3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 2 augustus 2012 omstreeks 15.45 uur zijn ambtenaren van politie naar aanleiding van een melding van een schietpartij naar het adres [adres 1] te Geleen gegaan. Omstreeks 15.55 uur waren zij ter plaatste. In de flatwoning op genoemd adres troffen zij het levenloze lichaam van een man aan. De politieambtenaren constateerden dat, naast de op de grond liggende levenloze persoon, niemand anders in de woning aanwezig was.
Omstreeks 17.10 uur zag een politieambtenaar, die naar aanleiding van de schietpartij op de [adres 1] te Geleen stond, dat een vrouw onder het aangebrachte afzetlint doorliep. Hij hield de vrouw tegen en hij hoorde dat de vrouw zei dat ze samen met haar vriend, [slachtoffer], en hun kind woonachtig was op het adres [adres 1].
In de portemonnee, die zich bevond in de linker achterzak van de jeansbroek die het slachtoffer droeg, zijn door politieambtenaren onder meer een rijbewijs en een identiteitskaart ten name van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], aangetroffen.
Het ontzielde lichaam dat de politie die tweede augustus 2012 in het pand [adres 1] in Geleen aantrof, was – zo stelt de rechtbank vast – het lichaam van de bewoner van dat pand, [slachtoffer].
Door een patholoog, verbonden aan het NFI, is op het stoffelijk overschot van [slachtoffer] sectie verricht. Bij deze sectie waren er voor aan de onderbuik meerdere oppervlakkige perforaties met in relatie daarmee kleine metalen fragmentjes met begeleidende bloeduitstortingen in de onderhuidse weke delen zonder perforatie van de buikholte of van vitale structuren. De letsels zijn veroorzaakt door bij leven opgelopen schotverwondingen met een hagelpatroon. Het oplopen van deze letsels was voor het intreden van de dood niet van betekenis geweest, aldus de patholoog.
Er was daarnaast, dwars door de borstkas van achter naar voor, een doorschotverwonding. De inschotopening zat daarbij linksboven aan de rug en de uitschotopening rechtsboven aan de borst. In het schotkanaal waren onder andere het linkerschouderblad, de bovenkwab van de linkerlong, het hart ter hoogte van de vaatsteel (aorta en longslagader) en in de beide boezems en de bovenkwab van de rechterlong geperforeerd. Mogelijk was deze doorschotverwonding gecombineerd met een inschot in de rechteronderarm naar een projectiel dat in de onderarm aanwezig was. Er was veel bloed verloren in de borstholte en er waren bleke bloedarme inwendige organen. Het overlijden is het gevolg van functieverlies van het hart en van massale inwendige verbloeding door het schotletsel.
De conclusie van de patholoog luidt op basis van het bovenstaande dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwonding) op het lichaam.
Bij de sectie is in de rechter onderarm een projectiel aangetroffen en zijn er dus metaaldeeltjes aangetroffen in de buik boven de schaamstreek.
Er is onderzoek aan het projectiel verricht en de afvuursporen in de kogel pasten onder andere bij een revolver van het merk Manurhin MR73 van het kaliber .357 Magnum.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een revolver geen hulzen uitwerpt en in de woning aan de [adres 1] te Geleen zijn ook geen hulzen gevonden. Wel zijn drie “dopjes” aangetroffen. Dit zijn mogelijk zogenoemde cups of props. Een cup of een prop (en ook dat acht de rechtbank een feit van algemene bekendheid nu dit via open bronnen eenvoudig kan worden nagegaan) maakt deel uit van een hagelpatroon en is aangebracht tussen de voortdrijvende kruitlading en de hagelprojectielen en komt bij het verschieten van een hagelpatroon uit de loop.
In de woning werden drie van die props aangetroffen, waarvan een op de vloer in de woonkamer. Er werden op de vloer van de woonkamer ook perforaties gezien in de laminaatlaag en beschadigingen die pasten bij een hagelschot van een klein kaliber, van relatief korte afstand. Een tweede prop werd aangetroffen in de naad tussen de vloerplanken van de woonkamer en de dorpel in de hal. Een derde prop werd aangetroffen op de eetkamertafel. In de eetkamertafel zat een beschadiging die past bij een hagelschot van een klein kaliber van relatief korte afstand, soortgelijk als aangetroffen in de vloer bij de dorpel naar de gang.
