3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 6 februari 2012 heeft de verdachte een verkeersongeval gehad, wat later naar zijn zeggen een zelfmoordpoging zou zijn geweest. Daags na het ongeval is de directeur van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. benaderd door twee projectleiders van het bedrijf, met de mededeling dat zij door de verdachte waren benaderd om medewerking te verlenen aan fraude met de jaarrekening. Hierop heeft de directeur, de heer [naam directeur], de administratie gecontroleerd waarbij verschillende malversaties aan het licht zijn gekomen. De heer [naam directeur] heeft vervolgens aangifte gedaan van verduistering tegen de verdachte. Naar aanleiding van de aangifte van de heer [naam directeur] heeft ook de voetbalvereniging haar boekhouding gecontroleerd. Ook hier kwamen verschillende malversaties aan het licht, waarop ook door de voetbalvereniging aangifte van verduistering is gedaan.
Ten aanzien van feit 1
Op 12 maart 2012 heeft de heer [naam directeur] aangifte gedaan tegen verdachte wegens verduistering in dienstbetrekking. Verdachte was vanaf 1 november 2008 werkzaam als controller bij Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., waarvan de heer [naam directeur] eigenaar en directeur was.
Als controller had de heer [verdachte] volledige toegang tot alle rekeningen en een grote mate van vrijheid in zake financiële aangelegenheden. Tijdens de controle van de administratie door de heer [naam directeur], na het verkeersongeval van de verdachte, kwamen verschillende onverklaarbare boekingen en facturen boven water. Ook kwam aan het licht dat er sprake was van verscheidene contante opnames, zonder dat deze schriftelijk verantwoord waren.
Door de heer [naam directeur] is becijferd dat hierdoor in totaal een bedrag van € 83.253,27 aan het bedrijf is onttrokken. Hierop heeft hij een onderhandse akte laten opstellen waarin de verdachte erkent € 83.253,27 te hebben verduisterd. Deze akte is door de verdachte en zijn vrouw ondertekend.
Later heeft een onderzoek van een extern accountantskantoor bevestigd dat de door de verdachte gevoerde administratie niet klopte en dat de verdachte de cijfers steeds rooskleuriger heeft weergegeven dan ze in werkelijkheid waren. De heer [naam directeur] heeft investeringen gedaan die op grond van deze cijfers onverantwoord waren. Uiteindelijk bleek een faillissement onafwendbaar. Verdachte is op staande voet ontslagen.
De verdachte heeft bekend geld van de B.V. te hebben verduisterd. Over de omvang van de verduistering heeft hij verschillende wisselende verklaringen afgelegd. Hoewel hij de onderhandse akte heeft ondertekend, ontkent hij later dat het om een bedrag van € 83.253,27 ging en stelt hij de akte onder psychische druk te hebben ondertekend. Gedurende de schriftelijke ronde die de rechtbank voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting heeft ingelast, heeft de verdediging een bedrag ter hoogte van € 40.237,08 erkend. Dit bedrag is door de verdediging ter terechtzitting bijgesteld naar € 43.744,82, mede naar aanleiding van de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Op grond van de beschikbare stukken acht de rechtbank bewezen dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking een bedrag van € 65.000,00 heeft verduisterd van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. De rechtbank baseert dit op het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich een factuur ad € 30.000,00 contant heeft laten uitbetalen door [naam 3]. Dit bedrag heeft de verdachte in ontvangst genomen en in zijn auto gelegd. Hij heeft de auto niet afgesloten maar is nog even naar het kantoor van de [naam 3] teruggegaan. Toen hij weer bij de auto terugkwam was het geld ontvreemd. Verdachte heeft hierover niemand bij het bedrijf van [naam 3] aangesproken. Evenmin heeft hij aangifte van deze diefstal gedaan, naar eigen zeggen uit angst om zijn baan te verliezen. In plaats daarvan heeft hij met – zoals hij dat zelf omschrijft “ knip- en plakwerk in de boekhouding”- het verlies van dit bedrag geprobeerd te verdoezelen. De rechtbank hecht geen geloof aan deze beweerdelijke diefstal maar gaat er van uit dat verdachte dit geld, dat voor de B.V. bedoeld was, in zijn eigen zak heeft gestoken.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij in totaal € 25.000,00 contant heeft opgenomen van de rekening van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V.Deze laatste verklaring komt overeen met hetgeen de getuige [getuige] verklaart. Hij heeft immers verklaard dat de verdachte tegen hem heeft toegegeven zeker € 25.000,00 te hebben verduisterd.Ook heeft de verdachte eerder ten overstaan van de politie verklaard € 25.000,00 contant te hebben opgenomen. Verdachte heeft ter zitting weliswaar gesteld dat hij een deel van het contante geld met toestemming van [naam directeur] heeft opgenomen, maar dat acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu [naam directeur] dit ontkent en verdachte ook tegenover de getuige [getuige] en tegenover de politie heeft verklaard dat hij € 25.000,00 aan contant opgenomen geld zou hebben verduisterd.
Tenslotte heeft de verdachte toegegeven dat hij € 10.000,00 heeft overgeboekt van de rekening van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. naar de rekening van voetbalvereniging RKVV Doenrade.Voor deze overboeking bestond geen legitieme reden. Verdachte heeft de overboeking gedaan om een verduistering, die hij gepleegd had bij de voetbalclub, recht te zetten.
In totaal gaat het derhalve om een bedrag van € 65.000,00.
