ECLI:NL:RBLIM:2014:10079

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
03/700573-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische overmacht als verweer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 november 2014, staat de verdachte terecht voor poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 september 2013 in Sittard-Geleen, waar de verdachte, in een emotionele opwelling, een slachtoffer met een mes in de rug stak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 28 februari 2014 en 10 november 2014 gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. I.T.H.L. van de Bergh. De officier van justitie beschouwde het primair tenlastegelegde als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich beriep op psychische overmacht, als gevolg van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en ADHD. De rechtbank heeft de verklaringen van deskundigen in overweging genomen, die concludeerden dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet volledig in staat was om zijn wil te bepalen op het moment van de daad, en dat hij handelde onder invloed van een zodanige psychische druk dat van hem niet kon worden verlangd dat hij weerstand bood aan de drang om te handelen. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, maar concludeerde dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, een belangrijke rol speelden in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700573-13
Datum uitspraak:
24 november 2014
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonend te [woonplaats 1] aan de [adres 1],
Raadsman is mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Op 28 februari 2014 heeft de rechtbank de onderhavige zaak behandeld tijdens een openbare terechtzitting. Bij tussenvonnis van 14 maart 2014 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropend en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting bepaald op een nader te bepalen datum en tijdstip. Het onderzoek ter terechtzitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 10 november 2014.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 februari 2014 en 10 november 2014. De rechtbank heeft op zowel op 28 februari 2014 als op 10 november 2014 gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake de verdenking dat:
hij op of omstreeks 22 september 2013 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] toen aldaar, meermalen, althans eenmaal (telkens) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens rug, in elk geval in diens (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 22 september 2013 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] toen aldaar, meermalen, althans eenmaal (telkens) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens rug, in elk geval in diens lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, op of omstreeks 22 september 2013 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), toen aldaar, opzettelijk meermalen, althans eenmaal (telkens) met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp in diens rug, in elk geval in diens lichaam heeft gestoken en/of gesneden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer] meermalen met een mes in de rug gestoken, hetgeen getuigt van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Hij baseert zijn standpunt op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden van de schermutseling die zich op 22 september 2013 heeft voorgedaan bij restaurant [naam restaurant] en de in het dossier gevoegde medische verklaring betreffende [slachtoffer].
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij zich met betrekking tot de bewezenverklaring zal refereren aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp 22 september 2013 was verdachte samen met [naam 1], [naam 2] en [naam 3] aanwezig in het Grieks restaurant “[naam restaurant]” te Geleen. [2]
Ook de heer [slachtoffer] was, samen met zijn echtgenote, hun twee minderjarige kinderen en een aantal vrienden in dit restaurant aanwezig. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij [naam 1] herkende als zijnde de dader van de diefstal van zijn auto. Hij is daarop naar [naam 1] toegelopen die met zijn vrienden aan een tafel zat. Nadat hij [naam 1] naar zijn naam had gevraagd, zei hij tegen [naam 1] dat hij mee naar buiten moest komen. [naam 1] stond op en liep met [slachtoffer] mee, waarbij [slachtoffer] voor [naam 1] uit het restaurant uitliep.
In het halletje van het restaurant voelde [slachtoffer] plotseling een duw in zijn rug. [slachtoffer] draaide zich daarna om en raakte in gevecht met [naam 1]. Er werd over en weer geslagen.
Volgens de verklaring van [slachtoffer] lag [naam 1] op enig moment op de grond en waren zij inmiddels op het terras van het restaurant terechtgekomen. De vriendin van [naam 1] ([naam 3]) was toen al toegesneld om beide partijen uit elkaar te halen. [3] [slachtoffer] zag dat toen hij op enig moment opkeek. Hij zag toen [naam 3] in het halletje staan. Uit schrik heeft hij haar een klap met de vlakke hand gegeven. [4] [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij op de achtergrond een lange jongen zag staan; dit was de jongen die bij [naam 1] aan tafel had gezeten. [slachtoffer] zag dat deze jongen zijn rechterhand omhooghield, waarmee hij een steakmes met scherpe punt en gekarteld lemmet van het restaurant vasthield. Toen voelde [slachtoffer] dat zijn rug nat werd. Hij realiseerde zich dat de jongen hem had gestoken. Hij heeft met zijn hand aan zijn rug gevoeld, keek daarna naar zijn hand en zag dat er bloed aan zat. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij driemaal is gestoken, want er zaten drie gaten in zijn T-shirt en drie wonden in zijn rug. Hij is meteen naar zijn auto gerend om naar het ziekenhuis te rijden. Hij voelde zich wegzakken en dacht dat hij doodging.
