die dag ontving [benadeelde partij 5] een e-mailbericht met een schermafdruk waarop te zien was dat J.R. [naam verdachte], verdachte, een bedrag van € 600,00 had overgeschreven naar zijn bankrekeningnummer. [benadeelde partij 5] heeft de digitale mixer vervolgens op 18 juni 2010 aan verdachte afgegeven. Op 21 juni 2010 en 23 juni 2010 stuurde verdachte e-mailberichten aan [benadeelde partij 5] met de vraag of het geld al was overgeschreven. Toen [benadeelde partij 5] aangaf dat dit niet het geval was, zei verdachte dat het geld wel van zijn bankrekening was afgeschreven en dat hij naar de bank zou gaan om het na te vragen. Ondanks meerdere beloftes van verdachte om het verschuldigde bedrag alsnog te betalen dan wel de digitale mixer te retourneren, heeft [benadeelde partij 5] geen geld ontvangen. Evenmin heeft hij de digitale mixer retour ontvangen.
In het dossier bevinden zich e-mailberichten van 30 juni 2010 van verdachte aan [benadeelde partij 5], inhoudende dat het geld volgens de bank is overgeschreven en de toezegging dat de mixer door een collega zal worden afgegeven bij [benadeelde partij 5] (17:21 uur) en het latere bericht van diezelfde dag (19:29 uur) van verdachte dat zijn collega het niet redt om de digitale mixer
’s avonds terug te brengen en dat hij zelf ook nog bezig is met het regelen van uitvaarten.
Ten aanzien van feit 4:
Op 6 maart 2012 deed [C.A.] namens [benadeelde partij 6] Hotels B.V. aangifte. Hij verklaarde dat er op 8 februari 2012 een man naar het [benadeelde partij 6] Hotel in Maastricht kwam. Deze man, die zich als [naam verdachte] voorstelde, vertelde aan de receptionist dat hij werkzaam was voor [naam bedrijf] en in het hotel wilde overnachten, omdat de leidingen in zijn woning waren bevroren en gesprongen. Op 13 februari 2012 moest verdachte uitchecken en het resterende bedrag dat hij verschuldigd was, betalen. Hij is echter vertrokken zonder dit bedrag te betalen. Vervolgens ontving [C.A.] op 14 februari 2012 een bericht van E. [naam], directeur van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2], waarna [C.A.] deze man heeft gebeld. De man deelde hem mede dat hij de compagnon van verdachte was en dat hij van plan was meerdere kamers en zalen te huren van de hotelketen. [C.A.] heeft daarop een afspraak met [naam] gemaakt voor 16 februari 2012. Gaandeweg dat gesprek kwam [C.A.] erachter dat hij met verdachte en niet met [naam] sprak. Verdachte gaf aan dat hij graag nog een paar nachten in het hotel in Maastricht wilde verblijven en heeft via internet een kamer geboekt en aanbetaald. Het resterende bedrag zou hij in het hotel betalen. Op 2 maart 2012 zei verdachte tegen [C.A.] dat hij € 500,00 zou betalen en dat zijn compagnon de volgende dag het resterende bedrag zou komen betalen. Dat is echter niet gebeurd. Later hoorde [C.A.] dat verdachte het hotel op 3 maart 2012 had verlaten om een betalingsbewijs uit zijn auto te pakken waaruit zou blijken dat hij de rekening had betaald. Verdachte is toen vertrokken en niet meer teruggekomen. Op 4 en 5 maart 2012 heeft verdachte nog gebeld om te zeggen dat er betaald ging worden; er is echter nog steeds niet betaald.
In het dossier bevindt zich verder een e-mail van [naam verdachte] , directeur van [naam bedrijf], onderdeel van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] d.d. 29 februari 2012, waarin hij aangeeft dat zijn bedrijf op 13 en 14 april 2012 een presentatie geeft in Maastricht aan diverse uitvaartbedrijven uit het buitenland en dat zij daartoe ongeveer 30 kamers inclusief ontbijt nodig hebben voor 2 nachten.
[G.G. 1] deed op 19 maart 2012 aangifte. Zij verklaarde dat een man die zich als [naam verdachte] voorstelde, op 5 maart 2012 [benadeelde partij 7] te Maastricht, kwam binnenlopen. Verdachte vertelde dat de gasleiding in zijn woning was gesprongen en zocht een slaapplaats voor een paar nachten. Hij zou aanvankelijk 3 nachten blijven en later heeft hij 2 dagen erbij gevraagd. Op 8 maart 2012 vertelde verdachte tegen [G.G. 1] dat hij naar de wasserette was geweest en daar per ongeluk zijn bankpasjes had mee gewassen. Hij kon de dag erna pas betalen en vroeg of het geld ook overgeschreven kon worden. Op 10 maart 2012 was verdachte vertrokken zonder te betalen. Zij heeft vervolgens een sms-bericht gestuurd naar verdachte en kreeg vervolgens een sms-bericht terug van iemand die zich voorstelde als [naam], de compagnon van verdachte. Deze vertelde dat verdachte een hartaanval had gehad en in een ziekenhuis in België lag. Op 15 maart 2012 kreeg [G.G. 1] een sms-bericht van verdachte die zei dat hij het geld zou overboeken en dat hij het enorm druk had, omdat hij kisten moest maken voor de overleden kinderen bij het ongeluk in Zwitserland. Daarna heeft [G.G. 1] niets meer gehoord, ook is er niet betaald voor de overnachtingen.