Op 6 februari 2013 is [getuige 1] in Frankrijk gehoord door het onderzoeksteam.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij begin augustus 2012 samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), die in hetzelfde pand in Fontaine woont als hij, en [getuige 2] naar Nederland was gereden. Ze hadden een zwarte Clio van verdachte gebruikt. In Nederland werd er op de autosnelweg door de bestuurder van een grijze Audi naar hen een gebaar gemaakt of ze verdovende middelen wilden hebben. Ze zijn toen achter de Audi aangereden en hebben de Clio ergens geparkeerd. Ze zijn alle drie ([getuige 1], verdachte en [getuige 2]) bij de bestuurder van de Audi ingestapt. Ze gingen naar een pand met vier à vijf verdiepingen en gingen een appartement in. Na een tijdje zijn [getuige 2], verdachte en de bestuurder van de Audi weer uit de woning vertrokken en hebben ze hem, [getuige 1], daar achtergelaten. Even daarna kwam een andere man de woning binnen. Een tijdje later kwamen de anderen weer terug. De bestuurder had toen een volle boodschappentas bij zich. Even later vroeg verdachte aan de dealer waar het toilet is, hij liep de kamer uit en kwam na dertig seconden terug met een wapen in zijn hand. Hij richtte het wapen op de dealer en zei: “Hier is de douane.” [getuige 2] en [getuige 1] zijn toen meteen de woning uit gevlucht. Toen zij in het trappenhuis liepen, hoorde [getuige 1] drie schoten. Ze zijn naar de Clio gerend, maar verdwaalden. Omdat [getuige 1] buiten adem was van het rennen, hebben ze even op een kruispunt gewacht. Daarna zijn ze in normaal tempo verder gelopen. Verdachte kwam toen achter hen aan. Hij had een capuchon over zijn hoofd en de plastic zak van de dealer in zijn hand. Het wapen zat zichtbaar achter zijn riem. Verdachte zei tegen de andere twee: “Waar denken jullie zo naar toe te gaan, jullie hebben de sleutels van de auto niet. Waarom zijn jullie vertrokken?” Verdachte schreeuwde dat; hij was in paniek volgens [getuige 1]. [getuige 1] vroeg hem wat hij gedaan had. Bij de Clio zei verdachte: “Ik schoot op hem, ik denk dat hij dood is.”. Onderweg zei verdachte dat de dealer op hem was gesprongen en dat hij wel had moeten schieten.
Het wapen, een donkere revolver, een .357 werd op de terugweg ergens in een bosje verstopt/begraven door verdachte. Dat was nog in Nederland. Verdachte had twee of drie kilo cocaïne meegenomen. Dat zat in zakken van doorzichtig plastic.
Op verzoek van de verdediging is [getuige 1] op 15 juli 2014 in Frankrijk nogmaals gehoord. [getuige 1] heeft verklaard dat ze met zijn vijven in de woning waren: hij, [getuige 2], verdachte en twee Marokkanen. Hij heeft geen stemmen van anderen gehoord.
[getuige 2] is op 22 en 23 april 2013 in Frankrijk als getuige gehoord.
