ECLI:NL:RBLIM:2014:10242

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
C/03/189346 / JE RK 14-581
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2005. De zaak werd behandeld in de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/189346 / JE RK 14-581. De kinderrechter heeft vastgesteld dat Bureau Jeugdzorg geen Plan van Aanpak en verslag van de ondertoezichtstelling had overgelegd, wat door de moeder werd betwist. De kinderrechter oordeelde dat de noodzaak voor een langdurige uithuisplaatsing niet voldoende was onderbouwd, maar besloot toch de machtiging voor drie maanden te verlengen, onder afwijzing van het meer of anders verzochte. De moeder, die met diverse problemen kampt, heeft recent verbeteringen in haar situatie laten zien, maar er is nog onvoldoende vertrouwen dat deze positieve ontwikkeling kan worden volgehouden. De kinderrechter benadrukte het belang van een zorgvuldige voorbereiding van een eventuele thuisplaatsing, waarbij aanvullende hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks dat er mogelijk hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 7 oktober 2014
Zaaknummer: C/03/189346 / JE RK 14-581
BESCHIKKING VERZOEK VERLENGING MACHTIGING UITHUISPLAATSING
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], verder te noemen: [minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [2005]
kind van:
[belanghebbende], verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats], [adres],
advocaat: mr. F.A. Dronkers, gevestigd te Roermond.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans ook een door de kinderrechter gegeven en op
10 april 2014 uitgesproken beschikking.

1.Verder verloop van de procedure

De zaak is behandeld ter zitting van 7 oktober 2014. Ter zitting zijn verschenen:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (verder: de stichting).

2.Standpunten ter zitting

De stichting heeft ter zitting gepersisteerd bij het verzoek. [minderjarige] verblijft momenteel nog bij Gastenhof in Venlo. Zij doet het goed bij de structuur bij Gastenhof, al is er de laatste periode steeds meer opstandigheid. Dit komt wellicht omdat [minderjarige] in de zomer veel bij de moeder is geweest. Nu is er een regeling waarbij [minderjarige] één keer per twee weken een weekend bij de moeder verblijft. Het is voor de moeder vaak moeilijk om zich hieraan te conformeren, zij wil meer en vaker. Gastenhof ziet echter dat [minderjarige] na terugkeer uit haar doen is, brutaler is en moeite heeft in het ritme van de groep te komen en last heeft van bedplassen. Ook zijn er vragen over wat de moeder doet als [minderjarige] bij haar is, wellicht wil de moeder dan teveel dingen doen, waardoor [minderjarige] te weinig rust en structuur krijgt. Dit is met de moeder besproken, maar zij vindt het lastig dingen van de gezinsvoogd aan te nemen. Zij toont de laatste tijd veel verzet en de samenwerking verloopt moeizaam. Het verlangen van de moeder om [minderjarige] thuis te hebben is groot, waardoor zij het soms lastig vindt de samenwerking met ons aan te gaan. De moeder is niet altijd even betrouwbaar in het nakomen van afspraken, ze doet beloftes die ze niet kan nakomen en hier heeft [minderjarige] last van. Ook is het lastig om dit in de communicatie met de moeder op een goede manier af te stemmen.