In het dossier bevindt zich een e-mail van A. [naam], algemeen directeur van [naam bedrijf], onderdeel van Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] d.d. 10 maart 2012 waarin [naam] schrijft dat zijn compagnon onwel is geworden tijdens het rijden en in het ziekenhuis ligt ter observatie.Tevens bericht [naam] op 12 maart 2012 aan de vader van aangeefster: “Wij zijn zo klaar met onze dienst, dan wordt de sleutel afgegeven, wij vonden het niet passelijk om met de rouw wagen vanmiddag bij uw dochter te stoppen.”Voorts wordt op 12 maart 2012 namens [naam bedrijf] aan de vader van aangeefster bericht dat het geld op 11 maart 2012 was overgemaakt.
[H.S. 2] heeft op 28 maart 2011 namens [benadeelde partij 8] aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat hij op 19 maart 2011 hoorde dat [naam verdachte] in het hotel wilde verblijven, omdat de CV-ketel in zijn woning kapot was gegaan. Hij kon slechts geld storten op het bankrekeningnummer van het hotel. [H.S. 2] zei vervolgens tegen [naam verdachte] dat hij een bedrag van € 500,00 moest overschrijven en een betalingsbewijs moest mailen. Later op de avond ontving [H.S. 2] dit betalingsbewijs en verdachte heeft op 19 maart 2011 ingecheckt. Op 25 maart 2011 liep verdachte naar de nachtportier en vertelde deze dat zijn vader ziek was en dat hij de rekening op 25 maart 2011 zou komen betalen. Verdachte is de rekening niet komen betalen en later bleek dat hij ook geen geld had overgeboekt op de rekening van het hotel.In het dossier bevindt zich een e-mail
d.d. 19 maart 2011 van [naam verdachte] aan [H.S. 2], waarin hij het betalingsbewijs toezendt. Naar aanleiding van dit betalingsbewijs is de gemaakte reservering door aangever akkoord bevonden.
[J.M.] heeft op 27 maart 2012 aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 15 maart 2012 een e-mail ontving van een persoon die zich als [naam] voorstelde en het
e-mailadres
[email 2]gebruikte. Deze persoon deelde mede dat hij de doodskisten voor de slachtoffers van het busongeluk in Zwitserland wilde gaan verzorgen en een hotelkamer in [benadeelde partij 9] in Maastricht wilde reserveren voor een vertegenwoordiger uit Groningen. Ook wilde hij een kamer voor 18, 19 en 20 maart 2012 reserveren. Het verschuldigde bedrag zou [naam] door zijn secretaresse laten overmaken. Op 16 maart 2012 heeft [J.M.] contact gehad met [naam]. Deze deelde mede dat hij in de kamer had overnacht, maar dat de kamer niet in orde was. Na navraag bij de bank bleek dat de rekening nog niet voldaan was. Later hoorde [J.M.] dat de persoon die in zijn hotel had overnacht [naam verdachte] zou heten.
Ten aanzien van feit 7:
[T.E.], mede-eigenaar van het bedrijf [benadeelde partij 12], deed op
29 maart 2012 namens [benadeelde partij 12], gevestigd te Sevenum, aangifte van oplichting. Hij verklaarde dat verdachte namens Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] in totaal 4 uitvaartkisten bij hem bestelde die hij vervolgens bij verdachte heeft afgeleverd. Het verschuldigde bedrag voor deze kisten, € 1.849,86, is nooit betaald.De factuurdata zijn 30 september 2011, 14 oktober 2011, 21 oktober 2011 en 11 november 2011.Bij de aangifte is e-mailcorrespondentie tussen [T.E.] en verdachte opgenomen. Op 17 januari 2012 stuurde verdachte, die zich uitgaf als directeur van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] een e-mail naar [benadeelde partij 12] waarin hij aangaf een afspraak te willen maken om de betaling te regelen en dat zij vanaf de maandag daaropvolgend zouden gaan adverteren in de media.Op 28 maart 2012 stuurde verdachte een e-mail naar [benadeelde partij 12] met de mededeling dat hij vrijdag pas langs kon komen, omdat hij was geopereerd.