Hij heeft verklaard dat hij in augustus 2012 met verdachte en [getuige 1] naar Nederland is gegaan in een Clio. In Nederland, op de autosnelweg bij Maastricht, trok een bestuurder van een grijze Audi hun aandacht. De bestuurder maakte gebaren of ze verdovende middelen wilden. Ze zijn achter de grijze auto aangereden en hebben ergens hun Clio geparkeerd en zijn overgestapt in de grijze auto. Ze reden naar een appartement en zijn daar naar binnen gegaan. Ze zeiden dat ze verdovende middelen wilden hebben. De bestuurder van de grijze auto pakte een grote zak waar diverse soorten verdovende middelen in zaten. Verdachte zei vervolgens dat ze het geld moesten gaan halen. [getuige 1] bleef alleen achter. De bestuurder van de auto is samen met hem en verdachte uit het appartement vertrokken en is naar de Clio gereden. Onderweg sprak de bestuurder nog even met een man die later ook in het appartement aanwezig was. Bij de Clio zijn [getuige 2] en verdachte uitgestapt en in de Clio gestapt. In de Clio moest hij van verdachte onder de stoel geld pakken. Hij vond een dubbelgevouwen stapeltje geld met daaromheen doorzichtig plastic. Later hoorde [getuige 2] van verdachte dat het geld vals was. Op dat moment was verdachte ook wat onder de bestuurdersstoel aan het zoeken. Hij denkt nu dat verdachte toen het wapen gepakt heeft. Ze gingen vervolgens samen met de bestuurder van de grijze auto terug naar het appartement. Toen ze in het appartement kwamen was de man, die even eerder met de bestuurder gesproken had, ook in het appartement aanwezig. In het appartement hebben ze nog even gesproken en na een tijdje stond verdachte op en liep naar de gang. Op dat moment hoorde [getuige 2] een klik. Meteen daarna kwam verdachte terug met een revolver in zijn hand. Verdachte richtte de revolver op de bestuurder van de auto en zei “Franse Douane, beweeg niet” en hij liep langzaam op hem af.
Toen zijn [getuige 1] en [getuige 2] meteen opgestaan en de gang ingelopen en weggerend. Toen ze in het trappenhuis waren, op de derde verdieping, hoorde hij een schot. Op de eerste verdieping aangekomen hoorde hij een tweede schot. Vervolgens hoorde hij nog twee of drie schoten. Ze zijn weggerend. Ze wisten niet meer waar de auto stond. Opeens kwam verdachte achter hen aangerend. Hij droeg een grote plastic tas in zijn linkerhand en met zijn rechterhand haalde hij een wapen uit zijn broek. Verdachte gaf vervolgens de revolver aan [getuige 2] en vroeg hem de revolver even te bewaren. Verdachte was kwaad. Hij verweet hem en [getuige 1] dat ze waren gevlucht. Later bleek in de zak een grote hoeveelheid heroïne en cocaïne te zitten. Verdachte zei deze meegenomen te hebben. Ze zijn alle drie in de Clio gestapt en hard weggereden. Na een tijdje werden de hulzen door verdachte uit het wapen gehaald. De hulzen en het valse geld werden ergens in een wei uit het raam gegooid. Weer een stukje verder, bij een bosrand en een industrieterrein, werd het wapen door verdachte verstopt. Daarna zijn ze naar Frankrijk gereden. Onderweg vertelde verdachte dat de dealer hem had vastgepakt en dat er toen schoten zijn afgegaan. Dit was per ongeluk. Het slachtoffer had bloed op zich. Verdachte had met hagel geschoten.
Net nadat de feiten zich hadden afgespeeld en ze nog in Nederland waren, zei verdachte: “Ik heb op hem geschoten, hij wilde me niet loslaten.” Hij zei tegen hen dat de drugsdealer zijn armen had beetgepakt en dat de schoten per ongeluk waren afgegaan. Daarna zei hij tegen hen dat de drugsdealer hem had losgelaten na het tweede schot. Hij zei tegen hen dat het slachtoffer bloed op zijn arm had. Hij zei dat het hagel was. Eigenlijk zei hij: “Ik heb geschoten en ik denk dat hij dood is.” Verdachte had de tas van tafel meegenomen en is weggegaan. Later in Fontaine heeft verdachte nog eens gezegd dat de dealer nog leefde. Verdachte had ook nog verteld dat de getuige achter de bank was gesprongen en zich daar had verstopt. Verder vertelde verdachte dat het wapen een revolver 357 was, een Magnum. Op getoonde foto’s herkende [getuige 2] [getuige 3] als de getuige en het slachtoffer [slachtoffer] als de bestuurder van de grijze auto.