Na onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] éénmaal in de linker long is geraakt. Deze long zat vol bloed, dat er in het ziekenhuis is uitgehaald. Op 23 september 2013 zat er nog een drain in zijn long; uiteindelijk heeft hij 2,5 liter bloed verloren. [5]
In de geneeskundige verklaring betreffende het letsel van [slachtoffer] is vermeld dat hij een steekwond van ongeveer één centimeter links naast de wervelkolom in de borstkas had, waardoor ruim 1,5 liter bloed in de linker borstholte was gelopen, waarvoor een drainage is ingebracht. [slachtoffer] was in shock toen hij op de SEH kwam. De geschatte duur van de genezing bedraagt enkele weken. [6]
Naar aanleiding van het verzoek van de politie Limburg Zuid naar aanvullende gegevens betreffende het letsel van [slachtoffer] heeft forensisch geneeskundige F.J.A. Poettgens de internist-intensivist J.C. van Westreenen om aanvullende informatie verzocht. Deze heeft in antwoord op de vragen van Poettgens vermeld dat aan de rugzijde van [slachtoffer] een steekwond was ter hoogte van de achtste borstwervel aan de linkerzijde. Iets daarboven bevond zich een kleiner wondje ter hoogte van de zevende borstwervel aan de linkerzijde en er was een kraswond aan de linkerzijde van de nek. De steekwonden in de rug bevonden zich enkele centimeters van de wervelkolom.
Het interne letsel betrof een hematothorax links zonder pneumothorax. Dit betekent dat er een bloedophoping in de linker borstkasholte was zonder dat er sprake was van een klaplong. [7]
[naam 3] heeft verklaard dat zij iemand hoorde schreeuwen in het halletje van het restaurant, vlak nadat [naam 1] met een man de tafel in het restaurant had verlaten, waaraan zij met verdachte en zijn vriendin zaten te eten. Zij is naar het halletje gerend en zag dat [naam 1] half gebogen stond met zijn T-shirt over zijn hoofd. Zij wilde hem wegtrekken met één hand en met de andere hand de man wegduwen. Toen voelde zij dat de man haar sloeg. Zij had een warm en suizend oor van die klap. [8]
Van de vechtpartij zijn camerabeelden opgenomen. Ter terechtzitting heeft de rechtbank kennisgenomen van de relevante beelden. De rechtbank heeft waargenomen dat [slachtoffer] bij het tafeltje komt staan waaraan verdachte en zijn vrienden zitten, dat [naam 1] opstaat, dat beiden weglopen en dat even later de aanwezigen in het restaurant opkijken, omdat zij kennelijk iets horen. [naam 3], verdachte en zijn vriendin springen daarna op en lopen naar het halletje. Op de camerabeelden is niet te zien wat er in het halletje gebeurt. Vervolgens loopt een aantal personen vanuit het halletje van restaurant “[naam restaurant]” naar buiten en is te zien dat verdachte enkele stekende bewegingen maakt in de richting van de rug van het slachtoffer. Direct hierna is te zien dat het slachtoffer aan zijn rug voelt. De gebeurtenissen volgen elkaar zeer snel op. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat een onbekende man [naam 3] sloeg. Hij kreeg toen beelden van vroeger, van mishandelingen gepleegd door zijn vader en later door zijn stiefvader jegens zijn moeder, voor ogen, waarna het leek alsof hij werd “bestuurd”. Zijn volgende handelingen leken buiten hem om te gaan en hij heeft de man tweemaal gestoken met het mes, dat hij tijdens het eten in zijn hand had en dat hij niet op de tafel in het restaurant had achtergelaten alvorens naar het halletje te lopen waar kennelijk wat gebeurde. Hij had dit mes de hele tijd in zijn hand. [10]
Door [slachtoffer] met een mes in de rug te steken heeft verdachte gepoogd [slachtoffer] te doden. Door het steken in de rug, en in het bijzonder op de plaatsen waar verdachte dat heeft gedaan, heeft verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] dodelijk getroffen zou worden. Door in de rug van iemand te steken kunnen immers makkelijk vitale delen van het lichaam, zoals de longen, worden geraakt. Dat is in dit geval ook gebeurd. Dat [slachtoffer] niet overleden is aan zijn verwonding is een gelukkige omstandigheid, maar die is niet aan verdachte te danken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 september 2013 in de gemeente Sittard-Geleen ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] toen aldaar, meermalen, met een mes in diens rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
poging tot doodslag.