Vorige week was er een TRJ-bespreking voor [minderjarige] en de andere kinderen. Als de kinderen bij de moeder zijn heeft zij te weinig de overhand en zal het snel escaleren. Om die reden wordt nu gekeken of de moeder samen met de kinderen kan worden opgenomen. De moeder kan dan met de kinderen zijn, maar met voldoende begeleiding. Dit is in de thuissituatie onvoldoende het geval, daar zijn zorgen omtrent de structuur en de stimulering in de ontwikkeling. De moeder heeft op diverse gebieden problemen en moeite met dingen voor elkaar te krijgen. Ze heeft daar weliswaar wat ondersteuning bij, maar ze zou hulp zoeken bij een psycholoog en dit is niet gebeurd. Daarnaast zijn er ook zorgen over alcohol- of middelengebruik en over de relaties van de moeder, waarin huiselijk geweld voorkomt.
De moeder heeft ter zitting allereerst gesteld dat zij verwacht had dat zij voorafgaand aan de zitting een nadere onderbouwing van het standpunt van de stichting zou ontvangen.
Verder stelt zij dat zij veel zaken hoort die zij niet kan plaatsen.
Juist is dat er sprake is geweest van een moeilijk periode, waarin de moeder een relatie had met een man die voor de nodige problemen zorgde. Dit speelde ook voor [minderjarige], zij spreekt over de ex-partner van de moeder, voor wie ze de moeder moest beschermen. In de woning van moeder ging het vaker fout. Daardoor speelde zelfs een dreigende ontruiming. Echter de ex-partner is al enige maanden in het buitenland en heeft geen contact meer met de moeder. Een tot ontruiming strekkend verzoek is inmiddels afgewezen door de kantonrechter: er is dus geen vrees meer voor verlies van de woonruimte. Ook gaat het wat beter met de mensen in de woonomgeving, nu er geen overlast meer plaatsvindt. Er waren twee grote zorgpunten, huis en partner, maar die zijn weg sinds de vorige zitting.
Daarnaast heeft de moeder hulp bij haar problemen: voor de persoonlijke problemen is er begeleiding van Meandergroep, die drie keer drie uren per week komt, en van de reclassering (moeder is aantal maanden geleden veroordeeld voor een winkeldiefstal); de financiële problemen worden met de Kredietbank aangepakt; voor de kinderen was er jeugdreclassering voor [minderjarige] en [minderjarige], en is er de gezinsvoogd. De moeder komt haar afspraken in het kader van die hulpverlening ook goed na. Zij heeft een keer [minderjarige] in het kader van de weekendregeling later terug gebracht, maar toen was [minderjarige] ziek, en dat heeft de moeder ook goed doorgegeven. Zelfs bij terugkeer was [minderjarige] nog zichtbaar niet lekker. Het is best voor te stellen dat [minderjarige] druk is na een weekend bij de moeder, want de moeder en [minderjarige] missen elkaar. Als de moeder daardoor de weekeinden niet juist zou invullen, kan dat met haar besproken worden. Het is ook niet duidelijk waarom [minderjarige] in de zomer geregeld vijf dagen naar de moeder mocht gaan, maar nu ineens weer veel minder mag gaan. Daarbij verlopen de weekendverloven nu goed.
De moeder vraagt zich af of een gezinsopname verstandig is. [minderjarige] en [minderjarige] hebben hun eigen problematiek, en het is maar de vraag of zij weer allemaal samen moeten zijn. Wellicht is het verstandiger dat de moeder met [minderjarige] een nieuw begin maakt en haar gezin vorm geeft, in eerste instantie zonder de jongens erbij. De moeder heeft zelfinzicht en beseft dat de jongens nu niet terug kunnen, maar zij wil [minderjarige] een veilig thuis bieden. Er is vanuit de ondertoezichtstelling voldoende instrumentarium om dit te begeleiden.