[getuige 3] is viermaal, voor het eerst op 2 augustus 2012, door de politie als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij die donderdagmiddag omstreeks 15.10-15.21 uur was gebeld door zijn neef [slachtoffer] met het verzoek om naar zijn woning aan de [adres 1] te Geleen te komen. Op de [adres 2] in Geleen, in de buurt van de woning van [slachtoffer], trof [getuige 3] [slachtoffer] en kreeg hij de huissleutel van hem. [slachtoffer] verzocht hem naar zijn woning te gaan, omdat daar een man binnen zou zijn. [slachtoffer] was op dat moment in gezelschap van twee mannen die bij [slachtoffer] in zijn grijze Audi zaten.
[getuige 3] ging vervolgens naar de woning van [slachtoffer] aan de [adres 1] en trof daar een man aan die uit een slaapkamer kwam en kennelijk schrok van de komst van [getuige 3]. Korte tijd later verscheen [slachtoffer] samen met de twee andere mannen, die eerder in de Audi zaten, in de woning aan de [adres 1] te Geleen. In de woning ontstond een discussie tussen [slachtoffer] en de latere schutter over de prijs van marihuana. Even later riep [slachtoffer] “nee, nee” en toen zag [getuige 3] dat [slachtoffer] als het ware op die andere man sprong.
Nadat [getuige 3] had gezien dat de latere schutter een pistool in zijn hand had, zag hij dat [slachtoffer] met versnelde pas naar de schutter toeliep en met beide handen zijn beide bovenarmen vastpakte. Vlak voordat [slachtoffer] de schutter daadwerkelijk vastpakte, hoorde [getuige 3] al een schot. Het eerste schot kwam terecht in de vloer. Vrij kort na het eerste schot volgde een tweede. Het was dit schot of een daaropvolgend schot dat ervoor zorgde dat [slachtoffer] ging bloeden bij zijn been/lies. Op een gegeven moment hoorde hij weer een knal. Daarna zakte [slachtoffer] naar de grond. [slachtoffer] lag op zijn buik en toen zei de schutter: “Hoerenzoon wat ben jij in je zakken aan het zoeken, heb je geld?”. De schutter schoot vervolgens in de rug van [slachtoffer]. De andere twee mannen waren op dat moment al weg. Zij waren als eersten uit de woning gevlucht, al bij het eerste schot. Bij het horen van de schoten, was [getuige 3] achter de bank (waarop hij lag) gesprongen en vervolgens probeerde hij naar het balkon te vluchten. Van de schutter moest hij blijven staan. Hij zou anders ook neergeschoten worden. [getuige 3] zat toen eigenlijk gehurkt achter de bank. Hij had gehurkt geprobeerd de balkondeur open te maken.De schutter nam vanaf de eettafel een plastic zak mee waarin twee blokken leken te zitten. Die zak was daar door [slachtoffer] neergelegd.[getuige 3] heeft ook nog verklaard dat er, tijdens zijn verblijf in de woning aan de [adres 1] op 2 augustus 2012, behalve hijzelf, [slachtoffer], en de drie mannen niemand anders in de woning aanwezig is geweest.
Verdachte heeft erkend dat hij op 2 augustus 2012 samen met [getuige 1] en [getuige 2] aanwezig is geweest in de woning van [slachtoffer] te Geleen om daar verdovende middelen te kopen.
Overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van de getuige [getuige 3], inhoudende dat verdachte degene is geweest die op 2 augustus 2012 in de woning van [slachtoffer] met een vuurwapen op die [slachtoffer] kogels heeft afgevuurd, wordt ondersteund door de verklaringen die zijn afgelegd door [getuige 1] en [getuige 2]. De rechtbank overweegt dat de verklaringen die zowel door een relatie van het slachtoffer als door relaties van verdachte zijn afgelegd – enerzijds [getuige 3], een neef van het slachtoffer [slachtoffer], en anderzijds [getuige 1] en [getuige 2], degenen met wie verdachte vanuit Frankrijk naar het appartement van [slachtoffer] was gekomen – vele overeenkomsten vertonen.
De conclusie van de deskundige wapens en munitie van het NFI, inhoudende dat het projectiel en de afvuursporen in de kogel (aangetroffen in het lichaam van het slachtoffer [slachtoffer]) onder andere passen bij een revolver van het merk Manurhin MR73 van het kaliber .357 Magnum, sluit aan bij hetgeen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard. Zij hebben namelijk beiden verklaard dat verdachte tegen hen had gezegd dat het wapen waarmee hij op de dealer had geschoten een 357 was.