Ten aanzien van feit 10:
[D.B.] heeft op 21 juni 2013 namens [benadeelde partij 15] aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat verdachte op 31 mei 2013 in het bijzijn van zijn dochter en haar partner in zijn winkel, [benadeelde partij 15] te Maastricht, verscheen. Zij wilden smokings huren en jurken kopen. Bij het ophalen van de kleding op 1 juni 2013 liet verdachte via zijn mobiele telefoon een betalingsoverzicht zien, waarop te zien was dat het verschuldigde bedrag op de bankrekening van [benadeelde partij 15] was overgeschreven. Diezelfde dag heeft verdachte nog een paar schoenen bij [benadeelde partij 15] gekocht. Verdachte zou de gehuurde kleding op 4 juni 2013 retourneren. Toen verdachte de kleding aan het einde van de dag nog niet had teruggebracht, belde [D.B.] hem op, waarna verdachte zei dat hij de gehuurde kleding op 6 juni 2013 zou retourneren en het openstaande bedrag zou betalen, omdat de digitale overboeking niet was gelukt. Ondanks meerdere beloftes van verdachte werd de kleding niet geretourneerd, evenmin werd het openstaande bedrag betaald.
Ten aanzien van feit 13:
[J.D.] heeft op 12 december 2013 namens [naam bedrijf 4] vof aangifte gedaan. Hij verklaarde dat verdachte op 28 november 2013 brillen bestelde en later belde of hij het geld kon overmaken. Hij stuurde vervolgens een e-mail waarin hij een bankafschrift toonde waaruit bleek dat het verschuldigde bedrag was overgeschreven op de bankrekening van [naam bedrijf 4] vof. Op 6 december 2013 is verdachte de brillen komen halen. Later bleek dat het bedrag nooit op de rekening is gestort. Toen Duijkers verdachte belde, zei deze dat hij het ging nakijken. Duijkers heeft nooit meer iets van hem gehoord.In het dossier bevindt zich voorts een rekeningafschrift van de [T.] bank ten name van rekeninghouder [naam verdachte], waarmee verdachte kennelijk heeft willen aantonen dat op 6 december 2013 een bedrag van € 1.035,00 was overgeboekt ten name van [naam bedrijf 4] Maastricht.
[H.L.] heeft op 10 december 2013 namens Brillen [benadeelde partij 17] B.V. aangifte gedaan. Hij verklaarde dat verdachte op 29 november 2013 belde met de vraag of hij de door hem bestelde bril kon komen ophalen. Het openstaande bedrag zou hij hebben overgemaakt op de bankrekening van Oogwereld [benadeelde partij 17]. Hij wilde dit bewijzen door een bankafschrift te tonen. Diezelfde dag is verdachte de bril komen halen. Later bleek dat het verschuldigde bedrag niet was overgeboekt op de bankrekening. Op 4 december 2013 gaf verdachte tijdens een telefonisch contact aan dat hij in het ziekenhuis had gelegen en niet kon begrijpen dat het geld nog niet was overgemaakt, omdat hij genoeg saldo op zijn rekening had. Hij zou het bij de bank gaan navragen. Later die dag vertelde verdachte dat het geld inderdaad niet was overgeboekt en dat hij het bedrag op 7 december 2013 zou komen betalen. Verdachte kwam echter niet opdagen. Op 9 december 2013 beloofde verdachte dat hij de dag erna zou komen betalen. Op 10 december 2013 belde hij echter dat hij niet kon komen, omdat hij in het ziekenhuis lag.In het dossier bevindt zich voorts een rekeningafschrift van de [T.] bank ten name van rekeninghouder [naam verdachte], waarmee verdachte kennelijk heeft willen aantonen dat op 29 november 2013 een bedrag van € 1.403,00 was overgeboekt ten name van [benadeelde partij 17] Maastricht.
Algemene overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de feiten 3, 4, 7, 10 en 13 met betrekking tot de modus operandi:
In het dossier zijn 19 zaken opgenomen ter zake van oplichting, gepleegd in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013, waarvan 17 zaken in de tenlastelegging zijn opgenomen.