4.2
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting van 10 november 2014 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit het onderliggende dossier onvoldoende blijkt dat een vriendin van verdachte werd aangevallen. Een beroep op psychische overmacht of noodweerexces kan derhalve niet slagen. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering, ook indien dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling in een forensische kliniek.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat hij van mening is dat een drietal strafuitsluitingsgronden naar voren komt uit het dossier.
Primair beroept de raadsman zich op psychische overmacht. Hij verwijst daarbij naar het rapport dat door psycholoog drs. ’t Hoen over verdachte is opgemaakt en waarin onder meer is vermeld dat - zakelijk weergegeven - “de impulscontrole van betrokkene als gevolg van de ADHD reeds beperkt is, zodat hij bij een dergelijke heftige emotionele ontlading al helemaal niet bij machte is om zijn impulsen te controleren. Betrokkene was al met al op het moment van het tenlastegelegde onvoldoende in staat zijn gedragsalternatieven op een weloverwogen wijze af te wegen.”
De raadsman is van mening dat hieruit blijkt:
a. dat er sprake is van een van buiten komende drang, en
b. dat in redelijkheid niet van zijn cliënt kon en hoefde te worden gevergd dat hij aan deze drang weerstand bood.
Hij concludeert dat hiermee sprake is van psychische overmacht en dat zijn cliënt dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ter terechtzitting van 10 november 2014 heeft de raadsman in aanvulling hierop aangevoerd dat de ter zitting afgelegde deskundigenverklaringen van psychiater L.J.M. Dinjens en gezondheidspsycholoog drs. C. Moerland en de door hen opgemaakte rapportages bevestigen dat er sprake is van psychische overmacht.
Subsidiair is de raadsman van mening dat zijn cliënt een beroep op noodweerexces toekomt.
Uit de bewijsmiddelen kan immers worden afgeleid dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zowel [naam 1] als [naam 3]. Laatstgenoemde kreeg van aangever een klap tegen het hoofd. De raadsman acht het aannemelijk dat zijn cliënt de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als gevolg van het zien van de mishandeling van [naam 3] door aangever. Deze mishandeling veroorzaakte bij verdachte een hevige gemoedsbeweging die hem het verleden, waarin zijn moeder eerst door zijn vader en later door zijn stiefvader werd mishandeld, deed herbeleven. De raadsman verwijst voor het bestaan van deze hevige gemoedsbeweging naar de in het voorgaande door hem genoemde passage uit de psychologische rapportage.
De raadsman verzoekt subsidiair zijn cliënt te ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van noodweerexces.
