Op 27 november 2014 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in een kort geding. De eiseres, in haar hoedanigheid als vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon, heeft een procedure aangespannen tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure volgde na een dagvaarding en verschillende ingediende producties, waaronder proces-verbaal van de zitting op 6 oktober 2014 en de voortgezette behandeling op 27 november 2014.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde door de eiseres niet (nader) is weersproken en heeft de gevorderde machtiging afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de wet aan de deurwaarder voldoende bevoegdheden verleent voor reële executie, waardoor de eiseres geen belang had bij een afzonderlijke machtiging. De gedaagde werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 904,43.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter de gedaagde veroordeeld om de woning, gelegen aan een specifiek adres, binnen twee dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiseres. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H.W.M.A. Staal, de voorzieningenrechter.