Dit bedrag is aanmerkelijk meer dan verdachte ter zitting heeft erkend. Naast de genoemde bewijsmiddelen vindt de rechtbank echter ook steun voor de overtuiging dat verdachte in ieder geval € 65.000,00 heeft verduisterd in de door hem ondertekende schuldbekentenis. Dit bedrag, € 83.253,27, komt namelijk dicht in de buurt van het bedrag dat de verdachte in de onderhandse akte erkend heeft. De rechtbank wil best geloven dat verdachte op het moment van de ondertekening niet op de cent nauwkeurig wist om welk bedrag het ging. Zij acht evenwel volstrekt ongeloofwaardig dat zowel de verdachte als ook zijn vrouw een onderhandse akte tekenen waarin zij de verduistering van een bedrag erkennen dat meer dan het dubbele bedraagt dan het bedrag dat verdachte daadwerkelijk heeft verduisterd.
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2012, een bedrag ter hoogte van € 65.000,00 toebehorende aan Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V., dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had, heeft verduisterd.
De rechtbank acht niet wettig bewezen dat de verdachte meer dan € 65.000,00 heeft verduisterd en zal de verdachte van het resterende tenlastegelegde bedrag vrijspreken.
Aangezien de raadsvrouw niet heeft aangevoerd dat de aanvangsdatum van de verduistering buiten het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 6 februari 2012 ligt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de tenlastegelegde periode in te korten.
Ten aanzien van feit 2
Op zaterdag 14 april 2012 heeft [slachtoffer] namens de voetbalvereniging RKVV Doenrade aangifte gedaan van verduistering tegen de penningmeester van de voetbalvereniging, zijnde verdachte. In overeenstemming met de statuten van voornoemde voetbalvereniging, was bij de aangifte een tweede bestuurslid van de voetbalvereniging aanwezig.
Verdachte zou € 18.500,00 hebben verduisterd. Het gaat om kasgelden van de bar, die vanaf 4 april 2011 niet meer zijn opgevoerd in de boekhouding. Deze kasgelden zijn sinds april 2011 niet meer bijgeschreven op de bankrekening van de voetbalvereniging, zoals wel gebruikelijk was. Ook zijn deze gelden niet aangetroffen in de kas. Daarnaast betreft het meerdere contante opnames, die niet zijn verantwoord. De verdachte was als enige in het bezit van een bankpas op naam van de voetbalvereniging.
Uit een aanvullend verhoor van het nagenoeg voltallige bestuur van de voetbalclub wordt bovendien melding gemaakt van een storting van € 10.000,00 van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg B.V. op rekening van de voetbalvereniging. Tevens is dan aan het licht gekomen dat verschillende rekeningen zijn betaald vanaf de spaarrekening van de voetbalvereniging, die normaal gesproken van de kantine-inkomsten betaald worden.
De verdachte geeft toe geld van de voetbalvereniging te hebben verduisterd, maar ontkent dat het om € 18.500,00 ging. Volgens hem ging het om een bedrag van € 8.825,00.
Ter terechtzitting heeft de verdachte echter ook verklaard dat hij van de rekening van Aannemers- en Wegenbouwbedrijf Limburg € 10.000,00 naar de voetbalvereniging heeft overgemaakt, omdat dit nodig was om het verduisterde bedrag te compenseren.Uit een bankafschrift blijkt dat de verdachte inderdaad € 10.000,00 heeft overgemaakt aan de voetbalvereniging.
Gelet op deze laatste verklaring, dat er € 10.000,00 nodig was om het verduisterde bedrag te compenseren, in samenhang bezien met de bankafschriften en de aangifte van RKVV Doenrade, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in het tenlastegelegde tijdvak een bedrag van € 10.000,00 heeft verduisterd, toebehorende aan RKVV Doenrade. De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte een hoger bedrag heeft verduisterd.
Ten aanzien van feit 3
Op 14 april 2012 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling. [slachtoffer] stelt in zijn verklaring dat hij op donderdag 12 april 2012 de verdachte heeft bezocht, die op dat moment op de afdeling 18 West van het Orbis Medisch Centrum verbleef. Aldaar ging [slachtoffer], in zijn hoedanigheid van secretaris van RKVV Doenrade, uitleg vragen aan de verdachte met betrekking tot de geconstateerde malversaties in de boekhouding van de voetbalclub. Dit gesprek verliep niet prettig. Op enig moment is de verdachte opgestaan, heeft vervolgens [slachtoffer] bij diens kin op het bed geduwd en diens bovenarm vast gegrepen. [slachtoffer] voelde dat de verdachte hard in zijn bovenarm kneep en voelde pijn.
Bij de aangifte is een foto gevoegd van de rechterbovenarm van [slachtoffer], waarop een bloeduitstorting te zien lijkt.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] bij hem op bezoek is geweest in het ziekenhuis, toen verdachte op de psychiatrische afdeling verbleef. Op enig moment sloegen de stoppen bij de verdachte door en heeft hij [slachtoffer] van diens stoel afgetrokken en op het bed gegooid. Hij heeft [slachtoffer] vervolgens op de mond geknepen. Het is mogelijk dat hij [slachtoffer] bij diens bovenarm heeft gepakt toen hij [slachtoffer] van de stoel aftrok.Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] inderdaad bij zijn arm heeft gepakt en heeft geknepen.
Op basis van de aangifte in samenhang bezien met de verklaring van de verdachte dienaangaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 12 april 2012 [slachtoffer] heeft mishandeld door hem in zijn bovenarm te knijpen, waardoor deze pijn en letsel heeft bekomen. Deze mishandeling heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen plaatsgevonden in het Orbis Medisch Centrum te Sittard-Geleen en niet te Doenrade, zoals ten laste is gelegd. Nu de verdachte duidelijk wist welk feit aan hem wordt verweten, vat de rechtbank de onjuiste pleegplaats op als een kennelijke misslag in de tenlastelegging. De verdachte is daarmee niet in zijn belangen geschaad.