Als derde strafuitsluitingsgrond beroept de raadsman zich op de ontoerekeningsvatbaarheid van zijn cliënt. De raadsman voert hiertoe aan dat zijn cliënt volgens psycholoog ’t Hoen niet volledig toerekeningsvatbaar was, omdat hij kort na de daad het wederrechtelijke daarvan inzag. Het feit dat zijn cliënt na het steekincident wist dat hetgeen hij had gedaan niet door de beugel kon, wil echter volgens de raadsman niet zeggen dat zijn cliënt tijdens het plegen van het feit wist waarmee hij bezig was. Gezien de door de psycholoog beschreven gemoedstoestand van depersonalisatie, waarin zijn cliënt ten tijde van het tenlastegelegde verkeerde, is het volgens de raadsman zeer goed mogelijk dat zijn cliënt op het moment waarop het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden volledig ontoerekeningsvatbaar was.
5.3
Het standpunt van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] om het leven te brengen. Dat is een ernstig strafbaar feit.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte voor zijn handelen niet gestraft mag worden.
Op het eerste gezicht lijkt een dergelijke uitkomst van de onderhavige strafzaak onacceptabel gezien het leed dat verdachte het slachtoffer heeft aangedaan. Echter, in het Nederlandse strafrecht is het feit dat iemand een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd op zich onvoldoende om die persoon te bestraffen. Een bijkomende tweede voorwaarde om een dader te straffen is dat de dader verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn strafbaar handelen. Een voorwaarde voor bestraffing van een dader is derhalve dat hij in enige mate in staat is geweest om zijn wil in vrijheid te bepalen waardoor van hem verlangd kan worden anders te reageren dan hij heeft gedaan.
Verdachte stelt dat hij niet over deze mogelijkheid beschikte. In het verleden heeft hij meermalen machteloos moeten toezien dat zijn vader en, later, zijn stiefvader zijn moeder mishandelde. Nu was hij weer getuige van een mishandeling van een vrouw, [naam 3], door een man, [slachtoffer]. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit aanzienlijke impact op verdachte heeft gehad en dat het voor verdachte moeilijk was om hier niet op te reageren.
Straffeloosheid kan echter alleen volgen als het voor verdachte redelijkerwijze onmogelijk was om anders te reageren dan hij heeft gedaan. Voor de beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank deskundigen geraadpleegd.
Door de psycholoog drs. T. ‘t Hoen is een psychologisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte. Van dit onderzoek heeft hij een rapport opgemaakt, gedateerd
20 december 2013. Dit rapport vermeldt, als beantwoording van de vragen – zakelijk weergegeven –:
Bij betrokkene is sprake van ADHD en (zeer vermoedelijk) van PTTS, bij een kwetsbare persoonlijkheidsdynamiek, zonder dat overigens kan worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM.
Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Het beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig, dat dat mede daaruit verklaard kan worden, op de volgende manier: Toen betrokkene er getuige van was dat de vriendin van zijn vriend werd geslagen door aangever, werd betrokkene sterk herinnerd aan/geconfronteerd met de mishandelingen door zijn vader en stiefvader in zijn jeugd, waar hij meermalen getuige van is geweest. De traumatische gevoelens hieromtrent heeft hij altijd weggestopt en afgesplitst en het lijkt erop dat door dit voorval deze jarenlange afgesplitste gevoelens plotseling en heftig naar de oppervlakte kwamen en leidden tot de agressieve impulsdoorbraak in de vorm van het tenlastegelegde feit. Bovendien is de impulscontrole als gevolg van zijn ADHD bij betrokkene reeds beperkt, zodat hij bij een dergelijke heftige emotionele ontlading al helemaal niet bij machte is om zijn impulsen te controleren.
Dit gebeurde in zekere mate.
Onderzoeker adviseert om betrokkene vanuit gedragskundig oogpunt als enigszins tot verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Voorts wordt in dit rapport onder het kopje “Forensisch psychologische beschouwing” geconcludeerd:
Betrokkene zag hoe de vriendin van zijn vriend door aangever werd geslagen. Betrokkene zou toen het gevoel hebben gehad dat zijn lichaam als het ware “werd bestuurd” (depersonalisatie) (…) Betrokkene was al met al op het moment van het tenlastegelegde onvoldoende in staat zijn gedragsalternatieven op een weloverwogen wijze af te wegen, ondanks dat mag worden aangenomen dat hij zich wel degelijk bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn handelen.