3.De verdere beoordeling

De kinderrechter acht het allereerst betreurenswaardig dat de stichting voorafgaand aan de zitting de kinderrechter en de moeder niet schriftelijk heeft geïnformeerd omtrent het verloop van de ondertoezichtstelling en geen concreet plan van aanpak heeft overgelegd. De kinderrechter wijst voor de verplichting tot het overleggen van een plan van aanpak en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling op het bepaalde in artikel 1:265 lid 2 Burgerlijk Wetboek en artikel 13 lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg. Ook is in de beschikking van 10 april 2014 reeds te lezen dat de kinderrechter, juist omdat de stichting niet concreet had aangegeven wat de concrete plannen waren om de in de thuissituatie gelegen bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] af te wenden, aanleiding zag de machtiging slechts voor een beperkte termijn te geven, onder aanhouding van de resterende termijn. Ter zitting van
7 oktober 2014 heeft de stichting wel een toelichting gegeven, maar op dit nadere standpunt hebben de (advocaat van de) moeder en de kinderrechter zich niet kunnen voorbereiden.
Als redenen waarom [minderjarige] niet in de thuissituatie kan verblijven, en een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding voert de stichting naar de kinderrechter begrijpt aan:
dat de leefsituatie bij de moeder voor [minderjarige] onveilig is omdat er sprake is van relatieproblematiek met huiselijk geweld en zorgen omtrent de woonomgeving van de kinderen;
dat er bij de moeder sprake is van alcohol- en middelengebruik,
dat de moeder haar afspraken niet nakomt;
dat de moeder aan [minderjarige] beloftes doet die zij niet kan nakomen;
dat er in de thuissituatie zorgen zijn omtrent de structuur en de stimulering in de ontwikkeling;
dat de moeder op diverse gebieden problemen kent, en moeite heeft met dingen voor elkaar te krijgen.
De kinderrechter overweegt ten aanzien hiervan als volgt.
Ad 1)
De stelling van de moeder dat de ten tijde van de vorige mondelinge behandeling gesignaleerde problemen met de (inmiddels ex-)partner zijn opgelost en de relatie tussen de moeder en haar woonomgeving is verbeterd, is door de stichting niet betwist.
Ad 2)
Dat er bij de moeder sprake zou zijn van onverantwoord alcohol- en middelengebruik is door haar betwist, en is door de stichting na deze betwisting niet verder geconcretiseerd.
Ad 3)
De stelling van de stichting dat de moeder haar afspraken niet nakomt is door de moeder gemotiveerd betwist. Zij heeft gesteld dat er een netwerk van hulpverlening is, waarbinnen zij haar afspraken nakomt. Dat dit anders zou zijn, is door de stichting niet gesteld, en ook niet uit andere informatie gebleken.
Ad 4, 5 en 6)
De moeder heeft niet gemotiveerd betwist dat zij [minderjarige] zaken toezegt die zij niet kan nakomen, of dat er in de thuissituatie zorgen zijn omtrent de structuur en de stimulering in de ontwikkeling en dat zij op diverse gebieden problemen kent en moeite heeft met dingen voor elkaar te krijgen. De moeder betwist wel dat dit aanleiding zou zijn voor het voortduren van de machtiging uithuisplaatsing. Om aan deze problemen te werken, acht zij de bestaande hulpverlening en de inzet van een gezinsvoogd in het kader van de ondertoezichtstelling toereikend. Dit zou ook recht doen aan de hechte gezinsband die de moeder en [minderjarige] voelen.
De stichting heeft vervolgens in reactie op het standpunt van de moeder de gestelde problematiek niet verder concreet gemaakt, en ook niet aangegeven om welke reden deze problematiek niet in de thuissituatie kan worden aangepakt. De kinderrechter acht daarmee onvoldoende onderbouwd dat een langdurige uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige] noodzakelijk zou zijn. Een onmiddellijke, en dus onvoorbereide, thuisplaatsing acht de kinderrechter op dit moment echter niet in het belang van [minderjarige]. Voor [minderjarige] is van belang dat zij pas thuis wordt geplaatst als er ook voldoende perspectief bestaat dat dit voor langere duur kan zijn, om een nieuwe grote teleurstelling te voorkomen.
De kinderrechter constateert dat in de afgelopen periode de situatie van de moeder ten goede is veranderd. Er is geen overlast meer, de partnerproblematiek speelt niet meer en er speelt geen dreigende ontruiming van de woning meer. Tevens is duidelijk dat de moeder voorheen in moeilijke omstandigheden de zorg had voor meerdere kinderen, waarbij ook eigen problematiek van kinderen speelde, terwijl nu duidelijk is dat alleen gesproken wordt over een mogelijke thuisplaatsing van [minderjarige]. Dat in de recente zomervakantie, waarin [minderjarige] geregeld vijf dagen in de week bij de moeder heeft verbleven, de moeder werd overvraagd, is de kinderrechter niet gebleken.
De kinderrechter constateert echter ook dat deze ontwikkelingen nog pril zijn. De moeder heeft in het recente verleden nog keuzes gemaakt waarvan [minderjarige] negatieve gevolgen heeft ondervonden en waardoor er sprake was van een bedreiging in haar ontwikkeling. Het is goed dat de omstandigheden nu zijn verbeterd, maar op dit moment bestaat er nog onvoldoende vertrouwen dat de moeder deze positieve ontwikkeling ook zal kunnen volhouden. Ervan uitgaande dat deze positieve ontwikkeling zal worden voortgezet, acht de kinderrechter een thuisplaatsing over drie maanden mogelijk. De tussenliggende periode kan benut worden om de thuisplaatsing voor te bereiden en in de thuissituatie waar nodig aanvullende hulpverlening op te zetten die nodig is om aan de gesignaleerde problematiek te werken.
Gelet op het vorenstaande zal de kinderrechter de verzochte machtiging verlenen voor de duur van nog drie maanden, onder afwijzing van het meer of anders verzochte.

4.Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2005], in een accommodatie van een zorgaanbieder voor Licht Verstandelijk Gehandicapte Jeugdigen (LVG-zorg) met ingang van 10 oktober 2014 voor de duur van drie maanden, en derhalve tot 10 januari 2015;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.I.A. Bregonje, kinderrechter, en in het openbaar op 7 oktober 2014 uitgesproken in tegenwoordigheid van mr J. Verhey, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.