De betrokken aangevers hebben, zoals uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen valt af te leiden, verklaard dat zij voorafgaand aan de afgifte van goederen:
- a) werden benaderd door een persoon die zich veelal als [naam verdachte] , verdachte, voorstelde en zou werken voor Uitvaartzorg Limburg dan wel [naam bedrijf] dan wel voor Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat een van deze bedrijven daadwerkelijk actief is geweest. Verdachte heeft hierover evenmin een verklaring afgelegd. Uit de verklaring van [benadeelde partij 11] (feit 6) en het onderzoek in het register van de Kamer van Koophandel (feit 12) blijkt voldoende dat Uitvaarzorg [naam bedrijf 2] of Uitvaarzorg [naam bedrijf 2] i.o. en [naam bedrijf] geen wezenlijke bedrijfsactiviteiten hebben ontplooid;
- b) betalingsoverzichten kregen overhandigd waaruit zou moeten blijken dat verdachte had betaald. Later bleek dat verdachte geen geld op de bankrekening van aangevers had overgeboekt en dat de betalingsoverzichten dus kennelijk vervalst waren;
- c) werden benaderd door een persoon die zich voorstelde als [naam], directeur/compagnon van [naam bedrijf]/Uitvaartzorg [naam bedrijf 2];
- d) van verdachte te horen kregen dat hij een hotelkamer wilde boeken, omdat de leidingen in zijn woningen waren bevroren en gesprongen dan wel dat de CV-ketel in zijn woning kapot was gegaan. Ook vertelde verdachte hen dat hij meerdere kamers (voor vertegenwoordigers) en zalen wilde huren bij de hotels en dat hij niet met een creditcard of bankpas kon betalen.
Voorts hebben de aangevers verklaard dat verdachte, op het moment dat zij de goederen eenmaal hadden afgegeven, steeds een excuus had om de afgegeven goederen niet te retourneren dan wel (nog) niet te betalen:
- e) verdachte was ziek en lag in het ziekenhuis ;
- f) er zou al betaald zijn, maar het zou misgegaan zijn bij het overschrijven van het geld;
- g) verdachte had het ontzettend druk, omdat hij uitvaarten moest regelen dan wel kisten moest maken voor de overleden kinderen bij een busongeluk in Zwitserland.
Overwegingen ten aanzien van de afzonderlijke feiten:
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht de onder feit 3 primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 5] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot afgifte van een digitale mixer door hem een betalingsoverzicht te sturen waarop te zien was dat verdachte
€ 600,00 had overgeschreven op de bankrekening van [benadeelde partij 5]. Nadat na afgifte van de digitale mixer bleek dat het geld niet was overschreven, loog verdachte dat het geld wel was overgeboekt en dat hij de digitale mixer zou retourneren. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder b, f en g genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht de onder feit 4 primair ten laste gelegde oplichtingen van [benadeelde partij 6], [G.G. 1], [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze hotels en dit bed en breakfast heeft bewogen tot afgifte van (hotel)overnachtingen door hen te vertellen dat de leidingen in zijn woning waren gesprongen dan wel dat zijn CV-ketel kapot was dan wel dat hij [naam] was genaamd en namens [naam bedrijf] kamers wilde reserveren. Nadat na afgifte van de hotelovernachtingen bleek dat de hotelovernachtingen niet betaald waren, zei verdachte dat hij druk was met het maken van doodskisten van de overleden kinderen bij het busongeluk in Zwitserland, dat zijn vader ziek was en dat hij alsnog zou betalen. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de in de inleiding onder c, d, e en g genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichtingen wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 7:
De rechtbank acht de onder feit 7 primair ten laste gelegde oplichting van [benadeelde partij 12] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt zij dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte dit bedrijf heeft bewogen tot afgifte van in totaal 4 uitvaartkisten door te vertellen dat hij voor Uitvaartzorg [naam bedrijf 2] werkte. Nadat na afgifte van de uitvaartkisten bleek dat deze niet betaalde zouden worden, zei verdachte dat hij een afspraak wilde maken om tot betaling te komen. Ook gaf hij aan dat hij niet langs kon komen, omdat hij geopereerd was. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder a en e genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting ook wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 10:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij 15] heeft opgelicht. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [benadeelde partij 15] heeft bewogen tot afgifte van kleding door een - naar later bleek - vervalst betalingsoverzicht op zijn telefoon te laten zien. Na afgifte van de kleding heeft verdachte [benadeelde partij 15] meermalen beloofd dat hij het verschuldigde bedrag zou betalen en de gehuurde kleding zou retourneren. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder b en f genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting ook wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 13:
De rechtbank acht de onder feit 13 primair ten laste gelegde oplichtingen van [naam bedrijf 4] vof en Brillen [benadeelde partij 17] B.V. wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte beide bedrijven heeft bewogen tot afgifte van brillen door een - naar later bleek - vervalst betalingsoverzicht te overleggen waaruit zou blijken dat hij de brillen had betaald. Toen bleek dat de brillen niet betaald waren, liet verdachte weten dat hij bij de bank zou navragen waarom de overschrijving niet was gelukt. Evenmin is hij de brillen contant komen betalen, omdat hij in het ziekenhuis lag. De modus operandi die gebruikt is bij deze oplichting komt zozeer overeen met de hiervoor onder b, e en f genoemde handelwijze van verdachte dat de rechtbank deze oplichting ook wettig en overtuigend bewezen acht.