Na heropening van het onderzoek is door psychiater J.L.M. Dinjens en gezondheidspsycholoog drs. C. Moerland een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psychiater en gezondheidspsycholoog een rapport, gedateerd respectievelijk 30 juni 2014 en 3 juli 2014, opgemaakt.
In diens rapport merkt psychiater J.L.M. Dinjens onder meer het volgende op:
Er is sprake van PTTS en van ADHD, terwijl betrokkene een kwetsbare persoonlijkheidsorganisatie heeft. Hiervan was sprake op het moment dat het tenlastegelegde plaatsvond. Het beïnvloedde waarschijnlijk betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig, dat dat mede daaruit verklaard kan worden, op de volgende manier: Het is aannemelijk dat het mishandelende gedrag van aangever betrokkene met een schok herinnerde aan de mishandelingen van zijn moeder door zijn vader en stiefvader, waarvan hij als klein kind meermalen getuige is geweest (alsmede de hem zelf ten deel gevallen mishandelingen) en de dreigende suïcide door vader, waardoor hij is getraumatiseerd. Het heeft er alle schijn van dat hij daarmee gepaard gaande gevoelend (met name hevige angst- en woedegevoelens) middels psychische afweer langdurig uit zijn bewustzijn heeft gebannen en dat door dit voorval deze jarenlang uit het bewustzijn weggehouden gevoelens plotseling en in alle heftigheid naar de oppervlakte kwamen en hem als het ware “overspoelden”. Dit kan goed verklaren waarom hij op het betreffende moment de beleving had dat zijn lichaam van buitenaf werd bestuurd, wat vermoedelijk een toestand van depersonalisatie was, waarbij een forse vernauwing van het bewustzijn optreedt, hetgeen kan optreden bij een dergelijk “overspoeld” worden door emoties, bij een persoonlijkheidsconstellatie als die van betrokkene. Dit leidde vermoedelijk tot het hem ten laste gelegde feit. Hierbij zal ook de ADHD van invloed zijn geweest, omdat hij ten gevolge van die stoornis sowieso impulsiever handelt, omdat hij minder controle heeft over zijn impulsen. Anderzijds had hij van tevoren wel de intentie aangever te slaan, met het doel zijn vriend en vriendin te ontzetten.
Dit gebeurde in aanzienlijke mate.
De in het voorgaande genoemde factoren overziend, wordt geadviseerd betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het hem tenlastegelegde.
Betrokkene heeft gehandeld onder invloed van een psychische drang, gelet op de specifieke persoonlijkheidskenmerken (neiging tot affectisolatie, -afsplitsing en traumatisering) en gezien het atypische karakter van betrokkenes gedrag als reactie op hetgeen hij waarnam (c.q. de mishandeling door aangever), is het aannemelijk dat zijn gedrag in de delictsituatie in belangrijke mate werd bepaald door psychische drang en dat hij in sterke mate was beperkt in zijn keuzevrijheid van handelen. De bovenvermelde beperkingen van betrokkene in psychische zin (PTTS, ADHD, een kwetsbare persoonlijkheid met een relatief beperkte psychische draagkracht en impulscontrole), is het aannemelijk dat zijn psychische weerstandsvermogen in de delict situatie aanmerkelijk geringer was dan bij de meeste andere mensen het geval zou zijn geweest onder dergelijke omstandigheden. De wilsvrijheid waaronder betrokkene heeft gehandeld ten tijde van het gepleegde feit was in sterke mate beperkt. Het is aannemelijk dat de klap die het slachtoffer aan een vriendin van betrokkene gaf, die betrokkene zag, een hevige gemoedsbeweging bij betrokkene heeft veroorzaakt gelet op betrokkenes verleden en zijn geestesgesteldheid. Deze gemoedsbeweging kan het gebruikte geweld verklaren.