De patholoog, die op het lichaam van [slachtoffer] sectie heeft verricht, heeft letsels geconstateerd die zijn veroorzaakt door bij leven opgelopen schotverwondingen met een hagelpatroon. [getuige 1] en [getuige 2] hebben beiden verklaard dat verdachte tegen hen had gezegd dat hij met hagel had geschoten.
Tevens stelt de rechtbank vast dat het letsel, dat de patholoog bij de sectie bij [slachtoffer] heeft waargenomen, past bij de verklaring die [getuige 3] heeft afgelegd. Zo heeft de patholoog, kort gezegd, waargenomen: “vooraan de onderbuik meerdere oppervlakkige perforaties met in relatie daarmee kleine metalen fragmentjes met begeleidende bloeduitstortingen in de onderhuidse weke delen zonder perforatie van de buikholte of van vitale structuren en daarnaast dwars door de borstkas van achter naar voor een doorschotverwonding. De inschotopening zat daarbij linksboven aan de rug en de uitschotopening rechtsboven aan de borst.” [getuige 3] heeft verklaard dat het tweede of derde schot ervoor zorgde dat [slachtoffer] ging bloeden bij zijn been/lies. Nadat [getuige 3] wederom een knal had gehoord, zag hij dat [slachtoffer] naar de grond zakte en op zijn buik lag, waarna de schutter in de rug van [slachtoffer] schoot.
Gelet op het bovenstaande en nu de rechtbank niets is gebleken dat aanleiding geeft tot twijfel aan de betrouwbaarheid van de getuige [getuige 3], acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouwe, de verklaringen van de getuige [getuige 3] betrouwbaar en dus bruikbaar voor de bewijsvoering. Hetzelfde geldt voor de verklaringen afgelegd door [getuige 1]. Dat [getuige 1] zijn verklaringen onder druk heeft afgelegd en daardoor een onbetrouwbare getuige is, zoals gesteld door de raadsvrouwe, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Het verweer van de raadsvrouwe, inhoudende dat er een zesde (onbekend gebleven) persoon in het appartement van [slachtoffer] aanwezig moet zijn geweest, welke onbekend gebleven zesde persoon [slachtoffer] heeft doodgeschoten, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk geworden. Geen van de in deze zaak gehoorde getuigen heeft immers over een zesde persoon in de woning verklaard en ook anderszins zijn er geen aanwijzingen voor een zesde, onbekend gebleven persoon aangetroffen.
Voorbedachte raad; vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] van het leven heeft beroofd na kalm beraad en rustig overleg. Daarvoor is geen enkel bewijs in het dossier te vinden. De voor een bewezenverklaring van moord noodzakelijke voorbedachte raad kan dus niet worden vastgesteld, om welke reden verdachte zal worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde moord.
De subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag
Op grond van de hierboven omschreven wettige bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op het hiervoor overwogene, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk met een vuurwapen [slachtoffer] van het leven heeft beroofd en vervolgens een plastic zak met inhoud toebehorende aan [slachtoffer] heeft weggenomen. Derhalve acht zij de subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag bewezen. Dat de weggenomen plastic zak daadwerkelijk cocaïne/(hard)drugs bevatte kan niet worden bewezen, omdat deze plastic zak met inhoud nooit is aangetroffen, de inhoud dus nooit is onderzocht en ook anderszins niet met voldoende zekerheid valt vast te stellen of de plastic zak daadwerkelijk verdovende middelen bevatte. Om die reden acht de rechtbank alleen bewezen dat verdachte na het plegen van de doodslag ‘enig goed’ heeft weggenomen.
Verzoek van de raadsvrouwe tot het als getuige horen van [getuige 4] en [getuige 5]
De rechtbank is bij beraad in raadkamer niet de noodzaak gebleken tot het als getuige horen van [getuige 4] en [getuige 5]. Zij wijst het getuigenverzoek van de raadsvrouwe dan ook af.