In deze zaak heeft Woningstichting Servatius een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die zonder recht of titel in een woning verblijft. De procedure begon met een dagvaarding op 17 november 2014, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 december 2014. Servatius, een toegelaten instelling volgens de Woningwet, had de woning eerder verhuurd aan een andere huurder, die de huurovereenkomst had opgezegd en de woning had verlaten. Servatius ontdekte dat de gedaagde in de woning verbleef, zonder enige huurovereenkomst of toestemming van Servatius. Ondanks een sommatie om de woning te ontruimen, heeft de gedaagde hier niet op gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Servatius een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van de woning, aangezien zij de woning opnieuw wil toewijzen aan woningzoekenden. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij rechtmatig in de woning verblijft, en dat er geen bewijs is van een huurovereenkomst of toestemming van Servatius voor medehuur. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met uitzondering van de gevorderde machtiging voor ontruiming door een deurwaarder, aangezien deze bevoegdheid al voortvloeit uit de wet.
De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 1.230,43. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.H. Brandts op 5 december 2014.