Psycholoog drs. C. Moerland beschrijft in diens rapport:
Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) met een chronisch beloop, ADHD van het gecombineerde type, in gedeeltelijke remissie en een (reactieve) depressieve stoornis met vitale kenmerken, matig van ernst. Ten tijde van het tenlastegelegde was er in ieder geval sprake van PTSS en ADHD. Het beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig, dat dat mede daaruit verklaard kan worden, op de volgende manier: Toen betrokkene zag dat de vriendin van zijn vriend door deze man werd geslagen, kwamen de jarenlange afgesplitste emoties in alle hevigheid naar boven. Betrokkene raakt vervreemd van zichzelf (depersonalisatie) waarin alle boosheid hem overspoelde en hij de controle over zichzelf verloor. Er was sprake van re-actualisatie van de psychotraumata uit het verleden. Vanuit deze gemoedstoestand heeft het tenlastegelegde zich afgespeeld. In zijn handelen werd hij in zeer sterke mate geleid door zijn traumatische verleden en de PTSS dientengevolge. Betrokkene heeft bovendien, als gevolg van zijn ADHD, al minder grip op zijn emoties en impulsen. Betrokkene heeft echter als gevolg van zijn eigenschap mensen te willen beschermen al sneller de neiging in een conflictsituatie te reageren met een “fight” (vechten i.p.v. vluchten) reactie. Dit gebeurde in sterke mate. Onderzoeker adviseert betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde – indien bewezen – als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gelet op de specifieke situatie, waarin hij werd geraakt in zijn achilleshiel (mishandeling
van vrouwen), waardoor zijn kwetsbaarheden (verdrongen affecten, zoals woede en onmacht), is het aannemelijk dat zijn gedrag in de delict situatie in belangrijke mate werd bepaald door psychische drang en dat hij in sterke mate was beperkt in zijn keuzevrijheid van handelen.
De psychische draagkracht c.q. weerbaarheid van betrokkene was in deze specifieke omstandigheden fors beperkt, als gevolg van zijn traumatische ervaringen uit het verleden en de vastgestelde stoornissen (PTTS en ADHD) en kwetsbaarheden in zijn persoonlijkheidsstructuur. Hierdoor was zijn wilsvrijheid in ernstige mate beperkt.
Het is aannemelijk dat de klap die het slachtoffer aan een vriendin van betrokkene gaf, die betrokkene zag, een hevige gemoedsbeweging bij betrokkene heeft veroorzaakt gelet op betrokkenes verleden en zijn geestesgesteldheid. Het is aannemelijk dat deze gemoedsbeweging het gebruikte geweld kan verklaren.
Ter terechtzitting van 10 november 2014 heeft de rechtbank de deskundigen Dinjens en Moerland bevraagd naar de mogelijkheid voor verdachte om aan de drang om [slachtoffer] met een mes te steken weerstand te bieden. In geen van de hierboven besproken rapporten wordt verdachte immers ontoerekeningsvatbaar beschouwt hetgeen lijkt te impliceren dat verdachte in ieder geval nog enigszins vrij was om zijn wil te bepalen. Voornoemde deskundigen hebben geantwoord dat zij het aannemelijk achten dat verdachte op het moment dat hij [slachtoffer] met zijn mes stak geen vrijheid had om zijn wil te bepalen. Zij beschouwen verdachte evenwel niet als volledig ontoerekeningsvatbaar omdat verdachte wel enige wilsvrijheid had onmiddellijk voorafgaand aan het toebrengen van de messteken. Op het moment dat hij deze steken toebracht kon echter in redelijkheid niet van hem worden verlangd dat hij aan de drang om aldus te handelen weerstand zou bieden. De deskundigen blijven bij hun conclusie dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank neemt die conclusie, gelet op de daarvoor gegeven onderbouwing, over. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank dus niet geheel ontoerekeningsvatbaar.
