In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 9 oktober 2014, waarin hem werd gelast om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van zijn perceel te beëindigen, onder oplegging van een dwangsom van € 15.000,00. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoeker op grond van het vigerende bestemmingsplan was toegestaan om zijn perceel te gebruiken voor detailhandelsactiviteiten met ondersteunende horeca-activiteiten. Echter, op basis van diverse rapporten concludeerde verweerder dat het gebruik van het perceel in hoofdzaak gericht was op horeca-activiteiten, wat strijdig was met het bestemmingsplan.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de last onder dwangsom niet duidelijk en concreet was geformuleerd, waardoor verzoeker niet wist welke specifieke activiteiten hij diende te beëindigen om aan de last te voldoen. Dit gebrek aan duidelijkheid was in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd het besluit van 9 oktober 2014 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 974,- werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en concrete formuleringen in handhavingsbesluiten, zodat betrokkenen weten wat van hen wordt verlangd. De voorzieningenrechter heeft de zaak met zorg beoordeeld en de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij de rechtszekerheid voorop stond.