Op grond van de conclusies van de deskundigen is naar het oordeel van de rechtbank wel genoegzaam aannemelijk geworden dat de verdachte tot het bewezenverklaarde handelen is gekomen onder invloed van een zodanige van buiten komende drang, naar aanleiding van het slaan van [naam 3] door [slachtoffer], dat redelijkerwijs niet van deze verdachte te vergen was dat hij daaraan weerstand bood. Ook degene die behept is met een psychische stoornis kan in een situatie terechtkomen waarin naar sociaal ethische maatsteven van een overmatige psychische druk in de zin van overmacht sprake is. Weliswaar is een toetsing aan het weerstandsvermogen van de gemiddelde burger gebruikelijk, maar gelet op de vastgestelde stoornissen is de rechtbank van oordeel dat hier getoetst moet worden aan het door de psychische omstandigheden beperkte weerstandsvermogen van deze individuele verdachte. Het aanleggen van een andere maatstaf zou onvoldoende recht doen aan de persoon van verdachte.
Dit betekent dat de voor “schuld” aan het bewezenverklaarde vereiste wilsvrijheid bij de verdachte ontbrak, zodat hij niet strafbaar is voor het bewezenverklaarde en ter zake van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden.

6.De benadeelde partij

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is naar voren gebracht dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij dient dan niet-ontvankelijk te worden verklaard. Mocht de rechtbank verdachte niet ontslaan van alle rechtsvervolging dan dient een aantal posten te worden gematigd en een aantal te worden afgewezen. Ter zake een deel van de posten kan de benadeelde partij niet ontvangen worden, nu deze posten onvoldoende onderbouwd zijn.
6.3
het standpunt van de rechtbank
Door zijn vordering tot vergoeding van schade heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd in het geding. Hij vordert inzake het tenlastegelegde een vergoeding van
€ 40.485,09.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het primair bewezenverklaarde feit betreft een ernstig strafbaar feit. Een feit, dat niet alleen en in de eerste plaats voor het slachtoffer [slachtoffer], maar ook voor zijn gezin, grote gevolgen heeft gehad en nog immer heeft.
Uit hetgeen de heer [slachtoffer] en zijn raadsman ter zitting naar voren hebben gebracht werd pijnlijk duidelijk welke impact dit misdrijf op het leven van de heer [slachtoffer], zijn kinderen en zijn vrouw heeft. Hij, zijn vrouw en zijn kinderen zullen moeten leren leven met de gevolgen van een zeer ingrijpende gebeurtenis.
Het is voor de rechtbank begrijpelijk dat de heer [slachtoffer] een compensatie wil voor het leed dat hem is berokkenend. Nu de rechtbank echter komt tot een ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte, staat het bepaalde in artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering er echter aan in de weg, om de heer [slachtoffer] te ontvangen in zijn vordering.
De rechtbank begrijpt dat dit voor de heer [slachtoffer] en zijn gezin extra pijnlijk is, maar de rechtbank kan niet anders. De wet laat in deze strafzaak geen mogelijkheid open de heer [slachtoffer] toch een vergoeding toe te kennen ten laste van de verdachte voor het overkomen leed.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het primair bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte deswege niet strafbaar en ontslaat hem dientengevolge van alle rechtsvervolging;
benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], [adres 2], [woonplaats 2]
, in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 november 2014.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2440 2013103582 d.d. 16 oktober 2013 en het door de politie opgemaakte proces-verbaal, genummerd
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 februari 2014.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pagina 41 tot en met 44 van de doornummering.
4.Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 3 februari 2014 met procesverbaalnummer: PL2440-2013103582-39.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pagina 41 tot en met 44 van de doornummering.
6.De geneeskundige verklaring d.d. 24 september 2013, ingevuld door J.C. van Westreenen, internist-intensivist, pagina 48 van de doornummering.
7.De brief van F.J.A. Poettgens, Forensisch Geneeskundige, d.d. 12 november 2013 aan [verbalisant 2], Politie Limburg Zuid, Districtsrecherche Sittard, ongenummerd opgenomen in het dossier.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3], pagina 69 van de doornummering.
9.De camerabeelden betreffende de vechtpartij, map 13092201, bestand 203000010.avi en map 13092211, bestand 203000025.avi, alsook beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], pagina 86 van de doornummering.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 februari 2014.